ECLI:NL:RBNNE:2014:6217

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
17.0167792-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling met een bierglas in Heerenveen

Op 8 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling. De verdachte heeft op 26 maart 2011 in Heerenveen het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], volledig onverwacht met een bierglas in het gezicht geslagen. Dit leidde tot een ernstige snijwond van de bovenlip tot op/over het bot van de onderkaak, wat resulteerde in een ontsierend litteken voor het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het handelen van de verdachte opzettelijk was en gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. A.A. Scholtmeijer, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 4.253,17 aan schadevergoeding. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de mishandeling, de impact op het slachtoffer en het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de verdachte in een noodweersituatie handelde, verworpen, omdat de bewijsvoering dit niet ondersteunde. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, en de rechters mr. S. Timmermans en mr. J.N.M. Blom aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/016792-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 8 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2011, te Heerenveen, aan een persoon genaamd
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (onder andere een
doorgesneden onderlip en/of blijvend litteken tot gevolg hebbend), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk een glas in het gezicht te slaan en/of te
duwen en/of door met een glas in zijn, verdachtes, hand een of meer slaande
en/of duwende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer]
daarbij in het gezicht te raken en/of te treffen;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en
strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 maart 2011 te Heerenveen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer],
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een glas in
het gezicht heeft geslagen en/of geduwd en/of met een glas in zijn,
verdachtes, hand een of meer slaande en/of duwende bewegingen heeft gemaakt in
de richting van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer] daarbij in het gezicht heeft
geraakt en/of getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van
en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 26 maart 2011, te Heerenveen, opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]), een glas in het gezicht heeft geslagen en/of
geduwd en/of met een glas in zijn, verdachtes, hand een of meer slaande en/of
duwende bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of die [slachtoffer]
daarbij in het gezicht heeft geraakt en/of getroffen, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
veroordeling voor het primair ten laste gelegde tot:
- oplegging van 200 uur werkstraf subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van
€ 4.253,17, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor dat bedrag.

