ECLI:NL:RBNNE:2014:6522

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
C-17-136121 - FA RK 14-1263
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor paspoortaanvraag minderjarigen onder toezichtstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 3 december 2014 een beschikking gegeven inzake de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort voor twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die onder toezicht zijn gesteld. De vrouw, de moeder van de minderjarigen, heeft verzocht om deze vervangende toestemming, terwijl de man, de vader, zich hiertegen verzet. De rechtbank heeft eerder op 1 oktober 2014 de zaak pro forma behandeld en de betrokken partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten kenbaar te maken. De vrouw heeft haar verzoek gebaseerd op artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet, terwijl de man aanvoert dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek, omdat volgens hem alleen de gezinsvoogd, in dit geval de Stichting Bureau Jeugdzorg Friesland (BJZ), bevoegd is om een dergelijk verzoek in te dienen.

De rechtbank heeft overwogen dat zowel de ouders als de gezinsvoogd bevoegd zijn om een verzoek tot vervangende toestemming in te dienen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarigen onder toezicht zijn gesteld en dat de vrouw, ondanks de ondertoezichtstelling, bevoegd is om de vervangende toestemming aan te vragen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van de vrouw moet worden toegewezen, omdat het belang van de minderjarigen voorop staat. De rechtbank heeft geen concrete aanwijzingen gevonden dat de vrouw met de minderjarigen naar het buitenland wil verhuizen en heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarigen is om hen de mogelijkheid te geven om met hun moeder te reizen.

De rechtbank heeft daarom de verzochte vervangende toestemming verleend en verklaard dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beschikking is gegeven te Leeuwarden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/136121 / FA RK 14-1263

beschikking van de enkelvoudige kamer d.d. 3 december 2014,

inzake

[verzoekster],

wonende te [woonplaats A],
hierna ook te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.D. Nijenhuis, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

[verweerder],

wonende te [woonplaats B],
hierna ook te noemen: de man,
advocaat: mr. M.J. Buitenhuis, kantoorhoudende te Drachten.
Belanghebbende:
STICHTING BUREAU JEUGDZORG FRIESLAND,
gevestigd te Leeuwarden,
hierna ook te noemen: BJZ.

Procesverloop

Bij beschikking van deze rechtbank van 1 oktober 2014, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast moet worden beschouwd, is de zaak naar de zitting van 23 oktober 2014 verwezen voor een pro forma behandeling.
Bij de stukken bevinden zich:
- een brief van 7 oktober 2014 van BJZ;
- een bericht van 23 oktober 2014 van de zijde van de vrouw;
- een bericht van 23 oktober 2014 van de zijde van de man.
Ter zitting van 23 oktober 2014 is de zaak pro forma behandeld.

