ECLI:NL:RBNNE:2014:6510

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
11 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
18.730338-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling met een mes in Súdwest-Fryslân

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 31 augustus 2014 in Súdwest-Fryslân een persoon met een mes heeft verwond, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 11 december 2014 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. J. Deenen, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en bedreiging. Tijdens de zitting op 27 november 2014 werd de verdachte geconfronteerd met getuigenverklaringen die zijn betrokkenheid bij de mishandeling bevestigden. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte het slachtoffer met een mes in de bovenarm had gestoken, wat resulteerde in letsel en pijn voor het slachtoffer. De rechtbank achtte het primair ten laste gelegde niet bewezen, maar het subsidiair ten laste gelegde, namelijk mishandeling, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de intentie om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met inachtneming van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd, waaronder de invloed van alcohol op de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730338-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 11 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. Deenen, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 31 augustus 2014 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente
Súdwest-Fryslân, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], althans die persoon, met een mes,
althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens bovenarm, althans in
het lichaam, heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 31 augustus 2014 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente
Súdwest-Fryslân, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de bovenarm,
althans in het lichaam, heeft gestoken,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 31 augustus 2014,
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Súdwest-Fryslân,
[slachtoffer], althans een persoon, heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer], althans die persoon,
dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb genoeg lef om je neer te steken" en/of
"Ik maak je dood" en/of "Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende
aard en/of strekking, (zulks terwijl, hij, verdachte een mes in zijn hand[en]
heeft gehouden, duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer], althans die
persoon, en/of waarbij hij, verdachte, een zogenaamde snijbeweging langs zijn
keel/hals heeft gemaakt).
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar.

