ECLI:NL:RBNNE:2014:6508

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
19 december 2014
Zaaknummer
18.920124-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en beschadiging van eigendom met klinische behandeling als bijzondere voorwaarde

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling en beschadiging van eigendom. De verdachte was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers en het beschadigen van een deur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juli 2014, te Emmen, een van de slachtoffers, [slachtoffer 1], plotseling tegen het hoofd heeft geschopt, waardoor deze op de grond viel en enige tijd het bewustzijn verloor. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 11 tot 13 juli 2014 [slachtoffer 2] mishandeld door hem te schoppen en te slaan, wat resulteerde in letsel. Ook werd de verdachte beschuldigd van het beschadigen van een deur op 25 juli 2013.

Tijdens de rechtszitting heeft de verdachte verklaard dat hij de slachtoffers niet met opzet zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, maar dat het incident voortkwam uit een conflict. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de mishandeling en de beschadiging van de deur wel bewezen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en klinische opname. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met de verplichting tot klinische behandeling in FPA Den Dolder voor maximaal 9 maanden. De rechtbank heeft ook de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gewijzigd, zodat de verdachte zich kan richten op zijn behandeling en recidive kan worden voorkomen. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummers: 18/920124-14 en
19/830183-12 (vordering van voorwaardelijke veroordeling)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 12 december 2014 in de zaken van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft, na verwijzing door de politierechter op 01 oktober 2014, plaatsgehad op 28 november 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 18 juli 2014, te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet (terwijl die [slachtoffer 1] op een bankje zat en verdachte kwam aanlopen)
die [slachtoffer 1] plotseling (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd,
heeft geschopt en/of getrapt tengevolge waarvan, althans mede tengevolge
waarvan, die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of enige tijd het bewustzijn
is/heeft verloren,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juli 2014,
te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon
(te weten [slachtoffer 1]), (terwijl die [slachtoffer 1] op een bankje zat en verdachte kwam
aanlopen) plotseling (met kracht) in het gezicht, althans tegen het hoofd,
heeft geschopt en/of getrapt tengevolge waarvan, althans mede tengevolge
waarvan, die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en/of enige tijd het bewustzijn
is/heeft verloren, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;h
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2014 tot en met 13 juli 2014 te
[pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen, meermalen, althans eenmaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer 2]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geschopt en/of
getrapt en/of gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2014 tot en met 13 juli 2014 te
[pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), tegen het
lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, waardoor
deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 25 juli 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen,
opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een schuur (behorende bij een
flatwoning, gelegen aan of bij de [adres] aldaar), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [persoon] en/of [woningstichting]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
4.
hij op of omstreeks 25 juli 2013 te [pleegplaats], (althans) in de gemeente Emmen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een garagebox, gelegen aan of
bij de [adres], aldaar, heeft weggenomen een paraplu, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd.
De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. E. van Sloten acht hetgeen onder 1 primair, 2 subsidiair, 3 en 4 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk,
met een proeftijd van 3 jaren en als bijzondere voorwaarden, een meldplicht en een
klinische opname van maximaal 1 jaar;
 tenuitvoerlegging van de onder parketnummer 19/830183-12 voorwaardelijke opgelegde
gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het
1 primair, 2 primair en 4tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met betrekking tot feit 1 primair, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte, niet bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. De rechtbank overweegt hierbij dat de verdachte het slachtoffer weliswaar tegen het hoofd heeft geschopt, maar uit de onderliggende stukken blijkt onvoldoende wat de aard en zwaarte van de trap is geweest, om te kunnen beoordelen of verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De enkele verklaring van een getuige dat het een “harde trap” is geweest, is in dit verband onvoldoende. Hierbij is mede van belang dat niet gebleken is dat het slachtoffer letsel heeft bekomen, nu hij niet over letsel spreekt in zijn aangifte en er geen geneeskundige verklaring aanwezig is.
De rechtbank acht met betrekking tot feit 2 primair, evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte, niet bewezen dat verdachte -al dan niet in voorwaardelijke zin- opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer.
De rechtbank acht met betrekking tot feit 4, anders dan de officier van justitie en evenals de raadsman van verdachte, niet bewezen dat verdachte een paraplu heeft weggenomen of dat hij als medepleger van deze diefstal kan worden aangemerkt.

