ECLI:NL:RBNNE:2014:6444

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
3603046 VV EXPL 14-152
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming en betaling van achterstallige huur door verhuurder tegen huurder in kort geding

In deze zaak heeft eiser, Autoverhuurbedrijf Groningen BV, een vordering ingesteld tegen gedaagden, Autoverhuur Groningen en [B], in het kader van een kort geding. De vordering betreft de ontruiming van een bedrijfsruimte en betaling van achterstallige huur. De huurovereenkomst tussen partijen is op 5 oktober 2004 gesloten en loopt tot 31 december 2014. Eiser heeft gesteld dat gedaagden in gebreke zijn gebleven met de huurbetalingen en dat er sprake is van een onrechtmatige onderverhuur aan derden. De kantonrechter heeft op 18 december 2014 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was bij de vorderingen van eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagden niet aan hun huurbetalingsverplichtingen hebben voldaan en dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming. De rechter heeft gedaagden veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen 14 dagen na betekening van het vonnis en tot betaling van een bedrag van € 18.091,68 aan achterstallige huur, alsook toekomstige huurtermijnen. Daarnaast zijn gedaagden veroordeeld tot betaling van wettelijke rente, contractuele vertragingsboetes en buitengerechtelijke incassokosten. Het beslag dat door gedaagden was gelegd, is opgeheven. De proceskosten zijn voor gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 3603046 VV EXPL 14-152
Vonnis in kort geding d.d. 18 december 2014
inzake

[naam],

wonende te [woonplaats],
eiser, hierna[A] te noemen,
gemachtigde mr. M.R.P. Ossentjuk, advocaat te Groningen,
tegen
1.
de besloten vennootschap Autoverhuurbedrijf Groningen BV,
voorheen Stuur Autoverhuur, gevestigd te [plaatsnaam],[adres],
2.
[naam], wonende te[woonplaats], [adres],
gedaagden, hierna afzonderlijk Autoverhuur Groningen en [B] te noemen,
gemachtigde mr. F. van der Hoef, advocaat te Bergum (postbus 145, 9250 AC).

