2.8.Partneralimentatie
2.8.1.De man heeft de rechtbank verzocht een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud (hierna ook: partnerbijdrage) vast te stellen van € 1.066,00 per maand.
2.8.2.De vrouw heeft hier verweer tegen gevoerd. Als meest verstrekkend verweer stelt de vrouw dat er sprake is van feiten en omstandigheden die maken dat in redelijkheid niet van haar gevergd kan worden dat zij bijdraagt in de kosten van levensonderhoud van de man, dan wel dat de te betalen bijdrage in belangrijke mate dient te worden gematigd.
2.8.3.De vrouw stelt dat de man zich tijdens het huwelijk in toenemende mate agressief, gewelddadig en overheersend jegens haar is gaan gedragen. Eerst was er vooral sprake van verbaal geweld, uitschelden en kleineren. Later kwamen daar bedreigingen met een mes bij. De vrouw heeft aangifte gedaan op [datum W]. De situatie was voor de vrouw dermate beangstigend dat zij vreesde voor haar leven. Er is aan de man een huis- en contactverbod opgelegd en sindsdien wonen partijen gescheiden van elkaar. Partijen zijn naar aanleiding van de aangifte van de vrouw in een hulpverleningstraject van [de hulpverleningsinstantie] terecht gekomen. Tijdens één van de gesprekken bij [de hulpverleningsinstantie] heeft de man de vrouw wederom met de dood bedreigd. [de hulpverleningsinstantie] heeft het hulpverleningstraject moeten staken, omdat de man naar de medewerkers van [de hulpverleningsinstantie] grensoverschrijdende mails heeft gezonden.
De vrouw stelt dat de man haar nog steeds bedreigt. De man spreekt berichten in op haar telefoon, stuurt e-mails en sms-berichten. De vrouw verwijst daarbij naar diverse door haar overgelegde e-mails, een rapportage van het AMK naar aanleiding van een zorgmelding door [de hulpverleningsinstantie], en sms-berichten. Voorts heeft de man zich bij brief van [datum Z] in krenkende bewoordingen tot de werkgever van de vrouw gericht.
2.8.4.De vrouw stelt dat zij als gevolg van de gedragingen van de man een lichamelijk en emotioneel wrak is geworden. Zij staat of stond onder behandeling van diverse artsen, therapeuten en van een psycholoog. De vrouw is nog steeds niet in staat om (volledig) te werken. De vrouw is op grond van vorengaande van mening dat de lotsverbondenheid tussen partijen verbroken is en dat van haar niet gevergd kan worden dat zij aan de man partneralimentatie betaalt.
2.8.5.De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw. Namens de man is ter zitting gesteld dat door de vrouw onvoldoende gesteld is om aan te nemen dat de lotsverbondenheid is doorbroken. De man erkent dat hij zich hier en daar norm overschrijdend heeft gedragen en/of uitgelaten. Maar die incidenten en uitlatingen dienen geplaats te worden in het kader van de echtscheidingsstrijd, aldus de man.
2.8.6.De advocaat van de man heeft ter zitting aangegeven dat er naar aanleiding van de aangifte van de vrouw een strafrechtelijke procedure loopt. De advocaat heeft de rechtbank verzocht om de stukken uit die strafprocedure, waaronder getuigenverklaringen, in onderhavige procedure in te mogen brengen. De rechtbank wijst dit verzoek af. Het had op de weg van de man gelegen om de door hem genoemde stukken tijdig voor de zitting van 16 oktober 2014 in het geding te brengen. Daarbij komt dat de rechtbank hetgeen in de strafprocedure aan de orde is niet in haar overwegingen zal betrekken.
2.8.7.Artikel 1:157 van het Burgerlijk Wetboek (BW) geeft de wettelijke basis voor het vaststellen van een door een gewezen echtgenoot aan de andere gewezen echtgenoot te betalen onderhoudsbijdrage. Bij de beantwoording van de vraag of aan één der gewezen echtgenoten ten laste van de ander een uitkering tot levensonderhoud moet worden toegekend, moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden. Hieronder zijn ook te verstaan niet-financiële factoren, zoals gedragingen van de gewezen echtgenoot die om een bijdrage in het levensonderhoud verzoekt. Daarbij geldt als criterium of er feiten en omstandigheden zijn in verband waarmee van een gewezen echtgenoot in redelijkheid niet of niet ten volle kan worden gevergd dat deze bijdraagt in het levensonderhoud van de ander. Grievend gedrag van één der gewezen echtgenoten ten opzichte van de andere kan tot de conclusie leiden dat aan iedere lotsverbondenheid tussen de gewezen echtgenoten - welke lotsverbondenheid de grondslag vormt van de onderhoudsverplichting als bedoeld in artikel 1:157 BW - een einde is gekomen. In een zodanig geval kan worden geoordeeld dat betaling van een uitkering tot levensonderhoud in redelijkheid niet kan worden gevergd. Ook kan grievend gedrag van één der gewezen echtgenoten tegenover de ander aanleiding zijn om de onderhoudsverplichting te matigen.