Beoordeling van het bewijs

De inhoud van een zaaksdossier, OPS-nummer 2011030476, gesloten op 29 maart 2011, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02R2 2011030476-8, d.d. 26 maart 2011, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer] (blz. 20 - 24):
Op 26 maart 2011 was ik in [café]. Ik denk dat het om ongeveer 04:00 uur gebeurd is. Ik stond tussen de DJ en de bar in. Ik keek richting de bar. Ik stond met [persoon 1] te praten.
V: Wie stond daar nog meer bij?
A: Ik stond met [persoon 1] te praten. [persoon 2] stond volgens mij links van mij. Ik heb met mijn vriendin wel eens een geintje. Mijn vriendin is een negerin dus maak ik daar een geintje over. Ik zei wat tegen [persoon 1], echt een geintje.
V: Wat zei je tegen [persoon 1]?
A: Ik zei iets in de trant van: “Het zijn ook altijd weer die negers” of “die negers ook altijd”. Nadat ik dat gezegd had kreeg ik in één keer drank in mijn gezicht gegooid. Ik dacht dat het bier was. Het kwam in mijn ogen want het prikte. Ik stond voorover omdat mijn ogen pijn deed. Ik zit met mijn vingers in mijn ogen. Ik keek op en toen was het ineens klats.
V: Hoe ver stonden jullie van elkaar af?
A: Nog geen twee meter.
V: Wat was die klats?
A: Ik denk dat dit het glas was. Ik heb later ook glas in mijn lip aangetroffen.
V: Wat voelde jij toen?
A: Ik merkte dat het mis was bij mijn lip.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02DH 2011030476-13, d.d.29 maart 2011 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige] (blz.30 -31):
Afgelopen 26 maart 2011 omstreeks 04:30 uur bevond ik mij in het [café]. Ik stond met de rug naar de bar. Opeens voelde ik spetters van drinken in mijn haar. Ik zag dat dit uit de richting van de bar kwam.
Ik keek om en ik zag toen een voor mij bekende man, genaamd [alias verdachte], staan. Ik zag dat hij in een rare positie stond, met zijn arm naar voren, hij had in zijn linker- of rechterhand een glas.
Ik zag dat [alias verdachte] tegen de bar aanstond met de achterzijde naar de bar toe gekeerd. Voor hem stond de mij bekende [slachtoffer]. Toen zag ik dat [alias verdachte] kwaad werd. Ik kon dit zien aan zijn uitdrukking in zijn gezicht in zijn ogen.
Ik zag dat [alias verdachte] met in zijn hand een glas naar voren deed en een bewuste zwaaibeweging maakte met deze arm richting het gezicht van [slachtoffer]. Ik zag dat [alias verdachte] dit glas keihard sloeg in het gezicht van [slachtoffer]. Dit was duidelijk met opzet. Ik wil u zeggen dat hij dit glas in het gezicht sloeg en niet in het gezicht drukte.
Een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL02DH 2011030476-2, d.d. 26 maart 2011, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner (blz. 32 -34):
Op 26 maart 2011 omstreeks 04.12 uur werden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] geconfronteerd met een opstootje nabij [café] in de [pleegplaats]. Wij, verbalisanten, [verbalisant 3] en [verbalisant 4] kwamen op verzoek van de collega's [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ook ter plaatse. Ik, [verbalisant 3], ben de Kerkstraat ingelopen, waar het slachtoffer, aangever [slachtoffer], op de grond zat.
Ik, [verbalisant 3], zag dat aangever hevig bloedde in zijn gezicht. Ik, [verbalisant 3], zag dat de onderlip van de aangever helemaal uit elkaar lag.
Ik, [verbalisant 3], werd ter plaatse aangesproken door [persoon 3], medewerker van [café], die mij mededeelde dat de mishandeling van de aangever door een camera in de zaak feilloos was opgenomen. Ik, [verbalisant 3], heb vervolgens in het bijzijn van betrokkene de beelden bekeken. Dit was op zaterdag 26 maart 2011 te 04.30 uur.
Op de beelden is het volgende door mij, [verbalisant 3], gezien:
Verdachte staat ruggelings tegen de bar geleund, nabij de dansvloer en heeft een glas in zijn rechterhand. Aangever staat op de dansvloer met een meisje. Te zien is dat er op een gegeven moment tussen aangever en verdachte enig oogcontact is. Kort hierna is te zien dat de verdachte de inhoud van het glas in het gezicht gooit van de aangever. Aangever veegt met zijn hand de nattigheid uit zijn gezicht. Vrijwel direct daarop is te zien dat verdachte met het glas in zijn rechterhand een stekende beweging naar aangever maakt en aangever hierbij op zijn mond raakt. Gevolg hiervan een hevig bloedende wond aan de mond van de aangever.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL0200 2011030476-6, d.d. 26 maart 2011, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte [verdachte] (blz. 35 – 40):
V: Wat is er gebeurd in [café]?
A: Ik pakte mijn biertje en draaide mij om. Er stond een grote jongen met zijn vriendin. Ik had oogcontact met die jongen. Ik hoorde dat hij tegen zijn vriendin zei: “Net als die negers”. Ik heb het woord negers gehoord. Ik dacht dat hij het over mij had. Ik keek hem aan. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Weg met die negers”.
V: Het hele incident is gefilmd, dat kunnen wij bekijken. Wij bespreken de beelden met jou.
Op de beelden is te zien dat de aangever iets achter uit deinst. Direct daarop maak jij met het glas een stekende beweging naar aangever toe.
A: Doordat hij dichtbij stond, raakte ik hem. Ik heb hem geraakt met het glas.
Een geneeskundige verklaring op 14 april 2011 opgemaakt en ondertekend door [arts], plastisch chirurg, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring (blz. 42, 43):
Medische informatie betreffende:
Naam: [slachtoffer]
Omschrijving van het letsel.
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Volledige doorsnijding onderlip / musculatuur door kin tot / over bot onderkaak.
Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 26-03-2011.
Overig van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel e.d.):
Uitgebreide operatie gelaatsverwonding.
Blijvend litteken.
wond: 6 weken; litteken 1 ½ jaar.

