ECLI:NL:RBNNE:2014:6657

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
30 december 2014
Zaaknummer
C18/152746/PR RK 14-437
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van alle rechters werkzaam bij de rechtbank Noord-Nederland

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 8 december 2014 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die gedaagde was in een civiele kort gedingprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend voorafgaand aan de zitting van de voorzieningenrechter op 9 december 2014, waarbij de verzoeker de gehele rechtbank had gewraakt. De wrakingskamer heeft in haar overwegingen de relevante juridische normen uiteengezet, waaronder artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet gericht was tegen de specifieke rechter die de zaak behandelde, maar tegen alle rechters van de rechtbank Noord-Nederland. Dit voldeed niet aan de formele vereisten voor een wrakingsverzoek zoals gesteld in artikel 36 Rv. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.

Aangezien het wrakingsverzoek niet aan de vereisten voldeed, heeft de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De procedure in de onderliggende zaak met zaak-/rolnummer C18/152262/KG ZA 14-326 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om deze beslissing onverwijld aan de partijen mee te delen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: C18/152746/PR RK 14/437
Datum beslissing: 8 december 2014
Beslissing op het verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) van
[naam],
wonende te[woonplaats],
verzoeker,
.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker is gedaagde in de (civiele) kort gedingprocedure van [naam] en verzoeker. De zaak is bij de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, bekend onder zaak-/rolnummer C18/152262/KG ZA 14-326.
1.2.
Voorafgaand aan de zitting van de voorzieningenrechter in kort geding van 9 december 2014, heeft verzoeker bij brief van 5 december 2014 de gehele rechtbank gewraakt.

2.Rechtsoverwegingen

2.1.
De wrakingskamer overweegt dat voor de beoordeling van wrakingsverzoeken de toepasselijke norm is gegeven in artikel 36 Rv en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese Hof voor de Rechten van de Mens daaromtrent ontwikkelde criteria.
2.2.
Artikel 36 Rv bepaalt dat op verzoek van een partij de rechter die een zaak behandelt kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 36 Rv/artikel 6 EVRM dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van haar/zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees dienaangaande objectief gerechtvaardigd is.
2.3.
Nu het wrakingsverzoek van verzoeker niet is gericht tegen de rechter die zijn zaak behandelt, maar tegen alle rechters die werkzaam zijn bij de rechtbank Noord-Nederland, is niet aan de formele vereisten voor een wrakingsverzoek als bedoeld in artikel 36 Rv voldaan, zodat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn wrakingsverzoek. Tot een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek wordt daarom niet overgegaan.
Beslissing
3.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
3.2.
bepaalt dat de procedure in de zaak met zaak-/rolnummer C18/152262/KG ZA 14-326 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3.3.
beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan partijen.
Deze uitspraak is vastgesteld en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2014 door
mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. M.W. de Jonge en mr. M. Griffioen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.