PROCESGANG

[A] heeft bij wijze van voorlopige voorziening gevorderd te bepalen dat:
Primair:
Autoverhuur Groningen zal worden veroordeeld om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het hare en de haren en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van[A] te stellen in een termijn van 48 uur na betekening van het vonnis dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd conform het bepaalde in artikel 555 e.v. jo 444 Rv;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] te betalen een bedrag van € 12.061,52 aan achterstallige huurtermijnen berekend tot en met de maand november 2014, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] te betalen de wettelijke handelsrente over de maandtermijnen waaruit de hoofdsom is opgebouwd te rekenen vanaf de dag van het verschuldigd zijn van de huurtermijnen dan wel te rekenen vanaf de datum der dagvaarding althans over een bedrag als in goede justitie te bepalen en met ingang van een datum als in goede justitie te bepalen tot aan de datum der algehele voldoening;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] te betalen de contractuele vertragingsboete van € 300,00 per maand per betaling dat deze geheel of volledig achterstallig is, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag aan vertragingsboete;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] te betalen een bedrag van € 896,47 aan incassokosten, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] te betalen de toekomstige huurtermijnen van € 6.030,57 te rekenen vanaf de maand november 2014 voor de periode dat Autoverhuur Groningen en [B] het gehuurde nog in gebruik houden;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] te betalen de contractuele boete van € 390,00 per dag te rekenen vanaf 17 oktober 2014 tot dat het niet toegestane gebruik door derden is gestopt, dan wel een in goede justitie te bepalen bedrag;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] te betalen de toekomstige huurtermijnen vanaf november 2014 totdat het gebruik door Autoverhuur Groningen en [B] is geëindigd;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] de kosten van de procedure te voldoen;
Autoverhuur Groningen en [B] hoofdelijk worden veroordeeld om aan[A] de kosten te voldoen die na het toewijzend vonnis zullen ontstaan in verband met nasalaris en betekeningskosten;
tot en met XVI: [B] naast Autoverhuur Groningen hoofdelijk wordt veroordeeld tot betaling van hetgeen in het kortgeding vonnis van 23 september 2014 aan[A] is toegewezen.
Subsidiair:
Voorzover de kantonrechter zal oordelen dat de vorderingen onder sub I tot en met X niet kunnen leiden tot een hoofdelijke veroordeling, heeft[A] gevorderd te bepalen dat Autoverhuur Groningen dan wel [B] zal worden veroordeeld tot het onder I tot en met X gevorderde.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 december 2014 in aanwezigheid van[A] namens[A], bijgestaan door mr. M.R.P. Ossentjuk voornoemd als gemachtigde. Namens Autoverhuur Groningen en [B] zijn verschenen [C 2], [B] en [D], bijgestaan door mr. F. van der Hoef voornoemd als gemachtigde. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft[A] een akte overlegging producties tevens akte houdende vermeerdering van eis genomen, in die zin dat zij in aanvulling op hetgeen bij dagvaarding is gevorderd, heeft gevorderd dat:
het bij beschikking van 5 november 2014 toegestane verlof om beslag te mogen leggen onder zichzelf op de huuropbrengsten van de bedrijfsruimte aan de[adres] op te heffen en Autoverhuur Groningen op te dragen reeds gelegde beslagen op te heffen, dan wel een in goede justitie te nemen beslissing over het beslag door Autoverhuur Groningen op de aan[A] verschuldigde huur;
Autoverhuur Groningen zal worden veroordeeld tot betaling van de huur over de maand december 2014 ad € 6.030,56 alsmede tot betaling van de daarover verschuldigde contractuele boete en wettelijke rente.
Partijen hebben vervolgens hun wederzijdse standpunten nader uiteengezet, Autoverhuur Groningen en [B] aan de hand van pleitnotities. Van het verder verhandelde ter zitting is door de griffier aantekening gehouden. Beide partijen hebben voorafgaand aan de zitting nog producties in het geding gebracht. Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

