ECLI:NL:RBNNE:2014:6577

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2014
Publicatiedatum
22 december 2014
Zaaknummer
18.730264-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Derde veroordeling voor belaging met gevangenisstraf en TBS

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die voor de derde keer werd veroordeeld voor belaging van hetzelfde slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die al eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, zich schuldig had gemaakt aan stelselmatige belaging en vernieling. De verdachte had gedurende een periode van meer dan een jaar herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, onder andere door het versturen van bedreigende en liefdevolle brieven, en had op 2 juli 2014 meerdere ruiten van een horecagelegenheid waar het slachtoffer werkte, kapotgeslagen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 120 dagen op, gelijk aan de duur van het voorarrest, en stelde de verdachte ter beschikking met de maatregel van dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende waarborg was dat de verdachte na een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de BOPZ terecht zou kunnen, gezien eerdere mislukte pogingen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de psychische impact op het slachtoffer en de complexe problematiek van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en andere geestelijke gezondheidsproblemen. De rechtbank nam de adviezen van deskundigen over en concludeerde dat de veiligheid van anderen de oplegging van de maatregel eiste. De vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen werden afgewezen, zodat de behandeling in de TBS-kliniek zo spoedig mogelijk kon beginnen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730264-14
vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/095665-13 en 18/730444-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 30 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende te [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 juni 2013 tot en met 2 juli 2014, te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen (te weten dat die [slachtoffer] een
relatie met verdachte zou aangaan en/of contact met verdachte zou opnemen), niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft verdachte in voornoemde periode
- ( stelselmatig) op zoek geweest naar die [slachtoffer] en/of is verdachte bij een of meerdere horecagelegen langsgelopen en/of vervolgens naar binnengegaan en aldaar zoekend rondgekeken naar die [slachtoffer] en/of
- voor het [café] waar die [slachtoffer] werkzaam is zitten wachten en/of
- ( op 2 juli 2014) meerdere ruiten van [café], waar die [slachtoffer] werkzaam is, (met een hamer) kapotgeslagen
en/of (stelselmatig) (liefdes)brieven gestuurd en/of bezorgd en/of afgegeven (in een of meerdere horecagelegenheden waar die [slachtoffer] werkt of heeft gewerkt) met (onder meer) de navolgende teksten:
- " Waarom zou ik je wat aan willen doen? Zou ik dat op m'n geweten willen hebben? Natuurlijk niet!!!!!!!!!!! Ik hou heel veel van jou [slachtoffer]."
- " ik ben immuun voor crimineel gedrag en jalouzie, maar als't om jou gaat ben ik wel een beetje jaloers. Je bent lief!!!! En je bent bloedmooi!!!"
- " [slachtoffer] ik moet je vriend maar van kant maken (crime of passion) nee hoor [slachtoffer], ik lul maar wat in de ronte. Moord met voorbedachte rade dan ben ik zeker weten voor levenslang, geen medelijden mee."
- " [slachtoffer], ik hoor't liever niet, maar als't dan toch nooit wat tussen jou en mij wordt, wil je dat dan een keer persoonlijk tegen me zeggen? en bedankt Love you 4-ever"
- " Hé [slachtoffer], ik ga nog lang niet dood, ik laat m'n lieve meisje nooit! in de steek!!"
- " [slachtoffer] ik hoop dat je me over de telefoon te woord wil staan, je bent geweldig."
- " [slachtoffer] lieve lieve meid, wil je me alsjebliefd opzoeken in de Marwei, ik wil je ontzettend graag zien."
- " Waarom zou ik je wat aan willen doen? Zou ik dat op m'n geweten willen hebben? Natuurlijk niet!!!! [slachtoffer] ik ga voor jou door't vuur!
