ECLI:NL:RBNNE:2014:6347

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
16 december 2014
Zaaknummer
19.930327-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachten in het onderzoek SIJS wegens oplichting en fraude

Op 16 december 2014 heeft de Noordelijke Fraudekamer van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen vier verdachten in het onderzoek "SIJS". De hoofdverdachten, aangeduid als verdachte 1 en 2, zijn veroordeeld voor meermalen gepleegde oplichting, belastingfraude, faillissementsfraude en deelname aan een criminele organisatie. De medeverdachten, verdachte 3 en 4, zijn veroordeeld voor medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. Verdachte 3, werkzaam bij een bouwbedrijf, heeft een aanzienlijk aantal valse facturen opgemaakt, wat resulteerde in een onterecht uitbetaald bedrag van meer dan € 378.000,-- aan derden. Hoewel niet bewezen is dat hij persoonlijk voordeel heeft genoten, speelde hij een cruciale rol in deze frauduleuze constructie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte 3, samen met anderen, opzettelijk valse documenten heeft opgemaakt en daarmee zijn werkgever heeft opgelicht. De rechtbank overweegt dat de verdachte zich bewust was van de onjuistheid van de facturen en desondanks heeft gehandeld. De vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk en een werkstraf eiste, werd door de rechtbank niet voldoende geacht. De rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, passend was, gezien de ernst van de feiten en de omvang van de benadeling.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van oplichting en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van de straf geregeld, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Parketnummer: 18/930327-13
datum uitspraak: 16 december 2014
op tegenspraak
Raadsvrouw: mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen
VONNIS van de rechtbank Noord-Nederland, meervoudige kamer voor strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, zitting houdende te vestiging Assen, in de zaak tegen:
[verdachte 3],
geboren op [datum] 1952 te [plaats],
wonende te [postcode, plaats en adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 november 2013, 11 februari 2014, 25 maart 2014 en 27 oktober 2014.