2.8.8.In het algemeen geldt dat bij de beoordeling of er zich in een concreet geval een situatie voordoet als hierboven beschreven, terughoudendheid dient te worden betracht, dit vanwege het onherroepelijke karakter van zo’n beslissing.
Voorts dient bij de beoordeling rekening te worden gehouden met het gegeven dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is dat een relatiebreuk dan wel echtscheiding gepaard gaat met de nodige emoties. Niet iedere vorm van grievend gedrag is daarom aanleiding om de onderhoudsverplichting te matigen of te beëindigen.
2.8.9.De rechtbank is in het onderhavige geval van oordeel dat van de vrouw in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij bijdraagt in de kosten van het levensonderhoud van de man. De rechtbank onderbouwt dit oordeel als volgt.
2.8.10.De man heeft op [datum X] aan de vrouw gemaild:
Je bent onbetrouwbaar, niet integer, gemeen, achterbaks, een hele grote leugenaar, wat ik al schreef ‘een zwaar beschadigd mensenkind’ Nog niet in staat te zijn, in het sacrament van het huwelijk, maar [de minderjarige] !!!!!!!!! is er.
2.8.11.De man heeft op [datum Y] naar aanleiding van een conceptrapportage van het AMK het volgende aan de onderzoeker gemaild:
Mw…., U kunt geen adequaat rapport maken. U doet ‘sampling’, geen onderzoek. Isoleer [de minderjarige] naar elders, dan zien, wat er gebeurd. Of [de minderjarige], dan hier, dan daar. Maar, dat weigert v. ... U weet helemaal niks van [de minderjarige]. Helemaal Niks!!!!. Ik weiger, als váder gezien te worden van [de minderjarige]. Eerst dna bewijs. Geen enkel geloof noch vertrouwen, in de producten van Mw van …. Ze is een bewezen leugenaar. Aangetoond en wel. Ze valt een keer door de mand, en dat is nu gebeurd. Ik doe geen zaken met criminelen, leugenaars en bedriegers. Ik leef zonder hen verder, U hecht geen waarde aan alles dat mij waard is. We ronden een contract af, en gaan ieders weegs, een kind, is haar probleem.
2.8.12.De man heeft desgevraagd ter zitting aangegeven dat hij niet gelooft dat hij de biologische vader is van [de minderjarige]. Voorts heeft hij verklaard achter de inhoud van de hierboven genoemde e-mails te staan.
2.8.13.De man heeft zich bij brief van [datum Z] tot de werkgever van de vrouw gericht met onder andere de navolgende teksten:
Deze dame heeft heel hard, frisse nuchtere gezonde uitgebalanceerde, maar vooral controlerende hulp nodig. Dagelijks toezicht op gedrag, eigenlijk ‘bevoogding’is noodzakelijk. Deze mens is de weg kwijt. En haar, zelf gekozen hulp, zoete koekjes en zachte heelmeesters.
Zo zou mevrouw lid van de directie geworden kunnen zijn, kort en goed, Uw hele organisatie is er ingestonken, in de ‘one woman show’ van mw van ….
Dit lijkt wellicht op wraak, is het niet!!!! Het lijkt misschien op verraad, is het niet!!!! Het is een oprechte poging om uw organisatie ‘wakker te schudden’ en deze persoon zo te isoleren, dat zaken stoppen. Dit soort geesten heeft wel vaker hoge posities, totdat er in de privésfeer, iets kapot gaat, en een ‘stormvloed aan hele nare zaken’ losbarst, hetgeen hier is gebeurd.
Mw van … is heel erg ziek. Psychisch ernstig in de knoop, en haar aan haar eigen integriteit over laten zal destructieve gevolgen hebben. Dit kruis is kunstmatig. Deze lijdensweg is zelf gekozen, zij doet dit zich zelf aan, het is een vorm van zelfverwonding. Het is een schreeuw om hulp, en ik kan en wil haar niet meer persoonlijk helpen.