- " [slachtoffer] je weet dat ik ontzettend veel van je hou. Ik zit in de FPK in Assen en ik wou je vragen of de me alsjebliefd wilt schrijven wat ik heb't heel moeilijk zonder jou.",
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 2 juli 2014 te Leeuwarden opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten van een pand ([café]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar] en/of [café], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, zijnde een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest tot de dag van de uitspraak;
- oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging vanwege overheidswege;
- afwijzing van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past met betrekking tot het ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL-2014054190-1, d.d. 23 mei 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer];
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL-2014054190-2, d.d. 23 mei 2014, inhoudende het relaas van [verbalisant] met daarbij gevoegd als bijlagen brieven die aan [slachtoffer] zijn gestuurd;
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL-2014070572-1, d.d. 2 juli 2014, inhoudende de verklaring van [eigenaar];
5. een uittreksels uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 9 september 2014.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 5 juni 2013 tot en met 2 juli 2014, te [pleegplaats], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[slachtoffer], met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, te weten dat die
[slachtoffer] een relatie met verdachte zou aangaan en contact met verdachte zou opnemen,
immers heeft verdachte in voornoemde periode
- stelselmatig gezocht naar die [slachtoffer] en is verdachte bij horecagelegenheden langsgelopen en vervolgens naar binnengegaan en aldaar zoekend rondgekeken naar die [slachtoffer] en
- voor het [café] waar die [slachtoffer] werkzaam is zitten wachten en
- op 2 juli 2014 meerdere ruiten van [café], waar die [slachtoffer] werkzaam is, met een hamer kapotgeslagen
en stelselmatig liefdesbrieven gestuurd en/of bezorgd en/of afgegeven in een of meerdere horecagelegenheden waar die [slachtoffer] werkt of heeft gewerkt met onder meer de navolgende teksten:
- " Waarom zou ik je wat aan willen doen? Zou ik dat op m'n geweten willen hebben? Natuurlijk niet!!!!!!!!!!! Ik hou heel veel van jou [slachtoffer]."
- " ik ben immuun voor crimineel gedrag en jalouzie, maar als't om jou gaat ben ik wel een beetje jaloers. Je bent lief!!!! En je bent bloedmooi!!!"
- " [slachtoffer] ik moet je vriend maar van kant maken (crime of passion) nee hoor [slachtoffer], ik lul maar wat in de ronte. Moord met voorbedachte rade dan ben ik zeker weten voor levenslang, geen medelijden mee."
- " [slachtoffer], ik hoor't liever niet, maar als't dan toch nooit wat tussen jou en mij wordt, wil je dat dan een keer persoonlijk tegen me zeggen? en bedankt Love you 4-ever"
- " Hé [slachtoffer], ik ga nog lang niet dood, ik laat m'n lieve meisje nooit! in de steek!!"
- " [slachtoffer] ik hoop dat je me over de telefoon te woord wil staan, je bent geweldig."
- " [slachtoffer] lieve lieve meid, wil je me alsjebliefd opzoeken in de Marwei, ik wil je ontzettend graag zien."
- " Waarom zou ik je wat aan willen doen? Zou ik dat op m'n geweten willen hebben? Natuurlijk niet!!!! [slachtoffer] ik ga voor jou door't vuur!
- " [slachtoffer] je weet dat ik ontzettend veel van je hou. Ik zit in de FPK in Assen en ik wou je vragen of de me alsjebliefd wilt schrijven wat ik heb't heel moeilijk zonder jou.",
terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan;
2.
hij op 2 juli 2014 te [pleegplaats] opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten van een pand, [café], toebehorende aan [eigenaar] en/of [café], heeft vernield, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. Belaging, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan;
2. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf, wegens een daaraan soortgelijk misdrijf, in kracht van gewijsde is gegaan..
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het stalken van een horecamedewerkster. Uit onder meer het uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister blijkt dat verdachte al twee keer eerder is veroordeeld voor belaging van hetzelfde slachtoffer. De laatste veroordeling was op 7 april 2014. Verdachte is toen veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met onder andere als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich diende te laten behandelen voor zijn verslavings-, gedrags- en persoonlijkheidsproblematiek. Terwijl verdachte in het kader van deze veroordeling in de P.I. Leeuwarden en in de FPA te Assen verbleef, is verdachte onverminderd doorgegaan met het sturen van brieven naar het slachtoffer. Direct na zijn vrijlating heeft verdachte het slachtoffer opnieuw gezocht door bij de horecagelegenheden in [pleegplaats] langs te lopen en binnen te gaan. Toen hij haar had gevonden, heeft hij onder meer getracht om daar brieven voor haar af te geven en heeft hij op een avond de ruiten van dit café kapotgeslagen.
Verdachte heeft door zijn handelen op een stelselmatige wijze een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn slachtoffer. Het slachtoffer heeft ook duidelijk weergegeven dat zij ontzettend bang is voor verdachte en hierdoor psychische klachten heeft gekregen.
In het dossier bevinden zich Pro Justitia rapportages van drs. D.T. van der Werf, psychiater, d.d. 8 februari 2014 en 19 september 2014 en van mw. drs. A. de Jong, GZ-psycholoog, d.d. 7 februari 2014 en 25 september 2014.