Bewijsmotivering

Nu verdachte hetgeen de rechtbank onder
1 subsidiair en 3bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
- de aangifte van [slachtoffer 1] [1] ;
- de verklaring van [getuige 1] [2] ;
- de verklaring van [getuige 2] [3] ;
- de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring;
ten aanzien van feit 3:
- de aangifte van [persoon] [4] ;
- de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het
onder 2 subsidiairten laste gelegde, nu er geen sprake is van mishandeling, maar van een met wederzijds goedvinden potje stoeien (sparren), waarbij [slachtoffer 2] blauwe plekken heeft opgelopen.
De rechtbank kan zich niet in de zienswijze van de raadsman vinden en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het slachtoffer opzettelijk heeft mishandeld. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 2], dat verdachte hem uit het niets begon te schoppen, hem alle hoeken van de kamer heeft laten zien, met als gevolg dat hij bont en blauw was. Het letsel blijkt ook uit de in het dossier aanwezige foto’s en de geneeskundige verklaring. Tevens heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij pissig was en tegen het slachtoffer heeft gezegd: “als je het wilt, dan kun je het krijgen.” Verdachte verklaarde ook dat hij zich door het slachtoffer, in het bijzijn van anderen, vernederd voelde en tegen het slachtoffer heeft gezegd: “ik zal je het laten voelen.”
De rechtbank sluit niet uit, zoals verdachte heeft verklaard, dat het handgemeen als een soort stoeien is begonnen, maar dat gaandeweg verdachte is overgegaan tot het mishandelen van het slachtoffer.
De rechtbank baseert het bewijs op de na te melden bewijsmiddelen.
[verbalisant] verklaart -zakelijk weergegeven- [5] : [slachtoffer 2] vertelde dat op 11 juli 2014 [verdachte] bij de woning van [slachtoffer 2] te [pleegplaats] kwam. Toen [verdachte] in de woning was begon hij te schoppen. Volgens [slachtoffer 2] liep dat op een gevecht uit. [verdachte] gaf [slachtoffer 2] een soort karatetrap die [slachtoffer 2] had kunnen afweren. [verdachte] heeft [slachtoffer 2] alle hoeken van zijn kamer laten zien. Het gevolg was dat [slachtoffer 2] bont en blauw was. [slachtoffer 2] stelde mij, verbalisant, foto’s beschikbaar van de verwondingen [6] die hij opgelopen had door toedoen van [verdachte].
Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- [7] : Ik ging naar [slachtoffer 2]. Ik heb hem 1 keer op de zijkant van zijn lichaam geschopt. Toen hij een dag of drie later nuchter was begon de pijn, dat hoorde ik later van mijn zusje. Ik heb hem niet alle hoeken van de kamer laten zien.
V: Dit is fotoblad 2. Hierop zien we een grote blauwe plek op de linker onderrug en krassen op de hele rug. Hoe komen deze plekken?
A: Op die plek heb ik heb geschopt, dat kan.
V: Fotoblad 3. Hierop zien we zijn linkerarm, ook blauw. Hoe komt dat?
A: Ik denk door het vastpakken. Waarschijnlijk is dit gekomen omdat we samen op de grond hebben wezen rollebollen.
Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2] houdt in -zakelijk weergegeven-: diverse bloeduitstortingen over de borstkas en rug. Grote bloeduitstorting arm en flank.
Verdachte heeft ter terechtzitting van de meervoudige kamer verklaard:
Ik ben bij [slachtoffer 2] op bezoek geweest. Ik gaf hem een duw en een lowkick. Hij kwam nog een keer en ik werkte hem op de grond. Ik voelde dat ik hem pijn zou doen. Ik gaf hem een trap in de zij. Ik was pissig op hem. [slachtoffer 2] heeft mij gebeld en zei dat hij het niet leuk vond dat ik hem zo hard had geslagen. Hij is op zijn rug gevallen, daardoor blauwe plekken. Ik wou hem laten zien dat als hij het wil, het kan krijgen. Ik vond dat hij het op dat moment had verdiend.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 juli 2014, te [pleegplaats], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1], terwijl die [slachtoffer 1] op een bankje zat en verdachte kwam aanlopen plotseling tegen het hoofd
heeft geschopt, mede tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] op de grond is gevallen en enige tijd het bewustzijn heeft verloren, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van 11 juli 2014 tot en met 13 juli 2014 te [pleegplaats], opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 2], tegen het lichaam heeft geschopt en getrapt en gestompt en geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 25 juli 2013 te [pleegplaats], opzettelijk en wederrechtelijk een deur van een schuur behorende bij een flatwoning, gelegen aan de [adres] aldaar, toebehorende aan [woningstichting], heeft beschadigd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1 subsidiair: mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2 subsidiair: mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht;

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte twee personen heeft mishandeld en een deur heeft beschadigd.
De officier van justitie heeft gevorderd dat het door hem bewezen geachte wordt afgedaan met een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met daaraan als bijzondere voorwaarden verbonden, een meldplicht en een klinische opname voor een duur van maximaal 1 jaar. Tevens vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De raadsman van verdachte heeft gepleit voor een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest. Verdachte is gemotiveerd en bereid door te gaan met het reeds ingezette traject, bestaande uit klinische behandeling. De raadsman is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf achterwege dient te blijven of dat deze zo mogelijk wordt omgezet in een werkstraf.
Aangaande de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 31 oktober 2014 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsmisdrijven.
De bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal de duur daarvan bepalen op drie maanden. De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan gevorderd mede op grond van het feit dat de rechtbank feit 1 primair niet bewezen acht. Tevens acht de rechtbank van belang dat verdachte heeft aangegeven dat hij gemotiveerd is om de reeds ondergane langdurige behandeling in FPA Franeker klinisch elders voort te zetten. Hij wil zich daartoe klinisch laten opnemen in de FPA Den Dolder. De rechtbank acht een dergelijke klinische behandeling, gelet op verdachtes meervoudige problematiek en ter voorkoming van recidive, wenselijk. De rechtbank zal daarom niet overgaan tot de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, maar de bij vonnis van 30 oktober 2012 (parketnummer 19/830183-12) gestelde bijzondere voorwaarden wijzigen, in die zin dat verdachte klinisch zal worden behandeld in FPA Den Dolder of soortgelijke FPA voor een duur van maximaal 9 maanden.
De rechtbank gaat er van uit dat de reclassering, in samenspraak met de indicatiestelling via de NIFP-IFZ, zo spoedig mogelijk een opname van verdachte in FPA te Den Dolder zal bewerkstelligen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14f, 14fa, 14g, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, 2 primair en 4 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair, 2 subsidiair en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 3 maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 30 december 2014.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830183-12
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af.
De rechtbank wijzigt de bij vonnis d.d. 30 oktober 2012 door de meervoudige kamer van de rechtbank te Assen gestelde bijzondere voorwaarden. De bijzondere voorwaarden luiden thans, dat verdachte:
zich klinisch zal laten behandelen in FPA Den Dolder of een soortgelijke FPA, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van voornoemde instelling zullen worden gegeven.
De klinische behandeling zal maximaal 9 maanden mogen duren of zoveel korter als
voornoemde instelling in overleg met de reclassering nodig acht;
zich blijft melden bij de Reclassering Nederland, Overcingellaan 19 te Assen, gedurende bepaalde perioden zo frequent als de reclassering dat nodig acht.
De rechtbank beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht geheel in mindering zal worden gebracht bij de (eventuele) tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter,
en mr. J.J. Schoemaker en mr. P.J. van Steen, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 december 2014.

Voetnoten

1.op pagina 7/8 van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL0300-2014071978 (het PV)
2.op pagina 10 van het PV
3.op pagina 13 van het PV
4.op pagina 23/24 van het PV
5.op pagina 16/17 van het PV
6.op pagina 18ev van het PV
7.op pagina 36ev van het PV