Dit is een heel ernstig geval, wees zeer op uw hoede!!!
2.8.14.De man heeft ter zitting aangegeven dat hij welbewust de brief naar de werkgever van de vrouw heeft gestuurd omdat hij de hoop had dat zij via deze brief hulp van haar werkgever zou krijgen. De man heeft verklaard goed nagedacht te hebben over de mogelijke consequenties van de brief, te weten het voor de vrouw verkrijgen van hulp. De man geeft aan het beste met de vrouw voor te hebben. De man toont zich verbolgen en verbaasd over het feit dat de werkgever van de vrouw richting hem nog niet heeft gereageerd op zijn brief.
2.8.15.De rechtbank leest voornoemde e-mails in samenhang met de door de vrouw overgelegde- en door de man niet betwiste- rapportages van haar therapeuten en psycholoog. In deze rapportages wordt ondermeer beschreven dat:
Stress wordt intern verwerkt en hoe meer deze oploopt hoe meer zij neigt tot aanpassing, ook wanneer het voor zichzelf niet gezond meer is. In haar huwelijk is dit jarenlang het geval geweest waarbij zij langzaamaan een schim van zich zelf werd. Mevrouw benoemt een langdurige geschiedenis van bedreigingen en ook doodsbedreigingen. Medio 2013 is dit zodanig geëscaleerd dat zij lichamelijk en psychisch uitgeput is geraakt en niet meer in staat was te werken. Haar werkgever heeft mij vervolgens verzocht mevrouw in behandeling te nemen(rapportage van [psycholoog], productie 13 van de vrouw).
De man is de vrouw tijdens het huwelijk steeds meer gaan indoctrineren, manipuleren en bedreigen. Hij isoleerde haar en hield haar zo in de ban. Hij heeft hun kind .. ingezet als maatje van hem, tegen zijn moeder. … Uiteindelijk achtervolgde hij haar, werd steeds dreigender en heb ik haar meermalen moeten waarschuwen om voor haar eigen veiligheid en voor de veiligheid van …te zorgen. De man toonde zich steeds “verwarder”, “vreemd”, paranoïde en ronduit psychopathisch.(rapportage van[therapeut], productie 7 van de vrouw).
2.8.16.De man heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zijn houding jegens de vrouw niet voortkomt uit enige vorm van psychische decompensatie. De man acht zich psychisch stabiel waarbij hij – zo weet hij sinds kort – wel wordt beperkt door buitenzintuigelijke waarnemingen.
2.8.17.De rechtbank stelt vast dat de man noch zijn advocaat aan het verweer ter zake het al dan niet verbroken zijn van de lotsverbondenheid expliciet noch impliciet ten grondslag hebben gelegd dat houding en gedrag van de man jegens de vrouw buiten zijn wil heeft plaatsgevonden.
2.8.18.De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat de man de grenzen van toelaatbaar gedrag heeft overschreden. De gedragingen van de man zijn naar het oordeel van de rechtbank zo onmiskenbaar en dermate grievend jegens de vrouw dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij een bijdrage levert in de kosten van levensonderhoud van de man, omdat door zijn kwetsende en grievende gedrag van lotsverbondenheid geen sprake meer is. De door de man gestelde echtscheidingsstrijd vormt geen rechtvaardiging voor zijn gedrag en betekent niet dat de gedragingen daardoor minder ernstig moeten worden geacht.
De stelling van de man dat hij zich thans zou onthouden van grievende gedragingen kan evenmin tot een ander oordeel leiden, en is overigens feitelijk onjuist nu de man op [datum Z] nog de hiervoor genoemde brief aan de werkgever van de vrouw zond.
2.8.19.De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat het grievend gedrag van de man zich niet slechts heeft beperkt tot de echtscheidingsprocedure, maar ook in de jaren daarvoor in volle hevigheid heeft plaatsgevonden. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de hiervoor genoemde gedragingen van de man in onderlinge samenhang bezien een onherroepelijk einde hebben gemaakt aan de lotsverbondenheid van de vrouw jegens de man. Nu juist die lotsverbondenheid, ontstaan door het huwelijk, één van de voornaamste gronden is voor de alimentatieplicht, is de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking nemend, van oordeel dat van de vrouw in redelijkheid niet gevergd kan worden dat zij een bijdrage levert aan de kosten van levensonderhoud van de man. De rechtbank zal daarom aan de vrouw geen alimentatieverplichting jegens de man opleggen.