Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[eiser], te [woonplaats], eiser
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Leeuwarden, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
“OPGAVEN DOOR VERKOPERArtikel 2Verkoper garandeert:(…)t. Het verkochte uitsluitend te hebben gebruikt als kantoorpand voor eigen gebruik en voor de verhuur van kantoorruimten aan derden.”Op verzoek van eiser heeft de notaris in de kantlijn bijgeschreven: “- annex winkel”. Deze toevoeging dient geplaatst te worden na het woorddeel “kantoor”, waardoor er daarna staat: “verhuur van kantoor- annex winkelruimten aan derden”. Deze wijziging is door de verkoper geparafeerd. Eiser heeft de overeenkomst op 4 oktober 2006 ondertekend en geparafeerd.
“
gegarandeerde verklaringen van verkoperArtikel 10Verkopergarandeert, onverminderd het hiervoor verklaarde in de artikelen 5 en 6, koper het navolgende:(…)d. het verkochte kantoorgebouw heeft op de begane grond ook de publiekrechtelijke bestemming: winkels.(…)”.
“
[koper]:ik wist vóór de ondertekening van de koopovereenkomst dat niet geleverd kon worden, hetgeen in de koopovereenkomst was vermeld (geen winkelbestemming). Ik mocht de beide heren echter niet en wilde hen ‘een hak zetten’. In december 2006 heeft makelaar [makelaar] het pand getaxeerd. De onderhandse verkoopwaarde werd door hem getaxeerd op 4 miljoen euro. Ik had het pand dus niet te duur gekocht. Dhr. [B] had veel te weinig ontvangen. Dhr. [B] had het ‘onder pressie’ verkocht. Mogelijk dat hij op zeer korte termijn over liquide middelen moest beschikken…??(…)Op 13 februari 2007 kregen bij bericht van de ongenezelijke ziekte van mijn echtgenote. Financiële zaken zijn dan geheel ondergeschikt. Ik heb dan ook besloten ‘de gehele kwestie af te dealen. Ik heb 25.000 euro ontvangen van dhr. [B]. In de koopovereenkomst tussen [B] en [eiser]/[A] zal ook gestaan hebben dat er winkelbestemming op [het pand] ‘zit’.”.
“
De reikwijdte van het onderzoek is:de juistheid van de verwerking van de onroerend transactie“[het pand] “Dit betreft een bedrijfspand aan het [straat] te [plaats].”.
“
3.5 Fiscale beoordeling allocatie van het resultaat(…)Conclusie;Gezien de handelingen: actief te koop aanbieden, het (laten) wijzigen van de omschrijving van het pand en de ervaring en deskundigheid van de betrokkenen is hier sprake van een handelstransactie met een voorzienbaar voordeel wat belast moet worden als Resultaat uit Overige WerkzaamhedenCorrectie: jaar 2007 Resultaat uit Overige Werkzaamheden (Box 1): € 246.2864 Aangifte inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen (uitgezonderd winst uit onderneming)4.1 Inkomstenbelasting/Premie volksverzekeringen
Hierop heeft eisers gemachtigde op 23 december 2011 gereageerd.
“
Geachte heren [naam] en [naam],Ik heb eerder lopen zoeken naar deze zaak. Ik heb hier destijds uit geconcludeerd dat het in de week van 4 september 2006 moet zijn geweest dat dhr. [eiser] mij het eerst heeft aangesproken over het pand gelegen aan de [straat] te [plaats]. Hij heeft mij gevraagd of ik een koper wist.Helaas kan ik hiervan geen agenda stukken of emails meer achterhalen. (…)”.
“
Echter moet ik de datum in de week van 4 september corrigeren na het zien van het mailverkeer tussen mij en de heer [koper]. Na het zien van het eerste mail verkeer tussen mij en de heer [koper] kan ik zeker verklaren dat het eerste contact tussen mij en [eiser] niet voor 15 of 16 oktober is geweest. (…)”.
2.1 Ter zitting hebben partijen verklaard dat, indien verweerders standpunt wordt gevolgd, de navorderingsaanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld, en dat indien eisers standpunt wordt gevolgd, de navorderingsaanslag dient te vervallen.