Beoordeling van het bewijs

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1. primair en het onder 1. subsidiair ten laste gelegde een algehele vrijspraak bepleit. De raadsman is van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de stelling dat verdachte het slachtoffer heeft gestoken. De daartoe verrichte aangifte en afgelegde getuigenverklaringen zijn daarover niet duidelijk en niet geloofwaardig. Verdachte heeft, toen hij viel, het slachtoffer per ongeluk met een mes geraakt. Het opzet dan wel het voorwaardelijk opzet op het toebrengen van (zwaar) lichamelijk letsel ontbreekt, zodat verdachte op die gronden dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aan verdachte is onder 1. primair, voor zover van belang, ten laste gelegd dat hij "ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer], althans die persoon, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens bovenarm, althans in het lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid".
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer met een mes in diens bovenarm heeft gestoken. Gelet op de aard van die gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, staat voor de rechtbank onvoldoende vast dat de verdachte met het steken in de bovenarm van het slachtoffer het opzet heeft gehad, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Verdachte dient derhalve vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde.
Voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling is vereist dat het opzet van verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het toebrengen van letsel dan wel pijn. Er is voorwaardelijk opzet op lichamelijk letsel aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of de gedraging van verdachte die aanmerkelijke kans in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht.
Verdachte heeft erkend dat hij het slachtoffer met een mes heeft geraakt maar ontkent dat hij het slachtoffer heeft gestoken.
De rechtbank is echter van oordeel dat op grond van na te noemen bewijsmiddelen, te weten de verklaring van aangever, de verklaringen van de [getuige 1] en [getuige 2], de processen-verbaal van bevindingen alsmede de resultaten van het DNA-onderzoek, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het slachtoffer met een mes heeft gestoken.
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Met betrekking tot feit 2. heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de getuigenverklaringen onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn nu het slachtoffer buiten stond en de overige getuigen de Slowaakse taal niet verstaan.
De rechtbank is het volgende van oordeel. Uit het proces-verbaal van politie blijkt niet in welke taal de bedreigingen zijn geuit. Voorts zijn uiteenlopende getuigenverklaringen afgelegd over de precieze bewoordingen daarvan. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij in zijn moedertaal, het Slowaaks, heeft gescholden en dat de getuigen die taal niet verstaan. Verdachte zal, op grond van het bovenstaande, wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder 2. ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1.De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014095616-PV-003, gesloten op 7 oktober 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1.1.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014095616-1, d.d. 31 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben hier om aangifte te doen van poging tot zware mishandeling. Ik was vandaag 30 augustus 2014 aan het praten met mijn baas van het werk. Hij heeft meer gedronken dan ik deed. Hij vertelde over het werk en over een collega. Hij was dronken en toen heeft hij een mes meegenomen en heeft mij geprobeerd neer te steken.
V: Je vertelt ik was vanmiddag met mijn baas van het werk. Wie is dat.
A: Hij heet [verdachte]. Hij heeft een Poolse naam. Ik weet niet hoe hij verder heet.
V: Waar was je met [verdachte] aan het praten?
A: Dat was in de kamer van ons huis aan de [straatnaam].
Hij pakte het mes. Hij kwam achter mij aan met het mes. Ik heb hem geduwd en ik ben naar buiten gegaan. Ik ging door de deur. Ik heb hem aan de buitenkant dicht gedaan.
V: Waar stond [verdachte] toen hij jou stak?
A: Hij stond voor mij.
V: Wat voor beweging maakte hij met het mes.
A: Hij stak met een zijdelingse beweging het mes naar mij toe. Hij raakte mij toen
met het mes in mijn linker bovenarm.
V: Als hij met een boog buitenom steekt hoe kan het dan dat de verwondingen aan de
binnenkant zitten?
A: Ik ben niet blijven staan ik heb geprobeerd hem te ontwijken. Ik heb hem geduwd. Ik weet niet precies hoe ik dat deed. Ik deed dat, zodat ik kon vluchten. Ik ben gevlucht door een dubbele deur met ramen. Ik heb de deur achter mij dicht gedaan.
V: Hoe is het nu met je verwondingen?
A: Ik heb twee schrammen en een steekwondje. De steekwond doet mij pijn. De andere
wonden niet.
V: Ik heb begrepen dat de ambulance ter plaatse is geweest?
A: Ja dat klopt. Zij hebben de wonden verzorgd. Ze hebben hechtpleisters over de steekwond gedaan zodat de wond dicht blijft.
