ECLI:NL:RBNNE:2014:6701

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2014
Publicatiedatum
7 januari 2015
Zaaknummer
18.730298-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van het onderzoek in een strafzaak naar aanleiding van een verkeersongeval met dodelijke afloop

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 15 december 2014 besloten het onderzoek ter terechtzitting te hervatten in een strafzaak die voortvloeit uit een verkeersongeval dat plaatsvond op 27 maart 2014 te Balk. Bij dit ongeval was een mobiele graafmachine betrokken, bestuurd door de verdachte, en een fietster die hierbij om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat het eerdere onderzoek onvolledig was en dat er nader onderzoek door de politie noodzakelijk was, met name naar het zicht van de bestuurder van de graafmachine in een lange flauwe bocht. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.J. Sjoer, was aanwezig tijdens de zitting, waar het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

De tenlastelegging omvatte roekeloos rijgedrag van de verdachte, die als bestuurder van de graafmachine niet voldoende rekening had gehouden met de fietsster. De officier van justitie had veroordeling gevorderd voor het primair ten laste gelegde, met een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verkeersongevalsanalist concludeerde dat het ongeval waarschijnlijk te wijten was aan onvoldoende oplettendheid van de bestuurder, waarbij de inrichting van de graafmachine en het wegverloop een rol speelden. De rechtbank heeft besloten dat er cameraopnames gemaakt moeten worden vanuit de graafmachine om het zicht van de bestuurder te onderzoeken, zowel in een actieve als statische zithouding. Dit onderzoek is essentieel om te bepalen of de fietster zichtbaar was voor de bestuurder en in hoeverre de houding van de bestuurder invloed had op het zicht.

De uitspraak van de rechtbank luidde dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader te bepalen dag en uur, en dat de stukken in handen van het openbaar ministerie worden gesteld voor verder onderzoek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730298-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 december 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.J. Sjoer, advocaat te Ede.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 maart 2014 te [pleegplaats], gemeente De Friese Meren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (graafmachine of kraan), daarmede rijdende over de weg, [locatie], gaande in de richting van het centrum van [pleegplaats], zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend, -terwijl verdachte door de omvang/bouw/inrichting van het motorrijtuig deels
geen en/of verminderd zicht om het motorrijtuig heen had en/of het uitzicht voor verdachte naar voren werd beperkt door diverse onderdelen van het motorrijtuig, te weten een deel van de giek en/of op of aan de giek gemonteerde palletlepels en/of de voorste rechter raamstijl van de cabine- bij het naderen en/of het passeren van een op de rijbaan van genoemde weg in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsster, in plaats van die fietsster tijdig op te merken en/of tijdig en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende afstand te bewaren tot en/of voldoende rekening te houden met die fietsster, tegen die fietsster en/of haar fiets aan te rijden en/of te botsen, waardoor die fietsster (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 27 maart 2014 te [pleegplaats], gemeente De Friese Meren, als bestuurder van een voertuig (graafmachine of kraan), daarmee rijdende op de weg, [locatie], gaande in de richting van het centrum van [pleegplaats], -terwijl verdachte door de omvang/
bouw/inrichting van het voertuig deels geen en/of verminderd zicht om het voertuig heen had en/of het uitzicht voor verdachte naar voren werd beperkt door diverse onderdelen van het voertuig, te weten een deel van de giek en/of op of aan de giek gemonteerde palletlepels
en/of de voorste rechter raamstijl van de cabine-
bij het naderen en/of het passeren van een op de rijbaan van genoemde weg in dezelfde richting als verdachte rijdende fietsster, in plaats van die fietsster tijdig op te merken en/of tijdig en/of voldoende uit te wijken voor en/of voldoende afstand te bewaren tot en/of voldoende rekening te houden met die fietsster, tegen die fietsster en/of haar fiets is aangereden of gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden met een proeftijd van twee jaren.