2.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
Ingevolge artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001 wordt onder werkzaamheid mede verstaan: het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, zoals bij het uitponden van onroerende zaken, het in belangrijke mate door de belastingplichtige zelf verrichten van groot onderhoud of andere aanpassingen aan een zaak, of het aanwenden door de belastingplichtige van voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis.
4.1 In zijn arrest van 17 december 1999 (HR 17 december 1999, nr. 34 130, ECLI:NL:HR:1999:AA2656, BNB 1999/249) overwoog de Hoge Raad onder meer het volgende in het kader van de destijds geldende regeling in artikel 22, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964: “
Het Hof heeft in zijn uitspraak onder 5.3.2 tot uitgangspunt genomen dat koop van vermogensbestanddelen, in de wetenschap dat deze met winst kunnen worden verkocht, in beginsel tot belastbaarheid van de verkoopwinst op de voet van artikel 22, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 leidt. Terecht wordt in middel I betoogd dat bij dit uitgangspunt ten onrechte de opbrengst van transacties die in de vermogenssfeer liggen tot de inkomsten uit arbeid wordt gerekend. Koop van vermogensbestanddelen in de wetenschap dat deze met winst kunnen worden verkocht leidt alleen dan tot arbeidsinkomsten in de vorm van inkomsten uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden en diensten indien die koop is geschied met het oogmerk door wederverkoop voordeel te behalen en die wederverkoop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.”.
4.2 Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder tegenover de gemotiveerde betwisting van eiser niet aannemelijk gemaakt dat de bijschrijving van de woorden “annex winkel” iets anders betekende dan de tekst van de akte in overeenstemming brengen met de veronderstelling waarin eiser verkeerde. De rechtbank acht eveneens niet aannemelijk verweerders stelling dat eiser geen panden in privé zou hebben aangekocht ter belegging of voor de verhuur. Verweerder heeft daarnaast, in het licht van de betwisting door eiser, geen feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt waaruit zou moeten volgen dat het pand voor 100% gefinancierd zou worden. Tot slot heeft verweerder in het licht van de herziene verklaring van [C] (zie 1.28) en de tot de stukken behorende e-mailwisseling tussen [C] en [koper] (zie 1.9 en 1.27), niet aannemelijk gemaakt dat het contact tussen [C] en eiser reeds voor de aankoop van het pand was gelegd. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder, tegenover de gemotiveerde betwisting van eiser, niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiser ten tijde van de mondelinge koopovereenkomst op 14 september 2006, dan wel ten tijde van de schriftelijke koopovereenkomst van 4 oktober 2006, het oogmerk tot wederverkoop had. Nu de rechtbank van oordeel is dat niet is bewezen dat sprake is van een oogmerk tot wederverkoop, behoeft in dit verband de vraag of bij eiser de wetenschap bestond dat de onroerende zaak met winst kon worden verkocht geen beantwoording meer.
5.1 De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder genoemde handelingen niet het normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaan. Met name de met de koper gevoerde onderhandelingen over de prijs en het rondleiden van de koper zijn naar het oordeel van de rechtbank inherent aan iedere verkoop van een onroerende zaak. De veronderstelling van verweerder dat door het bijschrijving van de woorden “annex winkel” en het te koop aanbieden als bedrijfspand met publiekrechtelijke winkelbestemming sprake zou zijn van bedrog door eiser heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. Daarmee kunnen de door verweerder genoemde handelingen noch afzonderlijk, noch in samenhang bezien, kwalificeren als werkzaamheden in de onder 3. bedoelde zin. De vraag of sprake is van een eventuele waardesprong, wat daar ook van zij, behoeft geen behandeling meer.
10.1 Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.460 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en een wegingsfactor 1). Nu deze zaak samenhangt met de zaken AWB LEE 13/2681 en 13/2682, worden deze samenhangende zaken voor de veroordeling in de proceskosten gezien als één zaak. De rechtbank zal in onderhavige zaak een proceskostenvergoeding van € 730 toekennen.
10.2 De rechtbank ziet geen aanleiding van deze berekening af te wijken, aangezien er geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van de Bpb aanwezig zijn. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verweerders handelen niet dermate onzorgvuldig is geweest, dat dit aanleiding geeft voor een integrale proceskostenveroordeling.