De feiten

Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.1.
Tussen[A] (verhuurder) en Autoverhuur Groningen (huurder) is op 5 oktober 2004 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de bedrijfsruimte, staande en gelegen aan de[adres] te [plaatsnaam] (hierna het gehuurde te noemen). [C 1], grootaandeelhouder van Autoverhuur Groningen, heeft de huurovereenkomst namens Autoverhuur Groningen ondertekend. Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene Bepalingen Huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW” (hierna: de algemene bepalingen) van toepassing.
1.2.
De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van 10 jaar, ingaande op 1 januari 2005 en loopt derhalve tot en met 31 december 2014. Na het verstrijken van deze termijn wordt deze overeenkomst voortgezet voor een aansluitende periode van 10 jaar, derhalve tot en met 31 december 2024. Ingevolge artikel 3.3. van de huurovereenkomst vindt beëindiging van de overeenkomst plaats door opzegging tegen het einde van een huurperiode met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een jaar. In artikel 5 van de huurovereenkomst staat vermeld dat huurder het pand op 1 november 2004 zal betrekken.
1.3.
Ingevolge artikel 8.1. van de algemene bepalingen is het huurder zonder voorafgaande toestemming niet toegestaan om het gehuurde geheel of gedeeltelijk aan derden in huur, onderhuur of gebruik af te staan. Voor het geval huurder hiermee in strijd handelt verbeurt huurder aan verhuurder per kalenderdag dat de overtreding voortduurt een direct opeisbare boete, gelijk aan tweemaal de op dat moment voor de huurder geldende huurprijs per dag, onverminderd het recht van verhuurder om nakoming dan wel ontbinding van de huurovereenkomst, alsmede schadevergoeding te vorderen.
1.4.
Artikel 18.1 van de algemene bepalingen behelst ondermeer een verbod op verrekening. In artikel 18.2 is de bepaling opgenomen dat een huurder een contractuele boete verschuldigd is van minimaal € 300,00 per maand wanneer de huur niet of te laat wordt betaald.
1.5.
Bij vonnis in kort geding van 23 september 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland Autoverhuur Groningen op vordering van[A] veroordeeld tot ondermeer betaling van de achterstallige huur berekend tot en met de maand september 2014, de wettelijke handelsrente, de contractuele boete, incassokosten en proceskosten. De terzake door Autoverhuur Groningen ingestelde reconventionele vorderingen zijn door de voorzieningenrechter afgewezen.
1.6.
[A] heeft voormeld vonnis inmiddels geëxecuteerd. Autoverhuur Groningen heeft tot op heden niet aan de veroordeling voldaan.
1.7.
Op 5 november 2014 heeft de voorzieningenrechter aan Autoverhuur Groningen verlof verleend om ten laste van[A] conservatoir verhaalsbeslag te doen leggen op alle gelden en/of geldwaarden die Greenlights B.V., Milo B.V., New Business B.V. en Transport Development & Engineering Group B.V., allen gevestigd aan de[adres] te [plaatsnaam], ten gunste van[A] onder zich hebben of nog zullen krijgen. Daarnaast is aan Autoverhuur Groningen verlof verleend om ten laste van[A] conservatoir verhaalsbeslag te doen leggen onder zichzelf en wel op de maandelijkse huur welke zij uit hoofde van de huurovereenkomst bedrijfsruimte aan[A] verschuldigd is.
1.8.
Sedert 25 augustus 2014 staat AH Garage ingeschreven op het adres[adres] te [plaatsnaam]. Als eigenaar in het handelsregister staat geregistreerd [D].
1.9.
Bij brieven van 13 oktober 2014 en 3 november 2014 heeft de gemachtigde van[A] Autoverhuur Groningen gesommeerd om de huurtermijnen oktober 2014 en november 2014 te voldoen evenals de vertragingsboete.
1.10.
Bij brief d.d. 14 november 2014 heeft [B] namens Autoverhuur Groningen aan de gemachtigde van[A] ondermeer het volgende meegedeeld:
“(….). Met betrekking tot het gebruik van een gedeelte van het gehuurde door Garage AH het volgende. [D] exploiteert sinds 1 oktober j.l. een autogarage in het gedeelte dat wij van[A] huren. Tot 1 oktober 2014 was [D] in loondienst bij Stuur. Vanaf 1 oktober 2014 werkt [D] als zelfstandige zonder personeel voor Stuur. Daarnaast onderhoudt en repareert [D] auto’s voor zijn eigen klanten. Dit is niet nieuw voor uw cliënt. (…). Er is geen sprake van een gewijzigde situatie ten nadele van huurder. Van een (onder)huurovereenkomst in de zin van artikel 7:230a BW van Stuur met [D] is geenszins sprake. (….).”

Het geschil

2.1.
Partijen verschillen in essentie van mening over de antwoorden op de navolgende vragen:
a. Heeft[A] te gelden als verhuurder van het ten processe bedoelde bedrijfspand?
b. Heeft Autoverhuur Groningen een direct opeisbare vordering ter grootte van € 83.974,26 op[A] uit hoofde van een tussen partijen bestaan hebbende rekening-courant overeenkomst als bedoeld in artikel 6:140 BW?
c. Is [B] als bestuurder van Autoverhuur Groningen persoonlijk aansprakelijk voor de huurbetalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst?
d. Handelt Autoverhuur Groningen in strijd met het bepaalde in artikel 8.1. van de algemene bepalingen?
Waar nodig zal hierna nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.