TENLASTELEGGING

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2009 t/m 10 november 2010
te Zwartemeer, gemeente Emmen, en/of Nieuw-Vennep en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtspers(o)n(en)
en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om
zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het
aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of
meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een of
meer (medewerkers van) het/de bedrijf/bedrijven [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid
geld, in totaal (ongeveer) 378.021,86 euro, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid geld,
hebbende verdachte toen aldaar (telkens) tezamen en in vereniging met een of
meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, met
vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid (telkens)
- een valse opdrachtbon of ontvangstbon, namelijk waarop een te hoog/onjuist
geldbedrag was vermeld, op naam van/vanwege die [benadeelde 18] en/of
[benadeelde 19] en/of gericht aan die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7]
en/of [onderneming 2] opgemaakt of doen/laten opmaken, en/of aan die
rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] toegestuurd of
doen/laten toekomen,
en/of
- ( vervolgens) op basis van die valse en/of onjuiste opdrachtbon of
ontvangstbon) een valse en/of onjuiste factuur op naam van/vanwege die
rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] opgemaakt of
doen/laten opmaken en/of gericht aan en/of toegestuurd of doen/laten toekomen
aan die [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19], waarbij die valse en/of
onjuiste opdrachtbon of ontvangstbon als zogenaamd bewijstuk was
bijgesloten/toegevoegd,
waardoor (die werknemer(s) van) dat/die bedrijven [benadeelde 18] en/of
[benadeelde 19] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
(overzicht documenten: dossiermap PV-02, p.278/bijlage D-005;
documenten D-010 t/m D-032 en/of D-037)
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
de rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 2], in of omstreeks de periode van 25 februari 2009
t/m 10 november 2010
te Zwartemeer, gemeente Emmen, en/of Nieuw-Vennep en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere (andere)
rechtspers(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, een of meer (medewerkers van) het/de
bedrijf/bedrijven [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19]
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid
geld, in totaal (ongeveer) 378.021,86 euro, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid geld,
hebbende die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] en/of
[verdachte 1] en/of [verdachte 2] toen aldaar (telkens) tezamen en in
vereniging met elkaar en/of een of meer (andere) rechtsperso(o)n(en) en/of
natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid (telkens)
- een valse opdrachtbon of ontvangstbon, namelijk waarop een te hoog/onjuist
geldbedrag was vermeld, op naam van/vanwege die [benadeelde 18] en/of
[benadeelde 19] en/of gericht aan die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7]
en/of [onderneming 2] doen/laten opmaken, en/of aan die rechtsperso(o)n(en)
[onderneming 7] en/of [onderneming 2] doen/laten toekomen,
en/of
- ( vervolgens) op basis van die valse en/of onjuiste opdrachtbon of
ontvangstbon) een valse en/of onjuiste factuur op naam van/vanwege die
rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] opgemaakt of
doen/laten opmaken en/of gericht aan en/of toegestuurd of doen/laten toekomen
aan die [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19], waarbij die valse en/of
onjuiste opdrachtbon of ontvangstbon als zogenaamd bewijstuk was
bijgesloten/toegevoegd,
waardoor (die werknemer(s) van) dat/die bedrijven [benadeelde 18] en/of
[benadeelde 19] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens)
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk die valse opdrachtbon
of ontvangstbon, namelijk waarop een te hoog/onjuist geldbedrag was vermeld,
op naam van/vanwege die [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] en/of
gericht aan die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] op te
maken, en/of aan die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2]
en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 2] toe te sturen of te doen/laten
toekomen;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
de rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2]
in of omstreeks de periode van 25 februari 2009 t/m 10 november 2010
te Zwartemeer, gemeente Emmen, en/of Nieuw-Vennep en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere (andere)
rechtspers(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, een of meer (medewerkers van) het/de
bedrijf/bedrijven [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19]
heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid
geld, in totaal (ongeveer) 378.021,86 euro, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid geld,
hebbende die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] toen
aldaar (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en)
en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in
strijd met de waarheid (telkens)
- een valse opdrachtbon of ontvangstbon, namelijk waarop een te hoog/onjuist
geldbedrag was vermeld, op naam van/vanwege die [benadeelde 18] en/of
[benadeelde 19] en/of gericht aan die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7]
en/of [onderneming 2] doen/laten opmaken, en/of aan die rechtsperso(o)n(en)
[onderneming 7] en/of [onderneming 2] doen/laten toekomen,
en/of
- ( vervolgens) op basis van die valse en/of onjuiste opdrachtbon of
ontvangstbon) een valse en/of onjuiste factuur op naam van/vanwege die
rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2] opgemaakt of
doen/laten opmaken en/of gericht aan en/of toegestuurd of doen/laten toekomen
aan die [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19], waarbij die valse en/of
onjuiste opdrachtbon of ontvangstbon als zogenaamd bewijstuk was
bijgesloten/toegevoegd,
waardoor (die werknemer(s) van) dat/die bedrijven [benadeelde 18] en/of
[benadeelde 19] (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte,
zulks terwijl [verdachte 1] en/of [verdachte 2], al dan niet tezamen en in
vereniging met een of meer ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en),
tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven, dan wel
feitelijk leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging(en),
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar (telkens)
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft door (telkens) opzettelijk die valse opdrachtbon
of ontvangstbon, namelijk waarop een te hoog/onjuist geldbedrag was vermeld,
op naam van/vanwege die [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] en/of
gericht aan die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2]
op te maken, en/of aan die rechtsperso(o)n(en) [onderneming 7] en/of [onderneming 2]
en/of [verdachte 1] en/of [verdachte 2] toe te sturen of te doen/laten
toekomen;
art 47 jo 51 Wetboek van strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 25 februari 2009 t/m 8 oktober 2010
te Zwartemeer, gemeente Emmen, en/of Nieuw-Vennep en/of elders in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere (andere)
rechtspers(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen,
(telkens) een opdrachtbon of ontvangstbon (op naam van/vanwege [benadeelde 18]
en/of [benadeelde 19])
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te
dienen -
valselijk heeft opgemaakt of vervalst,
immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer
ander(e) perso(o)n(en) en/of rechtsperso(o)n(en), althans alleen, (telkens)
valselijk op die opdrachtbon of ontvangstbon en/of een onjuist geldbedrag
vermeld of doen/laten vermelden,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
(overzicht documenten: dossiermap PV-02, p.278/bijlage D-005;
documenten D-010 t/m D-032 en/of D-037)
art 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, en een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.

