ECLI:NL:RBNNE:2014:6128

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
18.830218-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vijftien auto-inbraken met bijzondere voorwaarden

Op 5 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van vijftien auto-inbraken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 268 dagen, waarvan 240 dagen voorwaardelijk. Daarnaast is er een werkstraf van 240 uur opgelegd. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht, klinische en ambulante behandeling, en een verbod op drugs en alcohol. De verdachte is bijgestaan door zijn advocaat, mr. R. Roelofsen, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk. De tenlastelegging omvatte diefstal met braak van verschillende goederen uit auto's, waarbij de verdachte zich toegang tot de voertuigen heeft verschaft door middel van braak, verbreking of inklimming. De rechtbank heeft de feiten wettig en overtuigend bewezen verklaard, en de verdachte is vrijgesproken van overige ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de adviezen van de reclassering. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld en gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partijen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830218-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 5 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Roelofsen, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. S. Kromdijk.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 juni 2014 te Groningen met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto, (merk Chrysler, type Neon
kenteken, [kenteken 1], geparkeerd staande aan of bij de [straat 1]) heeft
weggenomen een Tom Tom en/of shag en/of een (geld)bedrag, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2014 tot en met 17 juni 2014 te
Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto
(merk Smart, kenteken [kenteken 2], staande aan of bij de [straat 2]) heeft
weggenomen een autoradio, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 16 juni 2014 tot en met 17 juni 2014 te
Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto,
(merk Volkswagen type Transporter, kenteken [kenteken 3], geparkeerd staande aan
of bij de [straat 2]), heeft weggenomen een accu, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2014 tot en met 16 juni 2014 te
[geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto
(merk Opel, type Astra, kenteken [kenteken 4], geparkeerd staande op of bij de
[straat 3]), heeft weggenomen een laptop en/of een portemonnee (met
inhoud) en/of een autoradio en/of een paar werkschoenen en/of een subwoofer
en/of versterker en/of een navigatiesysteem en/of een paar sportschoenen en/of
scheermesjes en/of een rekenmachine, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
5.
hij op of omstreeks 14 juni 2014 te Groniningen met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto (merk Renault type Megane
kenteken [kenteken 5]), geparkeerd staande aan de [straat 4], heeft
weggenomen drie vishengels en/of een viskoffer(telkens), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie en verdachte
Zowel de officier van justitie als de raadsman van verdachte acht de onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De rechtbank past met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL01KE-2014066926-1, d.d. 20 juni 2014, opgenomen in het dossier met registratienummer PL01KE-20140903232, op blz. 175 e.v., inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 1].
De rechtbank past met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL01KD-2014065795-1, d.d. 17 juni 2014, opgenomen in een losse bijlage bij voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangever 1].
De rechtbank past met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL01KD-2014065802-1, d.d. 17 juni 2014, opgenomen op blz. 156 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangever 2].
De rechtbank past met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL01KD-2014065331-1, d.d. 17 juni 2014, opgenomen op blz. 142 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 4].
De rechtbank past met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL01KF-2014064583-1, d.d. 14 juni 2014, opgenomen op blz. 134 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [aangever 3].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 19 juni 2014 te [geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto, merk Chrysler, type Neon kenteken, [kenteken 1], geparkeerd staande aan de [straat 1] heeft weggenomen een Tom Tom en shag en een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij in de periode van 16 juni 2014 tot en met 17 juni 2014 te [geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto merk Smart, kenteken [kenteken 2], staande aan de [straat 2] heeft weggenomen een autoradio toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
3.
hij in de periode van 16 juni 2014 tot en met 17 juni 2014 te [geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto, merk Volkswagen type Transporter, kenteken 16-GLD-2, geparkeerd staande aan de [straat 2], heeft weggenomen een accu toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 15 juni 2014 tot en met 16 juni 2014 te [geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto merk Opel, type Astra, kenteken [kenteken 4], geparkeerd staande op de [straat 3], heeft weggenomen een autoradio en een paar werkschoenen en een subwoofer en versterker en een navigatiesysteem toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij op 14 juni 2014 te [geboorteplaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto merk Renault type Megane kenteken [kenteken 5], geparkeerd staande aan de Van Oldenbarneveldlaan, heeft weggenomen drie vishengels en een viskoffer, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1 t/m 5, telkens: Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 89 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland. Hierbij moet de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis van het onvoorwaardelijke deel worden afgetrokken.
Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is bepleit, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen van langere duur dan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis en voor het overige aan te sluiten bij het rapport van de reclassering.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan vijftien auto-inbraken. Dit zijn hinderlijke feiten waarmee verdachte geen enkel respect heeft getoond voor de slachtoffers en hun eigendommen en die voor de slachtoffers veel schade opleveren. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat verdachte verslaafd is aan cocaïne en dat de delicten zijn gepleegd om zijn verslaving te bekostigen. In het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte opgenomen in het IMC. Het diagnostisch onderzoek dat aldaar zou worden verricht, kon niet worden afgerond omdat verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden en daarom uit het IMC werd gezet. Verdachte onderschat de hardnekkigheid van zijn verslaving. Heropname is mogelijk indien verdachte een motiveringsbrief schrijft. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard deze brief de dag voor de zitting te hebben verzonden. De reclassering schat het recidiverisico in als hoog. Omdat verdachte zich niet aan de schorsingsvoorwaarden heeft gehouden wordt ook het risico op onttrekking aan de voorwaarden als hoog ingeschat. De reclassering adviseert daarom als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, gedragsinterventie, klinische behandeling en een drugsverbod.
Een dusdanig groot aantal feiten, rechtvaardigt zonder meer het opleggen van een aanzienlijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter een groot deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, omdat zij het, gelet op de problematiek van verdachte, zoals omschreven in de rapportages, van belang acht dat verdachte wordt behandeld en begeleid. Verdachte wordt verplicht zich aan de bijzondere voorwaarden te houden, zoals deze door de reclassering zijn geformuleerd.
Gelet op het grote aantal feiten en de geadviseerde klinische behandeling zal de rechtbank een hogere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie geëist is. Daarnaast zal de rechtbank de maximale werkstraf opleggen.