De beoordeling

3.1.
[A] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. Van[A] kan daarom niet worden gevergd dat de uitkomst van een eventuele bodemprocedure wordt afgewacht.
3.2.
In dit kort geding moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, beoordeeld worden of de vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat vooruitlopend daarop toewijzing reeds nu gerechtvaardigd is.
3.3.
Met betrekking tot de vraag (a) of[A] als verhuurder heeft te gelden, overweegt de kantonrechter als volgt.
3.4.
Autoverhuur Groningen heeft betoogd dat het onderhavige bedrijfspand op 2 november 2004 door [G] geheel vrij van huur en/of gebruik is verkocht aan [E]. Aangezien het gehuurde reeds vanaf 1 november 2004 door Stuur Autoverhuur in gebruik is genomen, heeft de koper het bedrijfspand verworven inclusief de onderhavige huurovereenkomst.
3.5.
De kantonrechter volgt Autoverhuur Groningen niet in dit betoog. Naar het voorshands oordeel van de kantonrechter is genoegzaam komen vast te staan, dat Autoverhuur Groningen zich feitelijk als huurder van[A] heeft gedragen, dat[A] het genot van het gehuurde aan Autoverhuur Groningen ter beschikking heeft gesteld en dat Autoverhuur Groningen - met uitzondering van de huurtermijn februari 2014 - tot en met de maand mei 2014 aan haar huurbetalingsverplichtingen jegens[A] heeft voldaan. Daar komt nog bij dat Autoverhuur Groningen zich blijkens het door haar ingediende verzoekschrift tot het verlenen van verlof voor het leggen van conservatoir beslag onder derden ook zelf het standpunt inneemt dat zij het bedrijfspand van[A] in huur heeft. Dit betekent dat[A] in deze als verhuurder moet worden aangemerkt. Hetgeen Autoverhuur Groningen daartegenover eerst thans opwerpt, is onvoldoende om in deze procedure tot een andere conclusie te kunnen komen.
3.6.
Met betrekking tot de vraag (b) of Autoverhuur Groningen een direct opeisbare vordering ten bedrage van € 83.974,26 op[A] heeft uit hoofde van een door haar gestelde rekening-courant verhouding als bedoeld in artikel 6:140 BW, overweegt de kantonrechter als volgt.
3.7.
Autoverhuur Groningen stelt zich op het standpunt dat zij uit hoofde van een aantal geleverde diensten, waaronder het verhuren van een personenauto aan[A], het verrichten van werkzaamheden aan[A] in eigendom toebehorende oldtimers en het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan panden van[A] nog een aantal openstaande vorderingen op[A] heeft. Deze vorderingen werden gedurende meerdere jaren middels een tussen partijen bestaan hebbende rekening-courant verhouding verrekend met de huur die zij aan[A] was verschuldigd. Deze rekening-courant verhouding is door[A] tegen 1 mei 2014 opgezegd. Het saldo van deze rekening-courant bedroeg per 31 december 2013 € 83.974,26. De aan[A] nog verschuldigde huurbetalingen heeft zij reeds in deze rekening-courant verhouding in mindering gebracht op de aan[A] toegezonden facturen. Aangezien verrekening volgens de toepasselijke algemene betalingen niet is toegestaan, stelt Autoverhuur Groningen dat zij zich genoodzaakt heeft gezien om conservatoir derdenbeslag en beslag onder haarzelf te leggen.
3.8.
Naar het voorshands oordeel van de kantonrechter heeft Autoverhuur Groningen niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een direct opeisbare vordering op[A] uit hoofde van een tussen partijen bestaan hebbende rekening-courant verhouding, zoals door haar is gesteld. Ter onderbouwing van deze stelling heeft Autoverhuur Groningen een verklaring van haar toenmalige accountant [E] in het geding gebracht. Daaruit kan in beginsel weliswaar worden afgeleid dat er tot medio mei 2014 sprake is geweest van een rekening-courant verhouding tussen partijen, maar waar Autoverhuur Groningen zelf stelt dat[A] deze rekening-courant verhouding heeft opgezegd tegen 1 mei 2014 en dat het saldo per 31 december 2013 € 83.974,26 bedroeg, heeft zij geen onderliggende facturen of onderliggende stukken in het geding gebracht op basis waarvan de aannemelijkheid van dit saldo kan worden afgeleid. Evenmin kan dit uit het door Autoverhuur Groningen overgelegde schrijven d.d. 23 mei 2014 van de Belastingdienst worden afgeleid.
3.9.
Daar komt bij dat[A] de jaarstukken 2010, 2011 en 2012 van Autoverhuurbedrijf Groningen in het geding gebracht. Uit de daarin vermelde activa en passiva blijkt niet van een opeisbare vordering zoals door Autoverhuur Groningen en [B] is gesteld. Ten slotte heeft[A] gemotiveerd betwist dat Autoverhuur Groningen in zijn opdracht de door haar gestelde geleverde diensten heeft geleverd. De stellingen dienaangaande van Autoverhuur Groningen zijn in het kader van dit kort geding niet aannemelijk gemaakt. Zeker tegen de achtergrond van het eerdere tussen partijen gewezen vonnis in kort geding had Autoverhuur Groningen zich moeten realiseren dat het op haar weg had gelegen om deze stellingen dienaangaande in het kader van deze procedure nader met bewijsstukken te onderbouwen.
3.10.
Het voorgaande betekent dat Autoverhuur Groningen gehouden is om de tot en met december 2014 gevorderde huurpenningen - waarvan de hoogte door Autoverhuur Groningen niet is weersproken - aan[A] te voldoen vermeerderd met de terzake gevorderde wettelijke handelsrente. Daarnaast is de gevorderde contractuele vertragingsboete van € 300,00 per maand - tegen welke post geen afzonderlijk verweer is gevoerd - toewijsbaar.
