ECLI:NL:RBNNE:2014:6132

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
18.830579-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een mes

Op 28 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een man veroordeeld voor poging tot zware mishandeling. De rechtbank legde een werkstraf op van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. De zaak kwam voort uit een incident op 13 oktober 2013, waarbij de verdachte met een mes een persoon, [slachtoffer], bedreigde en het mes tegen diens hoofd gooide. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.T. van Daatselaar, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was, op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een taakstraf op, rekening houdend met de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het was gepleegd. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte stappen had gezet in zijn behandeling voor verslaving en dat hij openstond voor verdere begeleiding. De uitspraak bevatte ook voorwaarden voor reclassering en behandeling, om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830579-13
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 28 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.T. van Daatselaar, advocaat te Hoogeveen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S.M. von Bartheld.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, bovenhands tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 oktober 2013 te [pleegplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, bovenhands tegen het hoofd van die [slachtoffer] gegooid.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie en verdachte
Zowel de officier van justitie als de raadsman van verdachte acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank past met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL01PF 2013107430-1, d.d.
13 oktober 2013, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 13 oktober 2013 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een mes bovenhands tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het primair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
primair Poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het primair ten laste gelegde te veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van drie jaren met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Verslavingszorg Noord Nederland (hierna ook: VNN) in het rapport gedateerd 13 november 2014.

Standpunt verdediging

De raadsman heeft gepleit voor een straf zoals gevorderd door de officier van justitie.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling van een agent door een keukenmes hard in de richting van deze agent te gooien. Hierbij heeft het mes de fietshelm van de agent geraakt.
Uit het proces-verbaal en uit de rapportage van VNN blijkt dat verdachte verslaafd is geweest aan alcohol en cannabis en dat het delict onder invloed van deze middelen is gepleegd. Verdachte gebruikt sinds dit feit naar eigen zeggen geen alcohol meer; het cannabisgebruik heeft hij teruggebracht tot één joint per dag. VNN heeft geen aanleiding om aan die bewering te twijfelen. Verdachte is gediagnosticeerd met ADHD. Hij is zeer kwetsbaar en heeft op veel leefgebieden problemen. Verdachte staat open voor begeleiding en behandeling en hij heeft het afgelopen jaar op een aantal gebieden, waaronder zijn verslavingsproblematiek, positieve stappen genomen. Verdachte is niet in staat zichzelf te activeren en heeft hij allerlei praktische zaken voortdurende ondersteuning nodig. VNN adviseert de reeds ingezette trajecten bij Op Regel en psycholoog De Thouars voort te zetten.
Poging tot zware mishandeling door een mes te gooien, is een ernstig misdrijf vanwege de grote risico’s die aan een dergelijk handelen verbonden zijn. Uitgangspunt bij de bestraffing van een dergelijk handelen is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. In het voordeel van verdachte spreekt dat hij hard aan zijn problemen heeft gewerkt en dat in de toekomst wil blijven doen. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, bestaande uit een werkstraf, zij het van iets minder uren dan door de officier van justitie gevorderd. Daarnaast zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen, zoals voorgesteld in voornoemd reclasseringsrapport van VNN.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
a. dat veroordeelde zich op de eerstvolgende werkdag na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij de heer Westerbrink van Op Regel, zich zal blijven melden, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
b. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling/begeleiding zal stellen van psycholoog F.F.B. De Thouars, of soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering VNN, op de tijden en plaatsen als door of namens die behandelaar aan te geven, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling/begeleiding door of namens de behandelaar zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering VNN op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.V. Nolta, voorzitter, mr. L.H.A.M. Voncken en
mr. M.J. Oostveen, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2014.