Benadeelde partij Vroegindeweij

[slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De vordering bestaat uit € 1.432,00 aan materiële schade.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering met betrekking tot de TomTom kan worden toegewezen. De auto is total loss en had een dagwaarde van € 1.000,00. De verzekering heeft daarvan €750,00 vergoed, dus kan van dat deel van de vordering tot een bedrag van €250,00 worden toegewezen en voor de rest worden afgewezen.
Met betrekking tot de gederfde inkomsten heeft de officier van justitie bepleit dat dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu het niet is onderbouwd en niet kan worden nagegaan of de bedragen reëel zijn.
Het bedrag van €406,00 euro kan worden toegewezen onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de eis van de officier van justitie over te nemen.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot de TomTom, te weten € 156,00, voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht dit deel van de vordering, die niet door verdachte en diens raadsvrouw is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er schade is geleden met betrekking tot de auto en dat deze schade in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Uit de onderbouwing van de schade blijkt dat de dagwaarde van de auto
€ 1.000,00 was en dat de auto total loss is verklaard. Voorts blijkt dat aan de benadeelde partij een bedrag van € 750,00 euro is uitgekeerd. De rechtbank acht daarmee aannemelijk geworden dat de benadeelde partij € 250,00 schade heeft. De rechtbank wijst dit deel van de vordering toe tot dat bedrag en verklaart de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Met betrekking tot de gederfde inkomsten overweegt de rechtbank dat dit deel van de vordering niet is onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat zij over onvoldoende informatie beschikt om de hoogte van de gederfde inkomsten te kunnen beoordelen en dat aanhouding van de zaak voor het verkrijgen van deze informatie een onevenredige belasting van het strafproces vormt. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
In totaal wijst de rechtbank een bedrag van € 406,00 toe.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Benadeelde partij [slachtoffer 3]

heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu niet blijkt dat [aangever 4] bevoegd was de vordering in te dienen.
Beoordeling
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank het volgende.
[aangever 4] heeft namens [slachtoffer 3] een vordering ingediend. Om zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid aan te tonen is Oberink verzocht een uittreksel van de Kamer van Koophandel over te leggen. Nu hij hieraan niet heeft voldaan, is de rechtbank van oordeel dat hij niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Benadeelde partij [aangever 5]

Met betrekking tot het ad informandum gevoegd feit 6 heeft [aangever 5] zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd.
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van [aangever 5] heeft de officier van justitie gesteld dat deze dient te worden geschat op € 150,00 nu waarschijnlijk is dat de dagwaarde aanzienlijk lager was dan het schadebedrag.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [aangever 5] sluit de raadsman zich aan bij hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd.
Standpunt benadeelde partij [aangever 5]
De benadeelde partij deelt mee dat haar auto is gesloopt, omdat ze geen reparatie kon betalen en dat ze nu geen auto heeft.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden. Deze schade staat in zodanig verband met het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Nu een bedrag van € 150,00 wordt erkend, zal dit worden toegewezen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Benadeelde partij Rotgers

Met betrekking tot het ad informandum gevoegd feit 8 heeft [aangever 6] zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van [aangever 6] zal worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van [aangever 6] kan worden toegewezen.
Standpunt benadeelde partij [aangever 6]
De benadeelde partij licht toe dat de materialen zijn aangeschaft op de sloop en dat hij deze zelf heeft gemonteerd.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden. Deze schade staat in zodanig verband met het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24c, 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 268 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 240 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
a. dat veroordeelde zich binnen één week na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij VNN op het adres Canadalaan 1 in Groningen, waarbij veroordeelde zich moet blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht.
b. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
c. dat veroordeelde zich gedurende maximaal vier maanden van de proeftijd zal laten opnemen in (forensische) verslavingszorg, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven ook als dat inhoudt dat hij zich na de klinische behandeling gedurende de proeftijd ambulant moet laten behandelen.
d. dat veroordeelde gedurende de proeftijd zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining, aangeboden door GI-GGZ, of een soortgelijke instelling, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan veroordeelde zullen worden gegeven.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uur uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 406,00 (zegge: vierhonderd en zes euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 406,00 (zegge: vierhonderdenzes euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 8 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 5]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro).
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 5], te betalen een bedrag van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 5], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever 6]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 260,00 (zegge: tweehonderdzestig euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangever 6], te betalen een bedrag van € 260,00 (zegge: tweehonderdzestig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 6], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mr. A.F. Gerding en mr. L.W. Janssen, rechters, bijgestaan door mr. M. Heerschop, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 december 2014.