3.11.
Omdat artikel 18.1 van de algemene bepalingen een verbod op verrekening behelst, heeft Autoverhuur Groningen op basis van de door haar vermeende vordering uit hoofde van de rekening-courant verhouding conservatoir derdenbeslag en beslag onder haarzelf gelegd. Met betrekking tot de aanvullende vordering van[A] om dit beslag op te heffen, overweegt de kantonrechter als volgt.
3.12.
Gelet op de onderlinge samenhang met de vordering van[A] die ziet op betaling van de huurpenningen uit hoofde van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst, acht de kantonrechter zich op grond van het bepaalde van artikel 705 Rv bevoegd om op deze vordering te beslissen.
3.13.
Ingevolge het bepaalde van het tweede lid van voormeld artikel dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.8 en 3.9 is overwogen, heeft[A] dit in het kader van deze procedure genoegzaam aannemelijk gemaakt. Dit betekent dat de kantonrechter het bij de beschikking van 5 november 2014 door Autoverhuur Groningen onder zichzelf gelegde beslag zal opheffen. Daarnaast zal de kantonrechter, zoals door[A] is gevorderd, Autoverhuur Groningen opdragen de reeds gelegde beslagen op te heffen.
3.14.
Met betrekking tot de vraag (c) of [B] in zijn hoedanigheid van bestuurder van Autoverhuur Groningen persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden voor betaling van de huurpenningen uit hoofde van de tussen Autoverhuur Groningen en[A] gesloten huurovereenkomst, overweegt de kantonrechter als volgt.
3.15.
[A] heeft in dit verband slechts gesteld dat geen sprake is van betalingsonmacht, maar van betalingsonwil aan de zijde van Autoverhuur Groningen en dat om die reden [B] als bestuurder aansprakelijk moet worden gehouden voor de betaling van de huurpenningen, hetgeen door Autoverhuur Groningen en [B] gemotiveerd is betwist. Deze enkele stelling van[A] is naar het voorshands oordeel van de kantonrechter onvoldoende om tot de conclusie te komen dat sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid aan de zijde van [B]. De door[A] ingestelde vorderingen die zien op de hoofdelijke veroordeling van [B] zullen dan ook worden afgewezen.
3.16.
Met betrekking tot de vraag (d) of Autoverhuur Groningen in strijd met het bepaalde in artikel 8.1. van de algemene bepalingen handelt, overweegt de kantonrechter als volgt.
3.17.
Naar het voorshands oordeel van de kantonrechter kan zowel uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel en de aan[A] verzonden brief d.d. 14 november 2014 van [B] als de van partijen ter zitting verkregen toelichting genoegzaam worden afgeleid dat Autoverhuur Groningen een gedeelte van het pand in gebruik heeft afgestaan aan [D] en dat [D] daarin als zelfstandige zowel auto’s van Autoverhuur Groningen als auto’s van eigen klanten onderhoudt. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is aldus sprake van een activiteit die ingevolge het bepaalde in artikel 8.1. van de algemene bepalingen niet is toegestaan. Aangezien Autoverhuur Groningen in strijd handelt met deze bepaling verbeurt Autoverhuur Groningen aan[A] per kalenderdag dat de overtreding voortduurt een direct opeisbare boete, gelijk aan tweemaal de op dat moment voor de huurder geldende huurprijs per dag. Aangezien Autoverhuur Groningen hiertegen geen afzonderlijk verweer heeft gevoerd, is ook deze post toewijsbaar.
3.18.
Zowel de omstandigheid dat Autoverhuur Groningen in strijd handelt met het bepaalde in artikel 8.1. van de algemene bepalingen als de omstandigheid dat Autoverhuur Groningen de huurpenningen voor een periode van drie maanden onbetaald heeft gelaten, levert naar het voorshands oordeel van de kantonrechter een zodanig toerekenbare tekortkoming op van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, dat dit een ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Aangezien de kantonrechter bovendien een gerede kans aanwezig acht dat een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en een daaraan gekoppelde ontruimingsvordering in de bodemprocedure zal worden toegewezen, is de ontruimingsvordering eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat de termijn van ontruiming in redelijkheid zal worden vastgesteld op 14 dagen na betekening van het vonnis.
3.19.
Met betrekking tot de toewijsbaarheid van de buitengerechtelijke incassokosten overweegt de kantonrechter als volgt. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. Voorts heeft[A] voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Aangezien het terzake gevorderde bedrag bovendien overeenkomt met het in voormeld besluit voorgeschreven tarief, is ook deze nevenvordering toewijsbaar.
3.20.
Autoverhuur Groningen zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten. Voor een afzonderlijke toewijzing van de betekeningskosten is geen plaats. Deze kosten vallen namelijk onder de proceskosten waarin Autoverhuur Groningen wordt veroordeeld. De meegevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals hierna bij de beslissing nader omschreven.