Beraadslaging

Bij de beraadslaging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het onderzoek onvolledig is geweest en derhalve zal de rechtbank bevelen dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat.
Door een verkeersongevalsanalist van de politie is onderzoek gedaan naar de toedracht van het verkeersongeval. Hij heeft geconcludeerd dat het ongeval waarschijnlijk te wijten is aan onvoldoende oplettendheid door de bestuurder van de graafmachine. De inrichting van dat voertuig en het wegverloop hebben volgens hem bij het ontstaan van het ongeval vrijwel zeker een rol gespeeld. Het zicht vanuit de graafmachine op de weg, met name rechts voor, werd beperkt door een deel van de giek, de palletlepels en de rechterraamstijl. Door de naar rechts "wegdraaiende" rijbaan bleef de in dezelfde richting rijdende fietsster wellicht "opgesloten" in de door genoemde delen van de graafmachine gecreëerde "dode hoek". Bij een meer "actieve houding" ofwel het voortdurend wijzigen van gezichtspunt had de bestuurder wellicht een ongeval kunnen voorkomen, aldus de verkeersongevalsanalist. De verkeersongevalsanalist heeft zijn onderzoek onderbouwd met foto's. De foto's 21 t/m 23 geven een beeld van het zicht op het (direct) voor het voertuig liggende weggedeelte en de delen van de graafmachine welke een beperkende (zicht)factor vormden. Dit betreft een weergave in een statische toestand; een stilstaand voertuig en omgeving vanuit één gezichtspositie. Middels de foto's 24 en 25 is getracht een beeld te schetsen van een veranderd zicht bij een geringe beweging van het hoofd/camera naar links. Met name deze foto’s zijn door de verkeersongevalsanalist kennelijk gebruikt om de conclusie te onderbouwen dat de bestuurder van de graafmachine bij een meer actieve houding een ongeval had kunnen voorkomen.
Door de verdediging is onder meer gesteld dat de foto's 21 t/m 25 zijn genomen op een rechte weg en dat het hiervoor beschreven veranderd zicht door een beweging van het hoofd niet geldt wanneer men rijdt in een lange flauwe bocht naar rechts, zoals de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden. Bij een beweging van het hoofd naar links zou juist minder zicht zijn ontstaan, aldus de verdediging.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat hieromtrent door een verkeersongevalsanalist nader onderzoek wordt gedaan. Dit onderzoek dient plaats te vinden door het maken van cameraopnames vanuit een mobiele graafmachine, zoals verdachte op 27 maart 2014 bestuurde, op [locatie] te [pleegplaats], vanaf de rotonde tot de plaats van het ongeval met zowel een actieve als een statische zithouding van de bestuurder. De rechtbank wil zich door middel van camerabeelden een beeld kunnen vormen van het zicht vanuit de bestuurdersplaats van de graafmachine op specifiek het stuk weg waar het ongeval plaatsvond, dat wil zeggen het weggedeelte vanaf de rotonde tot aan de plaats van het ongeval. Daarbij is van belang of het zicht op dat specifieke weggedeelte en het zicht op een zich aldaar verplaatsende fietser vóór de graafmachine anders is bij een meer actieve houding (het naar links of rechts bewegen van het lichaam en/of het hoofd) en zo ja, in hoeverre dat het geval is. De rechtbank stelt zich het onderzoek aldus voor dat twee filmopnames worden gemaakt: één met een statische zithouding en één met een actievere zithouding, waarbij in beide gevallen sprake is van een fietser die zich voor de graafmachine voortbeweegt. Tevens dient te worden onderzocht of het mogelijk is dat bij een actieve zithouding van de bestuurder de fietster niet zichtbaar is geweest voor de bestuurder. Bij dit onderzoek dient rekening gehouden te worden met de verklaring van verdachte ter terechtzitting, dat hij door de rotonde en de kruising niet op volle snelheid van 38 kilometer per uur reed -hij was immers aan het optrekken- en dat hij op het moment van het ongeval ongeveer 30 kilometer per uur heeft gereden. De snelheid van de fietster is voor de rechtbank onbekend en daarom zal hiervoor van een gemiddelde snelheid van een fietster moeten worden uitgegaan.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Beveelt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader te bepalen dag en uur.
Stelt de stukken in handen van het openbaar ministerie, teneinde door een verkeersongevalsanalist nader onderzoek te doen verrichten, door het maken van cameraopnames vanuit een mobiele graafmachine, zoals verdachte op 27 maart 2014 bestuurde een en ander op een wijze zoals hierboven door de rechtbank is omschreven.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. L.G. Wijma en
mr. E.G.C. Groenendaal, rechters, bijgestaan door G.T. Zandstra-Alkema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 december 2014.
Mr. E.G.C. Groenendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Sikkema
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wijma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Zandstra-Alkema
locatie Leeuwarden,