1.2.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014095616-15, d.d. 31 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Ik begrijp dat u mij gaat horen over een steekpartij van afgelopen nacht, zondag 31 augustus 2014. Ik kan u daar het volgende over vertellen.
V: Hoe laat gebeurde het gisteravond?
A: Rond half 1. De nacht van zaterdag op zondag. Ik was om half 12 thuis gekomen met de taxi. En het gebeurde toen een uur later.
1.3.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014095616-29, d.d. 6 september 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Vanaf hier is het een ander pv te weten 2014095616-29, d.d. 6 september 2014 ….
V: U heeft verklaard dat u zag dat [verdachte] aan het steken was. Kunt u dat verder omschrijven hoe dat ging. Wat zag u precies?
A: Ik zag dat [verdachte] een vleesmes in zijn rechter hand vast hield en daarmee twee keer een stekende beweging naar het bovenlichaam van [slachtoffer] maakte. [slachtoffer] reageerde snel door zijn bovenlichaam weg te draaien, maar ik zag dat hij wel in zijn linker bovenarm werd geraakt door het mes. Daarna rende [slachtoffer] dus snel de woonkamer uit via de tuindeur naar buiten.
1.4.
een ambtsedig proces-verbaal, nummer 2014095616-11, d.d. 31 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:
[verdachte] heeft van alles gedronken en werd toen van het ene naar het andere moment agressief. [verdachte] ging bij [slachtoffer] aan tafel zitten. [verdachte] legde het mes neer op tafel en begon weer ruzie te zoeken met [slachtoffer]. Toen stootte [verdachte] een glas van tafel. Dit glas rolde helemaal naar een stoel bij een andere tafel. [verdachte] stond op, pakte een mes en stak [slachtoffer]. [slachtoffer] heeft hem wel een paar keer geslagen als verdediging. [slachtoffer] rende vervolgens naar buiten en probeerde de deur tegen te houden.
1.5.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2014095616-2, d.d. 31 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op zondag 31 augustus 2014 omstreeks 01:32 uur kregen wij het verzoek van de Meldkamer
Noord-Nederland om te gaan naar de [straatnaam] in [pleegplaats].
Wij zagen dat achterin de kamer een man op een stoel zat die behoorlijk bebloed was. Wij zagen dat er bloed zat op zijn hals, linkerarm en linkerbeen. Verder zagen wij nogal wat bloedsporen op de vloer van de kamer. Wij hoorden de bewoners vertellen dat hij gestoken was met een mes. Degene die hem gestoken had, zou boven op bed liggen slapen.
We begrepen van de bewoners dat het slachtoffer, die later bleek te zijn: [slachtoffer], ruzie kreeg met de verdachte, die later bleek te zijn: [verdachte]. Mede gezien het feit dat er alcohol in het spel was geweest, escaleerde de ruzie. [verdachte] had ineens een mes opgepakt dat op tafel lag en had [slachtoffer] in zijn arm gestoken. Ons werd verteld dat [verdachte] het mes op de grond had gegooid en toen naar boven was gegaan.
Inmiddels waren ook de hondengeleider [verbalisant 1] en de [chef van dienst] ter plaatse. Deze hebben de verdachte [verdachte] boven in zijn slaapkamer op
heterdaad aangehouden. De collega [verbalisant 2] en ik waren hierbij op de achtergrond aanwezig. Ik zag dat de verdachte lag te slapen op zijn bed en dat hij wat bloed had bij zijn hals en op zijn voet.
1.6.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2014095616-8, d.d. 31 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op zondag 31 augustus 2014, omstreeks 1:15 uur kregen wij een melding van
Meldkamer Noord Nederland, [straatnaam] te [pleegplaats].
Wij, zijn via de toegangsdeur de boerderij, [straatnaam], binnen gekomen. Vanuit hier kwamen wij in een hal. Wij werden gewezen naar links. Hier kwamen wij in een grote gezamenlijke ruimte. In deze ruimte bevonden zich meerdere personen. Aan het einde van deze ruimte zagen wij dat op een stoel een man zat, wie naar later bleek te zijn genaamd [slachtoffer].
Wij zagen dat [slachtoffer] bloed op zijn armen, kleding en onderlichaam had. Wij zagen dat deze persoon een snijwond aan de linkerzijde van zijn bovenarm had zitten. Wij zagen dat er ook een gaatje in de mouw van zijn shirt zat. Tevens zagen wij, dat er op de vloer verschillende bloedsporen aanwezig waren. Dit spoor liep richting het aanrecht van de keuken. Tevens zagen wij dat er een bloedspoor liep naar een openslaande deur. Wij, zagen dat er op de klink van deze deur bloed zat. Deze deur geeft vanuit de gezamenlijke ruimte toegang tot de tuin.
Wij hoorden dat [getuige 2] getuige was geweest van een steekpartij. Ik, [verbalisant 2] hoorde haar in het Engels zeggen: 'Ik heb gezien wat er gebeurd is, er is ruzie geweest en er is met een mes gestoken door [verdachte]'. Verder hoorde ik, [verbalisant 3], dat [getuige 1] getuige was geweest. [getuige 1] maakte mij in gebrekkig Duits duidelijk dat het volgende gebeurd was: Dat [verdachte] en [slachtoffer] samen aan een tafel zaten. Zij kregen ruzie. Dat [verdachte] hierop een mes, welke op de tafel lag waar zij aan zagen, pakte. Dat [verdachte] hiermee in de bovenarm van [slachtoffer] stak. Dat [slachtoffer] dit niet gelijk doorhad en zich verdedigde door [verdachte] te slaan. Hierna vluchtte [slachtoffer] door een openslaande deur naar buiten en drukte hij deze deur achter zich dicht.
