Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
vonnis van de kantonrechter van 2 december 2014
[eisers],
[gedaagde],
De procedure
De vaststaande feiten
1. Indien in een strafzaak in eerste aanleg of in hoger beroep over de gevangenhouding of gevangenneming van de rechtzoekende is geoordeeld, wordt, in afwijking van artikel 18 het aantal toe te kennen punten met drie verhoogd."
Indien in een strafzaak rechtsbijstand is verleend door achtereenvolgens twee of meer rechtsbijstandverleners die niet werkzaam zijn in hetzelfde samenwerkingsverband, wordt het aantal toe te kennen punten één maal met twee verhoogd."
Indien in een zaak achtereenvolgens door twee of meer rechtsbijstandverleners, niet werkzaam in hetzelfde samenwerkingsverband, rechtsbijstand is verleend, wordt de vergoeding betaald aan de rechtsbijstandverlener die het laatst is toegevoegd. De rechtsbijstandverleners verdelen het bedrag in onderling overleg naar verhouding van de verrichte werkzaamheden.”
en vervolge op het telefoongesprek deze week inzake verrekening zou ik een voorstel ontvangen. Ik ontving een factuur voor drie punten Raadkamer en twee punten overname dossier.
geen voorstel maar standaard! [afkorting (initialen)]".
De vordering en het verweer, samengevat en zakelijk weergegeven
Voorafgaand
"de minimis non curat praetor"dringt zich hier onweerstaanbaar op. Twee advocaten(-kantoren) die vele uren besteden
De beoordeling
afgerekend op basis van het pro rata-beginsel naar aanleiding van de aan de zaak bestede tijd".[eisers] betoogt dat deze regeling van 2013 is en dat de kwestie tussen partijen van vóór 2013 is, maar daaraan gaat de kantonrechter voorbij. [eisers] heeft niet gesteld (laat staan onderbouwd) dat de Orde voordien een ander uitgangspunt hanteerde. Verder verwijst de kantonrechter naar de uitspraak van het Hof van Discipline, 21 februari 2005, nr. 4121, Advocatenblad 4 van 10 maart 2006 (dekenbezwaar) waar de Deken een verdeling op basis van het aantal bestede uren redelijker vond. De Deken heeft blijkens die uitspraak een enquête gehouden binnen de Vereniging van Strafrechtadvocaten. Hoewel de kantonrechter moet toegeven dat niet duidelijk is hoe representatief de enquête is geweest, blijkt daaruit dat twee derde van de reagerende leden een onderlinge afrekening in de door de deken aangegeven zin redelijker acht.
De beslissing
dinsdag 16 december 2014 te 11.00uur voor akte uitlating van beide partijen ter zake van wat is overwogen in punt 9;
dinsdag 13 januari 2015 te 11.00 uurvoor antwoordakte;