Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Procesverloop
2.Rechtsoverwegingen
mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. M.W. de Jonge en mr. M. Griffioen, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 8 december 2014 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van een verzoeker, die gedaagde was in een civiele kort gedingprocedure. Het verzoek tot wraking was ingediend voorafgaand aan de zitting van de voorzieningenrechter op 9 december 2014, waarbij de verzoeker de gehele rechtbank had gewraakt. De wrakingskamer heeft in haar overwegingen de relevante juridische normen uiteengezet, waaronder artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM).
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek niet gericht was tegen de specifieke rechter die de zaak behandelde, maar tegen alle rechters van de rechtbank Noord-Nederland. Dit voldeed niet aan de formele vereisten voor een wrakingsverzoek zoals gesteld in artikel 36 Rv. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn of haar aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen.
Aangezien het wrakingsverzoek niet aan de vereisten voldeed, heeft de rechtbank de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek. De procedure in de onderliggende zaak met zaak-/rolnummer C18/152262/KG ZA 14-326 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en de griffier is opgedragen om deze beslissing onverwijld aan de partijen mee te delen.