1.7.
een ambtsedig proces-verbaal van sporenonderzoek, nummer 2014095616-13, d.d. 2 oktober 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Op zondag 31 augustus 2014, vanaf circa 02:30 uur heb ik een onderzoek ingesteld in het cellencomplex in het bureau van politie, Moleneind ZZ 77 te Drachten. Bij mijn komst ter plaatse waren arrestantenverzorgers bezig met het insluiten van [verdachte]. De door [verdachte]gedragen kleding en schoenen waren door hen veiliggesteld in afzonderlijke papieren zakken, die mij voor nader onderzoek ter beschikking werden gesteld.
Op de volgende plaatsen op het lichaam van [verdachte] werden bloedsporen aangetroffen, die door mij zijn bemonsterd:
- links in de hals
- nagel linker duim
- bovenzijde rechter ringvinger
- linker handpalm onder de duim
Op mijn verzoek heeft collega [verbalisant 4] op zondag 31 augustus 2014 een nader onderzoek ingesteld aan de kleding (grijze joggingbroek en wit hemd) en schoenen van [verdachte] Bij dit onderzoek werden door [verbalisant 4] op diverse plaatsen op de joggingbroek en het hemd bloedsporen aangetroffen, die door hem zijn bemonsterd. Van het bemonsteren van [verdachte] en het onderzoek aan zijn kleding en schoeisel is door [verbalisant 4] en mij, onder nummer 2014095616-12 een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt, dat als bijlage hierbij wordt gevoegd.
Onderzoek [slachtoffer]
Op zondag 31 augustus 2014, omstreeks 04:30 uur, heb ik, in het bureau van politie te Sneek de verwondingen aan de linker bovenarm van slachtoffer [slachtoffer] fotografisch vastgelegd en opgemeten (Foto's 12 t/m 14). Ik zag dat [slachtoffer] op zijn linker bovenarrn twee verwondingen had. De bovenste verwonding betrof een nagenoeg horizontaal lopende
oppervlakkige streepvormige scherprandige verwonding met een lengte van circa 28 mm.
De onderste verwonding was een eveneens nagenoeg horizontaal lopende streepvormige
verwonding van circa 20 mm. breed. Deze verwonding was door ambulancepersoneel
afgeplakt met drie smalle stroken tape. Kennelijk was deze verwonding iets dieper dan de andere verwonding.
Vanaf één van de uiteinden van deze verwonding liep schuin naar beneden een oppervlakkige streepvormige verwonding, die circa 60 mm. lang was. Genoemde verwondingen zijn kennelijk ontstaan door steken, snijden c.q. krassen met
een scherp voorwerp, zoals bijvoorbeeld een mes. Voorts werd door mij een afdruk gemaakt van de rechter handpalm van slachtoffer [slachtoffer].
Afname referentiemonsters wangslijm [verdachte] en slachtoffer [slachtoffer]
Op dinsdag 9 september 2014, omstreeks 10.00 uur, is door forensisch assistent
[verbalisant 5] een monster wangslijm afgenomen van [verdachte] (RABC8956NL).
Op dinsdag 9 september 2014, omstreeks 13.30 uur, is door forensisch assistent
[verbalisant 6] een monster wangslijm afgenomen van slachtoffer [slachtoffer] (RABB6985NL).
Vergelijkend dactyloscopisch onderzoek
Op zondag 31 augustus 2014 heb ik een vergelijkend onderzoek ingesteld tussen:
A. het dactyloscopisch spoor, voorzien van SIN: AAG01208NL, aangetroffen op de ruit
van de rechter deur van de dubbel openslaande deuren aan de achterzijde van
perceel [straatnaam] te [pleegplaats],
B. afdruk van de rechterhandpalm (AAG01209NL) van aangever [slachtoffer].
Bij deze vergelijking bleek mij dat er minimaal 12 punten van overeenkomst (typica)
waren tussen het onder A. genoemde spoor en de onder B. genoemde afdruk.
Onverklaarbare dactyloscopische verschilpunten waren niet aanwezig.
Het onder A. genoemd handpalmspoor kan hierdoor worden geïndividualiseerd op de
afdruk van de rechterhandpalm van aangever [slachtoffer].
Interpretatie aangetroffen sporenbeeld
De hiervoor genoemde individualisatie en de in de woning aangetroffen situatie, met name de aangetroffen bloedsporen passen zeer goed bij de ontvangen informatie,
-dat het incident is begonnen in de gemeenschappelijke ruimte, ter hoogte van het tafeltje waar een asbak op de vloer was gevallen,
- dat het slachtoffer vervolgens gewond (bloedend) via de openslaande deuren aan de achterzijde van het pand naar buiten is gevlucht,
- het slachtoffer deze deur van buitenaf heeft dicht gedrukt om te voorkomen dat [verdachte] bij hem kon komen,
- het slachtoffer nadien de ruimte weer heeft betreden en naar de spoelbak in de keuken is gelopen,
- het slachtoffer vervolgens is gaan zitten op een stoel in de nabijheid van de plaats waar het incident was begonnen
DNA-onderzoek Nederlands Forensisch Instituut/Verilabs
De volgende sporen en monsters wangslijm zijn voor DNA-onderzoek verzonden naar het
Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Den Haag
SIN SOORT SPOOR PLAATS AANTREFFEN
AAGW7370NL Bloedbemonstering Linker handpalm [verdachte]
AAGW7371NL Bloedbemonstering Nagel linkerduim [verdachte]
AAGW7372NL Bloedbemonstering Bovenzijde rechter ringvinger [verdachte]
AAGW7377NL Bloedbemonstering Voorzijde linker schouderbandje hemd [verdachte]
RABB6985NL Monster wangslijm Slachtoffer [slachtoffer]
RABC8956NL Monster wangslijm [verdachte]
1.8.
een ambtsedig proces-verbaal van sporenonderzoek, nummer 2014095616-12, d.d. 31 augustus 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:

