Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[A],
1.[B],
ROMANA BREMER
[A],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord van de zijde van [B]
- de conclusie van antwoord van de zijde van de curator
- de conclusie van repliek, tevens houdende wijziging c.q. vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek, tevens houdende conclusie van antwoord inzake wijziging c.q. vermeerdering van eis van de zijde van [B]
- de conclusie van dupliek van de zijde van de curator.
2.De feiten
€ 24.986,39
3.De vordering
in de zaak onder zaak-/rolnummer C/17/131451 / HA ZA 13-390
infaillissement valt en voor 50%
buitenfaillissement valt (zodat ten aanzien van de laatste 50% geen sprake is van omslag van de faillissementskosten) of (zoals Postma subsidiair stelt) volledig
infaillissement valt (te weten
metomslag van de faillissementskosten).
bezwaard met een retentierecht- is aangewassen bij het deel van [A]. Het retentierecht was immers reeds - zoals hiervoor is overwogen - tenietgegaan ten gevolge van de opeising door de curator en de (instemmende) reactie daarop van de zijde van Postma.
rechtsgeldigeopeising door de curator. Vast staat dat de curator de onroerende zaak daadwerkelijk heeft opgeëist, zodat aan Postma de in artikel 60 lid 2 Fw bedoelde voorrang toekomt. Zoals Postma (punt 49 van de dagvaarding) terecht heeft gesteld, brengt de omstandigheid dat de curator - achteraf beschouwd - slechts de onverdeelde helft in de onroerende zaak had kunnen opeisen en niet de gehele onroerende zaak - en dus sprake was van een
niet rechtsgeldigeopeising - naar het oordeel van de rechtbank slechts met zich dat er problemen hadden kunnen ontstaan bij de verkoop en de overdracht van de onroerende zaak. Indien de curator op dat moment niet beschikkingsbevoegd was geweest over de gehele onroerende zaak, had Postma de haar op grond van artikel 60 lid 2 Fw toekomende voorrang niet kunnen effectueren. In het onderhavige geval hebben deze problemen zich echter niet verwezenlijkt. Als gevolg van de afstand van de huwelijksgemeenschap door [B], is het aan [B] toekomende deel van de huwelijksgemeenschap op grond van artikel 1:103 lid 2 BW aangewassen bij het aan [A] toekomende deel en is dat deel daarmee (alsnog) in het faillissement van [A] gevallen. De curator was ten tijde van de verkoop en de overdracht van de onroerende zaak dan ook volledig beschikkingsbevoegd daarover. Gelet op artikel 60 lid 2 Fw heeft Postma voorrang op de verkoopopbrengst van de gehele onroerende zaak - zij het mét omslag van de faillissementskosten - welke gehele onroerende zaak op grond van genoemd artikel door de curator is opgeëist en welke gehele onroerende zaak nadien door de curator rechtsgeldig is verkocht en geleverd aan een derde.
buitenfaillissement (te weten: zonder omslag van de faillissementskosten) - worden afgewezen. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt immers dat Postma daarop geen aanspraak kan maken.
volledigeverkoopopbrengst van EUR 292.500,00, kan worden erkend. De vordering zal in deze zin worden toegewezen, waarbij wordt opgemerkt dat Postma de voorrang als bedoeld in artikel 60 lid 2 Fw ten onrechte aanmerkt als een
voorrecht.
EUR 904,00(2 punten x tarief EUR 452,00)
buitenfaillissement (zonder omslag van de faillissementskosten).
EUR 4.000,00(2 punten x tarief EUR 2.000,00)
4.000,00(2 punten x tarief EUR 2.000,00)