De rapporteurs hebben beide aangegeven dat er bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogen in de vorm van een lichte zwakzinnigheid en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Tevens is verdachte lijdende aan een ziekelijke stoornis in de zin van een autistische stoornis in combinatie met verslaving aan verschillende middelen en misbruik van alcohol.
Beide rapporteurs zijn van mening dat verdachte in ernstige, dan wel aanzienlijke mate verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank kan zich met deze conclusies verenigen en neemt deze over. Met de rapporteur acht de rechtbank verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
De deskundigen hebben aangegeven dat de kans op herhaling van soortgelijke delicten als hoog moet worden ingeschat. Verdachte moet volgens de deskundigen vanwege zijn complexe problematiek een intensieve klinische forensische psychiatrische behandeling ondergaan op een afdeling met een hoog beveiligingsniveau en een hoge zorgintensiteit. Omdat verdachte in het verleden onvoldoende duurzame medewerking aan behandeling heeft getoond en hij nog steeds een zeer twijfelachtige motivatie en probleembesef heeft, wordt een voorwaardelijke straf of maatregel ontoereikend geacht. Beide deskundigen hebben op grond van het voorgaande geadviseerd om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen.
Verslavingszorg Noord-Nederland heeft in haar rapport van 7 oktober 2014 aangegeven zich aan te sluiten bij het door de Pro Justitia rapporteurs gegeven advies.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, bij wie tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogen bestond zoals voornoemd, ter beschikking moet worden gesteld omdat:
- het onder 1. bewezenverklaarde het misdrijf omschreven in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht oplevert, en
- de veiligheid van anderen de oplegging van die maatregel eist, en
- de algemene veiligheid van personen de oplegging van die maatregel eist.
Hoewel verdachte het slachtoffer tot nu toe nooit fysiek heeft benaderd en er nog geen sprake lijkt te zijn van fysiek gevaar, is er wel degelijk sprake van gevaar voor de psychische gezondheid van het slachtoffer. De belaging is voor het slachtoffer, zoals zij zelf ook heeft aangegeven, een psychisch zware belasting, vindt al gedurende een lange periode en met grote regelmaat plaats en stopt zelfs niet op het moment dat verdachte gedetineerd is.
Uit vaste jurisprudentie blijkt dat gevaar voor de psychische gezondheid ook valt onder het zogenoemde voor het opleggen van een TBS vereiste gevaarscriterium (zie o.a. LJN:AU7080, HR 31 januari 2006).
De rechtbank neemt daarnaast in aanmerking de veelvuldigheid van voorafgegane veroordelingen wegens artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van hetzelfde slachtoffer.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat aan alle vereisten voor het opleggen van een TBS met dwangverpleging is voldaan, zoals is voorgeschreven in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is met de officier van justitie -en in tegenstelling tot de raadsman- van oordeel dat een TBS met dwangverpleging passend en geboden is. Er is onvoldoende waarborg dat verdachte na een onvoorwaardelijke gevangenisstraf via het traject van een rechterlijke machtiging in de BOPZ terecht kan. Eerdere pogingen hiertoe zijn immers ook nog niet gelukt.
De bewezen geachte vorm van belaging is niet aan te merken als een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De aan verdachte op te leggen TBS is daarom krachtens artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht beperkt tot een maximum van 4 jaren.
De rechtbank zal naast de maatregel van TBS met dwangverpleging een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan het voorarrest, zodat verdachte zo spoedig mogelijk kan starten met de behandeling in een TBS-kliniek.

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige strafkamer van 7 april 2014 en bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter van 9 augustus 2013, beide van de rechtbank Noord-Nederland, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- voorwaardelijke gevangenisstraffen van respectievelijk 1 maand en 2 weken.
De officier van justitie heeft bij vorderingen d.d. 17 september 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormelde vonnissen voorwaardelijk opgelegde straffen. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie afwijzing van deze vorderingen gevorderd.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. De hiervoor onder 1. en 2. bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal echter, zoals ook door de officier van justitie ter terechtzitting is gevorderd, beide vorderingen afwijzen omdat zij het wenselijk acht dat de behandeling in de tbs-kliniek zo spoedig mogelijk begint.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38e, 43a, 43b, 56, 285b en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/730444-13:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 7 april 2014.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/095665-13:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 9 augustus 2013.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2014.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Timmermans
locatie Leeuwarden,
de Vries-Haitsma

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730264-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 16 oktober 2014
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. J.Y.B. Jansen en mr. S. Timmermans, rechters, en
mr. E. de Vries-Haitsma, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. T.H. Pitstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de jongste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de jongste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
……
De jongste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 30 oktober 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.