Bewijsoverwegingen

De raadsvrouw heeft ter zitting betoogd dat geen sprake is van enig gezamenlijk belang, doel of opzet om, voor eigen gewin, het bedrijf [benadeelde 18] op te lichten en derhalve het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. Het uiterst subsidiair tenlastegelegde acht de raadsvrouw wel bewijsbaar.
De rechtbank overweegt als volgt.
Door [onderneming 7] en [onderneming 2] zijn in de jaren 2009 en 2010 in totaal 103 facturen aan [benadeelde 18] uitgebracht. Uit het onderzoek en dossier komt naar voren dat aan deze 103 facturen in een groot aantal gevallen valselijk opgemaakte opdrachtbonnen / ontvangstbonnen, ten grondslag liggen. Bij de stukken bevinden zich diverse door andere uitvoerders zoals [getuige 6], [getuige 7], [getuige 8], [getuige 9] en [getuige 10] afgelegde verklaringen. Uit alle verklaringen komt naar voren dat de inmiddels overleden verdachte [verdachte 5] degene was die aan hen opdracht heeft gegeven tot het valselijk opmaken van opdrachtbonnen. De verdachte heeft erkend dat hij in totaal 69 stuks van deze opdrachtbonnen heeft opgemaakt.
De door verdachte [verdachte 3] opgemaakte 69 bonnen zijn volgens de door hem in het dossier en ter zitting afgelegde verklaringen in 62 gevallen door hem op verzoek van [verdachte 5] opgemaakt en in de resterende zeven gevallen op eigen initiatief. De verdachte heeft verklaard dat hij zich er van bewust was dat hij valse bonnen opmaakte en dat de inhoud van deze bonnen niet aansloten op de door [onderneming 7] en [onderneming 2] daadwerkelijk ten behoeve van [benadeelde 18] verrichte prestaties.
Op grond van de door de verdachte opgemaakte facturen is [benadeelde 18] (telkens) bewogen tot de afgifte van geldsommen aan [onderneming 7] en [onderneming 2], die niet waren uitbetaald als het bedrijf van de werkelijke gang van zaken op de hoogte was geweest. Derhalve heeft de verdachte zich mede schuldig gemaakt aan de oplichting van zijn werkgever, die daardoor tot een bedrag van ruim € 378.000,-- is benadeeld. Dat hij – in ieder geval voor zover op grond van de stukken kan worden vastgesteld – hierbij zelf geen voordeel heeft genoten, doet aan zijn betrokkenheid aan deze frauduleuze constructie en zijn strafbaarheid niets af.
Voor zover de verdachte betoogt dat hij zelf niet het oogmerk had om ten nadele van [benadeelde 18] anderen te bevoordelen, omdat hij slechts handelde in opdracht van een meerdere, overweegt de rechtbank dat de verdachte heeft erkend dat hij wist dat de inhoud van de door hem opgemaakte facturen niet strookte met de werkelijkheid, maar dat hij er desondanks telkens opnieuw bewust voor heeft gekozen om deze facturen toch op te maken, in de wetenschap dat dit telkens zou leiden tot een onterechte uitbetaling van zijn werkgever aan [onderneming 7] en [onderneming 2]. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat de verdachte geen andere keuze had dan te handelen zoals hij heeft gedaan. Eén en ander valt bovendien niet te rijmen met het gegeven dat hij na het overlijden van [verdachte 5] zelf nog een zevental facturen valselijk heeft opgemaakt. De rechtbank merkt in dit verband nog op dat het veelvuldige telefonische contact dat de verdachte blijkens het dossier in de hier van belang zijnde periode heeft onderhouden met [verdachte 1], de persoon achter [onderneming 7] en [onderneming 2] en die zijn betrokkenheid bij de geschetste frauduleuze constructie heeft toegegeven, veeleer op een actieve rol van de verdachte bij deze gang van zaken wijst.
In het licht van al het voorgaande acht de rechtbank het aan de verdachte primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 25 februari 2009 t/m 10 november 2010, in Nederland, meermalen,
telkens tezamen en in vereniging met een of meerdere rechtspers(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), telkens met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen, een of meer medewerkers van het/de bedrijf/bedrijven [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in totaal (ongeveer) 378.021,86 euro, hebbende verdachte toen aldaar -telkens tezamen en in vereniging met een of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid telkens
- een valse opdrachtbon of ontvangstbon, namelijk waarop een te hoog/onjuist geldbedrag was vermeld, op naam van/vanwege die [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] en gericht aan de rechtspersonen [onderneming 7] en/of [onderneming 2] opgemaakt of doen/laten opmaken, en aan die rechtspersonen [onderneming 7] en/of [onderneming 2] toegestuurd of
doen/laten toekomen, en
- ( vervolgens) op basis van die valse en/of onjuiste opdrachtbon of ontvangstbon) een valse en/of onjuiste factuur op naam van/vanwege die rechtspersonen [onderneming 7] en/of [onderneming 2] doen/laten opmaken en/of gericht aan en/of toegestuurd of doen/laten toekomen aan die [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19], waarbij die valse en/of onjuiste opdrachtbon of ontvangstbon als zogenaamd bewijsstuk was bijgesloten/toegevoegd, waardoor die werknemer(s) van dat/die bedrijven [benadeelde 18] en/of [benadeelde 19] telkens werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

Kwalificatie

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard levert het volgende strafbare feit op:
onder primair:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Motivering straf

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van de verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het uittreksel uit het justitieel documentatieregister waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Verdachte heeft, als uitvoerder bij een bouwbedrijf, een groot aantal valse facturen gemaakt, waarmee zijn werkgever vervolgens is opgelicht. Dit heeft ertoe geleid dat er voor een bedrag van ruim € 378.000,-- onterecht aan derden is uitbetaald. Hoewel niet is komen vast te staan dat de verdachte hierbij zelf voordeel heeft genoten, vervulde hij wel een cruciale rol bij deze frauduleuze constructie.
De rechtbank hanteert als uitgangspunt dat bij fraude op deze schaal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de meest passende bestraffing is. Van dit uitgangspunt zal de rechtbank in deze zaak niet afwijken. Anders dan de officier van justitie heeft voorgesteld, acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten en de omvang van de benadeling. Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank er wel rekening mee dat het gaat om gedateerde feiten en dat, zoals al opgemerkt, niet is komen vast te staan dat de verdachte zelf voordeel heeft genoten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen
14a, 14b, 14c, 47 lid 1, 57 en 326 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht

BESLISSING

De rechtbank:
- verklaart het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld;
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart de verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt de verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot
6 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op
3 jarengestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.H.A. Fransen, voorzitter, L.W. Janssen en
J. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van A.E. Tuinstra, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2014.
Mr. L.W. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.