Bewijsoverweging

De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen vaststaat dat verdachte het slachtoffer met een bierglas in het gezicht heeft geslagen, waardoor het slachtoffer ernstig letsel heeft opgelopen in de vorm van een doorsnijding van zijn onderlip tot op/over het bot van de onderkaak.
Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als gericht op toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer. Het is een algemene ervaringsregel dat bij het slaan met een bierglas in het gelaat van een ander, de aanmerkelijke kans bestaat dat dit zwaar lichamelijk letsel kan opleveren. Denk hierbij aan blijvend oogletsel of littekens, zoals in de onderhavige zaak. Nu het een algemene ervaringsregel betreft, moet ook verdachte geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest. Door niettemin te handelen zoals verdachte heeft gedaan, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Aldus was bij verdachte sprake van opzet op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde bewezen.
De raadsman heeft in zijn pleidooi een verweer gevoerd dat door hem als "Meer- en Vaartverweer" is getypeerd. Met dit verweer heeft de raadsman een alternatief scenario willen schetsen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het ook zou kunnen dat verdachte gewond is geraakt toen verdachte door [slachtoffer] in een soort hoofdklem was vastgepakt en verdachte aan [slachtoffer] vuistslagen in het gezicht gaf. Hierbij zou [slachtoffer] gewond kunnen zijn geraakt door zijn eigen glas.
Dit scenario wordt echter, gelet op hetgeen verbalisant [verbalisant 3] daaromtrent heeft verklaard met betrekking tot het bekijken van de camerabeelden, door de bewijsmiddelen weersproken. Het verweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 26 maart 2011, te Heerenveen, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (onder andere een doorgesneden onderlip en blijvend litteken tot gevolg hebbend), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een glas in zijn, verdachtes, hand slaande bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer] en die [slachtoffer] daarbij in het gezicht te treffen.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Primair: Zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft het verweer gevoerd dat verdachte heeft gehandeld in een noodweersituatie, zodat ontslag van rechtsvervolging dient te volgen.
Doordat aangever verdachte in een hoofdklem had gepakt en hem vuistslagen toediende moest verdachte zich afweren tegen deze vuistslagen, teneinde te ontsnappen aan de situatie waarin verdachte verkeerde.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Op grond van de verklaring van de getuige Hokke en de verklaring van verbalisant [verbalisant 3] omtrent hetgeen hij op de camerabeelden heeft gezien met betrekking tot de mishandeling, is aannemelijk geworden dat verdachte aan te merken is als de agressor, zodat een noodweersituatie aan de zijde van verdachte niet aannemelijk is geworden.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het over hem opgemaakte voorlichtingsrapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Hij heeft het slachtoffer volledig onverwacht met een bierglas in het gezicht geslagen, waardoor het slachtoffer een snijwond vanaf zijn bovenlip tot op/over het bot van de onderkaak heeft opgelopen. Het slachtoffer heeft hierdoor een ontsierend litteken opgelopen.
Dit handelen van verdachte is niet alleen ingrijpend voor het slachtoffer, maar bevordert bovendien de gevoelens van onveiligheid in uitgaansgelegenheden in de samenleving. Op zich rechtvaardigt dergelijk laakbaar handelen op grond van de landelijke oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de straftoemeting zal de rechtbank echter rekening houden met het feit dat sprake is van een oud feit en dat verdachte nooit eerder met justitie in aanraking is geweest.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met een werkstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, om de ernst van het feit tot uitdrukking te brengen en als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van strafbare feiten te onthouden.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen nu verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres 2], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.253,17 (zegge: vierduizendtweehonderddrieenvijftig euro en zeventien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2011.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een bedrag van € 4.253,17 (zegge: vierduizendtweehonderddrieenvijftig euro en zeventien eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2011, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 52 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit € 2.553,17 aan materiële schade en € 1.700,-- aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter, mr. S. Timmermans en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 8 december 2014.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Lootsma-Oude Nijeweme
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Timmermans
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Van Dijk
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/016792-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 24 november 2014
Tegenwoordig:
mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme, voorzitter,
mr. S. Timmermans en mr. J.N.M. Blom, rechters, en
A. van Dijk, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Houwink.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. A.A. Scholtmeijer, advocaat te Heerenveen.
Als benadeelde partij is verschenen: [slachtoffer].
……………………
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 8 december 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.