Nader onderzoek kleding verdachte

Op verzoek van [collega], werden door mij verbalisant [verbalisant 4] op zondag 31
augustus 2014 omstreeks 11.30 uur, de veiliggestelde kleding van de verdachte, in een onderzoeksruimte in het bureau van de Forensische Opsporing te Drachten, gefotografeerd en onderzocht op de aanwezigheid van bloed.
De kleding te weten een paar schoenen, een grijze joggingbroek en een wit hemd, waren
alle afzonderlijk verpakt in papieren zakken.
Ik zag dat de joggingbroek op meerdere plaatsen, en met name aan de achterzijde bebloed was. Zowel aan de voorzijde als aan de achterzijde werd door mij één van de bloedvlekken bemonsterd. Op de beide schoenen werden door mij visueel geen bloedsporen waargenomen. Het door de verdachte gedragen hemd vertoonde aan de voorzijde een aantal bloedsporen. Ter hoogte van de boord aan de onderzijde zag ik een grotere bloedvlek. Deze werd door mij bemonsterd. Op het schouderbandje aan de linkervoorzijde van het hemd zag ik een bloedspatpatroon van kleine bloedspatjes zitten (Foto 1). Dit was een bloedspatpatroon hetgeen past in het beeld van slaan in bloed of slaan met bebloede handen. Ook dit spatpatroon werd door mij bemonsterd.
2.Een deskundigenrapport afkomstig van Verilabs, kenmerk 20144490, d.d. 4 november 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
4. Ontvangen materiaal
De in dit rapport beschreven analyses hebben betrekking op de onderstaande materialen.
Tabel 1: Ontvangen materiaal
Identiteitszegel Materiaal Sample code DNAnr.
RABB6985NL#01 DNA-profiel van [slachtoffer], - -
geb. 22-jun-1987 2014
AAGW7370NL#BC0l bemonstering handpalm Li 6197 3776
onder duim van verdachte
AAGW7371NL#BCOI bemonstering nagel li duim 6198 3777 AAGW7372NL#BCOI bemonstering bovenzijde re 6199 3778
ringvinger van verdachte
AAGW7377NL#BCOl bemonstering 6200 3779
schouderband li voor
5. Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek
AAGW7370NL#BCOl bemonstering handpalm li onder duim
AAGW7371NL#BCOl bemonstering nagel li duim
AAGW7372NL#BCOl bemonstering ringvinger re boven
AAGW7377NL#BCOl bemonstering schouderband li voor

