Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[verdachte],
Tenlastelegging
Vordering officier van justitie
- afwijzing van de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 30 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die voor de derde keer werd veroordeeld voor belaging van hetzelfde slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die al eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten, zich schuldig had gemaakt aan stelselmatige belaging en vernieling. De verdachte had gedurende een periode van meer dan een jaar herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, onder andere door het versturen van bedreigende en liefdevolle brieven, en had op 2 juli 2014 meerdere ruiten van een horecagelegenheid waar het slachtoffer werkte, kapotgeslagen. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van 120 dagen op, gelijk aan de duur van het voorarrest, en stelde de verdachte ter beschikking met de maatregel van dwangverpleging. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende waarborg was dat de verdachte na een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de BOPZ terecht zou kunnen, gezien eerdere mislukte pogingen. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten, de psychische impact op het slachtoffer en de complexe problematiek van de verdachte, die lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis en andere geestelijke gezondheidsproblemen. De rechtbank nam de adviezen van deskundigen over en concludeerde dat de veiligheid van anderen de oplegging van de maatregel eiste. De vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen werden afgewezen, zodat de behandeling in de TBS-kliniek zo spoedig mogelijk kon beginnen.