ECLI:NL:RBNNE:2014:6655
Rechtbank Noord-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van rechter in familiezaken met betrekking tot minderjarigen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 11 december 2014 een beschikking gegeven naar aanleiding van een wrakingsverzoek van een verzoekster in een familiekwestie. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.H. Arends, heeft de wraking aangevraagd van rechter mr. N.R. Boonstra, die eerder een voorlopig oordeel had gegeven over de belangen van de minderjarige dochter van partijen. De verzoekster stelde dat de rechter niet onpartijdig kon zijn, omdat zij al een oordeel had geveld in de voorlopige voorzieningenprocedure. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De verzoekster voerde aan dat de schijn van partijdigheid was gewekt, omdat de rechter in de voorlopige voorzieningenprocedure al een beslissing had genomen die invloed had op de bodemzaak. De wrakingskamer oordeelde echter dat het enkele feit dat een rechter een voorlopige voorziening heeft behandeld, niet automatisch leidt tot een gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid in de bodemzaak. De rechtbank benadrukte dat de aard van een voorlopige voorziening verschilt van die van een bodemprocedure en dat er bijkomende omstandigheden moeten zijn om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig is. De wrakingskamer heeft uiteindelijk het verzoek tot wraking afgewezen, met de beslissing dat de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.