6. Resultaten en conclusies

Tabel 2 Samenvatting resultaten
SIN DNA concentratie Bloed/Celmateriaal Berekende
in ng/ul kan afkomstig zijn van frequentie in bevolking
AAGW7370NL#BC0l 0,6250 Minimaal 2 personen CPI = 1,5
bemonstering handpalm waaronder [slachtoffer] miljard
li onder duim (RABB6985NL#01)
AAGW7371NL#BC0l 1,1300 Minimaal 2 personen, CPI = 1,5
bemonstering nagelli duim waaronder [slachtoffer] miljard
(RABB6985NL#01)
AAGW7372NL#BC0l 0,4830 Minimaal 2 personen, CPI = 1,5
bemonstering ringvinger re waaronder [slachtoffer] miljard
boven (RABB6985NL#0l)
AAGW7377NL#BC0l 0,0610 [slachtoffer] Kleiner dan 1
bemonstering (RABB6985NL#01) DNA- miljard voor schouderband li voor hoofdprofiel DNAprofiel

AAGW7370NL#BCOl bemonstering handpalm li onder duim

AAGW7371NL#BCOl bemonstering nagel li duim
AAGW7372NL#BCOl bemonstering ringvinger re boven
Van het bloed/celmateriaal in deze bemonsteringen is een DNA-meng profiel verkregen van twee personen, waaronder minimaal één man.
De DNA-kenmerken van [slachtoffer] (RABB69BSNL#01) komen ook voor in het DNA-mengprofiel. Het bloed/celmateriaal bevat dus voor een deel DNA dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] (RABB698SNL#01).
De kans dat de DNA-kenmerken van een willekeurig gekozen persoon voorkomen in dit DNA-mengprofiel is ongeveer één op 1,5 miljard.

AAGW7377NL#BCOl bemonstering schouderband li voor

Van het bloed is een DNA-profiel verkregen van een man. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van [slachtoffer] (RABB698SNL#01). Het bloed bevat dus DNA dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer] (RABB6985NL#01).
De berekende frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard. Dit
betekent dat de kans, dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dit DNA-profiel kleiner is dan één op één miljard.
Daarnaast zijn in het DNA-profiel een gering aantal onderliggende DNA-kenmerken
waargenomen. Deze onderliggende DNA-kenmerken zijn niet geschikt voor een vergelijkend
DNA-onderzoek.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 31 augustus 2014 te [pleegplaats], in de gemeente Súdwest-Fryslân, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], met een mes in de bovenarm heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Tijdens een ruzie heeft hij het slachtoffer gestoken met een mes, terwijl verdachte op dat moment onder invloed was van alcohol. Het slachtoffer heeft hierdoor twee verwondingen aan zijn linkerbovenarm opgelopen. Hiermee heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat verdachte naar Nederland is gekomen om te werken en dat hij zijn gezin in Slowakije heeft achtergelaten. Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij met mate alcohol nuttigt en er is geen sprake van problematische consumptie van alcohol. Wanneer verdachte in vrijheid wordt gesteld, kan hij niet terugkeren naar zijn werkgever in [plaats]. De reclassering heeft geen strafadvies uit kunnen brengen nu verdachte een ontkennende verdachte is.
De rechtbank acht de subsidiair ten laste gelegde mishandeling bewezen en legt aan verdachte, ook gelet op de landelijke oriëntatiepunten, een gevangenisstraf van na te noemen duur op.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel gold ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. A. Postma, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2014.
Mr. Postma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Postma-Westerhof
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730338-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 27 november 2014
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. A. Postma, rechters, en
D.P. Postma-Westerhof, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.F. Hoekstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd [verblijfplaats].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Deenen, advocaat te Heerenveen.
……….
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 11 december 2014 te 13:00 uur.
Verdachte doet afstand van zijn recht bij de uitspraak van het vonnis aanwezig te zijn.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.