De beoordeling

De man heeft ter zitting van 23 oktober 2014 gesteld dat de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] (beiden geboren te [buitenland]) onder toezicht zijn gesteld en dat ingevolge artikel 36 van de Paspoortwet juncto artikel 1 lid 1 Wet op de Jeugdzorg, BJZ (de gezinsvoogd) bevoegd is de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een paspoort bij de rechtbank in te dienen. Gelet hierop is de man primair van mening dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar verzoek.
Bij beschikking van 1 oktober 2014 heeft de rechtbank BJZ in de gelegenheid gesteld haar visie met betrekking tot voormeld standpunt van de man kenbaar te maken.
Bij brief van 7 oktober 2014 heeft BJZ medegedeeld dat de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht zijn gesteld. Beide ouders zijn belast met het gezag en op grond van artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet zijn beide ouders bevoegd om vervangende toestemming voor een reisdocument aan te vragen. Ook BJZ kan op grond van artikel 36 lid 2 van de Paspoortwet, gedurende de kinderbeschermingsmaatregel, een verzoek tot vervangende toestemming bij de rechtbank indienen. Volgens BJZ gaat het hierbij om een kan-bepaling, beide ouders blijven daartoe eveneens bevoegd. Van belang is dat het in de onderhavige zaak niet gaat om het verkrijgen van een Nederlands reisdocument krachtens de bepalingen van de Paspoortwet, maar om de vervangende toestemming van de rechtbank om een paspoort te kunnen aanvragen. Een dergelijke vervangende toestemming valt onder de ouderlijke verantwoordelijkheid dan wel het ouderlijk gezag. BJZ is gelet op vorenstaande van mening dat de vrouw op grond van haar gezagspositie de vervangende toestemming kan vragen.
De vrouw heeft bij bericht van 23 oktober 2014 gesteld dat zij haar verzoek heeft gebaseerd op artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet. De vrouw meent dat zij daartoe bevoegd is, ook indien er sprake is van een ondertoezichtstelling. Het feit dat een gezinsvoogd (instelling) ook een dergelijk verzoek kan doen op basis van artikel 36 van de Paspoortwet maakt dit niet anders, aldus de vrouw.
De man stelt bij bericht van 23 oktober 2014, dat BJZ de bepalingen in artikel 36 van de Paspoortwet onjuist interpreteert. Volgens de man staat in artikel 36, lid 2 van de Paspoortwet dat "de rechter kan een verklaring van toestemming afgeven op verzoek van een Stichting als bedoeld in artikel 1, lid 1, van de Wet op de Jeugdzorg….". Hiermee wordt volgens de man geen alternatieve mogelijkheid tot het indienen van een verzoek geboden. Het woord 'kan' ziet op de rechter die de beslissingsbevoegdheid toekomt om al dan niet aan het verzoek gevolg te geven. Echter, het verzoek dient afkomstig te zijn van de Stichting. De wet biedt hierin geen keuzemogelijkheid, aldus de man. Gelet op vorenstaande handhaaft de man zijn primaire standpunt dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard moet worden in haar verzoek.
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 34 Paspoortwet, bepaalt -voor zover van belang- dat:
1. Bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming wordt overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent.
2. Indien bij gezamenlijke gezagsuitoefening een van de personen die het gezag uitoefenen, weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid, af te geven, kan deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen de beide personen beproeft.
Artikel 36 Paspoortwet, bepaalt -voor zover van belang- dat:
1. Bij de aanvraag ten behoeve van een minderjarige die onder toezicht is gesteld en jonger is dan zestien jaar, kan, indien één of beide personen die het gezag over de minderjarige uitoefenen, weigeren een verklaring van toestemming als bedoeld in artikel 34 eerste lid Paspoortwet af te geven, in plaats van die verklaring, een verklaring van toestemming van de bevoegde rechter worden overgelegd.
2. De rechter kan een verklaring van toestemming afgegeven op verzoek van een stichting als bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet op de jeugdzorg. De rechter geeft een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank is van oordeel dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek vervangende toestemming te geven tot het verkrijgen van een paspoort voor de minderjarigen. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank constateert dat de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht zijn gesteld. De rechtbank is van oordeel dat ingevolge artikel 36, lid 2 van de Paspoortwet de rechter een verklaring van toestemming kan afgeven op verzoek van een Stichting als bedoeld in artikel 1, lid 1 van de Wet op de Jeugdzorg, zijnde in het onderhavige geval BJZ.
De rechtbank is van oordeel dat naast de bevoegdheid van de ouders op grond van artikel 34, lid 2 van de Paspoortwet, artikel 36, lid 2 van de Paspoortwet, een aanvullende mogelijkheid is voor een Stichting als bedoeld artikel 1, onder f van de Wet op de jeugdzorg, om een verklaring van toestemming aan de bevoegde rechter te vragen. Immers indien de ouders niet willen meewerken aan een aanvraag voor een paspoort, indien de minderjarige(n) onder toezicht is (zijn) gesteld, heeft in dit geval BJZ, de mogelijkheid de rechter te verzoeken een verklaring van toestemming af te geven. Deze aanvullende mogelijkheid betekent niet dat de ouders dan niet meer een dergelijk verzoek kunnen indienen. Naar het oordeel van de rechtbank blijft de mogelijkheid van de ouders op grond van artikel 34, lid 2 van de Paspoortwet bestaan.
Nu de rechtbank de vrouw ontvankelijk acht in haar verzoek komt de rechtbank toe aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de vrouw toegewezen moet worden. De rechtbank heeft hierbij overwogen dat de minderjarigen niet de dupe mogen worden van de weigerachtige houding van de man. Niet gebleken is van concrete aanwijzingen dat de vrouw met de minderjarigen naar [het buitenland] wil verhuizen. De vrouw is in Nederland geworteld, is hier inmiddels afgestudeerd en is werkzoekende. Verder is gebleken dat het belang van de minderjarigen zich er niet tegen verzet om met de vrouw naar het buitenland te reizen. Derhalve zal de rechtbank, in het belang van de minderjarigen, de verzochte vervangende toestemming verlenen.
De rechtbank beslist als volgt.

Beslissing

De rechtbank:
verleent vervangende toestemming tot afgifte van een paspoort ten behoeve van de minderjarigen [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] te [buitenland] en [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] te [buitenland];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. P.R. Tjallema, lid van de kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 3 december 2014 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 433)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier.