In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van mishandeling en beschadiging van eigendom. De verdachte was aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan twee slachtoffers en het beschadigen van een deur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 juli 2014, te Emmen, een van de slachtoffers, [slachtoffer 1], plotseling tegen het hoofd heeft geschopt, waardoor deze op de grond viel en enige tijd het bewustzijn verloor. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 11 tot 13 juli 2014 [slachtoffer 2] mishandeld door hem te schoppen en te slaan, wat resulteerde in letsel. Ook werd de verdachte beschuldigd van het beschadigen van een deur op 25 juli 2013.
Tijdens de rechtszitting heeft de verdachte verklaard dat hij de slachtoffers niet met opzet zwaar lichamelijk letsel wilde toebrengen, maar dat het incident voortkwam uit een conflict. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen in overweging genomen, maar oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de mishandeling en de beschadiging van de deur wel bewezen.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van 10 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en klinische opname. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met de verplichting tot klinische behandeling in FPA Den Dolder voor maximaal 9 maanden. De rechtbank heeft ook de eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf gewijzigd, zodat de verdachte zich kan richten op zijn behandeling en recidive kan worden voorkomen. De rechtbank heeft de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering gebracht op de opgelegde straf.