BESLISSING IN KORT GEDING

De kantonrechter:
  • wijst de vorderingen tegen [B] af;
  • compenseert de proceskosten waar het gaat om de vordering tegen [B];
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen om binnen 14 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde, staande en gelegen te Groningen aan de[adres], met al het hare en de haren te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van[A] te stellen, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd conform het bepaalde in artikel 555 e.v. jo 444 Rv;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen om aan[A] te betalen een bedrag van € 18.091,68 aan achterstallige huurpenningen berekend tot en met de maand december 2014;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen om aan[A] te betalen de toekomstige huurtermijnen ad € 6.030,56 per maand voor de periode dat Autoverhuur Groningen het gehuurde vanaf de maand januari 2015 nog in gebruik zal houden althans totdat het gebruik door Autoverhuur Groningen is geëindigd;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen om aan[A] te betalen de wettelijke handelsrente over voormelde achterstallige huurtermijnen te rekenen vanaf de dag van opeisbaarheid daarvan tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen om aan[A] te betalen de contractuele vertragingsboete van € 300,00 per maand per betaling dat deze geheel of volledig achterstallig is;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen om aan[A] te betalen een bedrag van € 896,47 aan buitengerechtelijke incassokosten;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen om aan[A] te betalen de contractuele boete van € 390,00 per dag te rekenen vanaf 17 oktober 2014 totdat het niet toegestane gebruik door derden is beëindigd;
  • heft op het op grond van de beschikking van 5 november 2014 door Autoverhuur Groningen onder zichzelf gelegde beslag en draagt Autoverhuur Groningen op om de reeds onder zichzelf gelegde beslagen op te heffen;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen in de kosten van het geding, aan de zijde van[A] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 93,80 aan explootkosten, € 462,00 aan griffierecht en € 400,00 voor salaris van de gemachtigde;
  • veroordeelt Autoverhuur Groningen in de nakosten, die worden begroot op een bedrag van € 100,00;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 18 december 2014 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: gv