ECLI:NL:RBNNE:2014:5990

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
720053-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzetheling van sigaretten en shag

De Rechtbank Noord-Nederland heeft op 2 december 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzetheling van een grote hoeveelheid rookwaar, te weten sigaretten en shag. De tenlastelegging betrof onder andere het stelen van deze rookwaren uit een tankstation in de gemeente Opsterland op 26 juli 2013. De verdachte is op de terechtzitting van 18 november 2014 verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste dag in een café in Amsterdam in contact kwam met een onbekende persoon die hem een grote partij sigaretten en shag aanbood. Verdachte heeft vervolgens de rookwaren overgenomen en deze samen met medeverdachte [medeverdachte] in diens tabakszaak geplaatst. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de rookwaren van misdrijf afkomstig waren, en heeft hem daarom schuldig bevonden aan het medeplegen van opzetheling.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 75 dagen indien hij de taakstraf niet naar behoren verricht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder witwassen, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720053-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 2 december 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 juli 2013 te of bij [pleegplaats], (althans) in de
gemeente Opsterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
pand, te weten een tankstation, gelegen aan of bij de [pleegadres], aldaar,
heeft weggenomen een grote hoeveelheid rookwaar (sigaretten en/of shag), in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [tankstation], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 te of
bij [pleegplaats], (althans) in de gemeente Opsterland en/of te Amsterdam, in de
gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, een grote hoeveelheid rookwaar (te weten
sigaretten en/of shag) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die rookwaar wist(en), althans redelijkerwijs
had/hadden moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013, te of
bij [pleegplaats], althans in de gemeente Opsterland en/of te Amsterdam, althans
in de gemeente Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, van (een) voorwerp(en), te weten een hoeveelheid rookwaar (te weten sigaretten en/of shag), in elk geval enig goed,
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of
verhuld wie de rechthebbende op die/dat voorwerp(en) was/waren of die/dat
voorwerp(en) voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of
- ( een) voorwerp(en), te weten (voornoemd(e) rookwaar (sigaretten en/of shag)
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovenomschreven
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het onder 1. primair ten laste gelegde;
- veroordeling voor het onder 1. subsidiair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf van een maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

Beoordeling van het bewijs

Feit 1. primair
De rechtbank is -met de officier van justitie en de raadsman- van oordeel dat de onder 1. primair ten laste gelegde diefstal niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat zij verdachte hiervan zal vrijspreken.
Feit 1. subsidiair
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 18 november 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zat op vrijdagmiddag in een café in de [straat] te Amsterdam. Er kwam een persoon binnen, die ik daar wel vaker zag. Hij heeft altijd verschillende handeltjes, zoals deze keer in sigaretten en shag. Hij vroeg mij of ik interesse had. Het waren rond de 1800 a 1900 pakjes. Ik ben toen naar [medeverdachte] gegaan. Hij heeft een sigarenwinkel. Ik heb eerst alleen gevraagd of [medeverdachte] interesse had in de partij. Hij liet weten dat hij wel interesse had als het niet om gestolen waar ging. Ook wilde hij papieren zien van het faillissement. Vervolgens ben ik teruggegaan naar de persoon in de kroeg. Hij heeft zijn auto opgehaald en de sigaretten lagen achterin. Toen ben ik met die auto naar de sigarenwinkel van [medeverdachte] gereden. De sigaretten zaten los in zakken en dozen en die heb ik samen met [medeverdachte] in postzakken gegooid.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 02CL213022-PV-01, gesloten op
4 maart 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
2.1.
een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL02CD 2013081831-1, d.d. 26 juli 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Ik wil aangifte doen van diefstal bij het [tankstation], gevestigd aan de [pleegadres] te [pleegplaats]. Ik kreeg op 26 juli 2013 om 03.01 uur een melding via mijn mobiele telefoon dat er op meerdere zones een alarm af ging in het tankstation. Er is mij verteld dat de politie ook werd aangestuurd omdat dit kon duiden op een inbraak. Toen ik bij het tankstation aankwam was de politie er al en bleek er inderdaad te zijn ingebroken. Ik zag dat de witte deur aan de zijkant van het tankstation open stond. Dit is de deur die niet aan de straatzijde zit maar aan de andere zijde van het tankstation. Ik zag dat deze witte deur open stond. Ik zag dat het slot er was uitgeboord. Ik zag dat de volgende deur naar links open stond en beschadigd was. Ik zag dat er vanachter de kassa allerlei pakjes sigaretten waren weggenomen.
2.2.
een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer 2013081831-AH-17-01, d.d. 28 februari 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de [verbalisant]
Op vrijdag 26 juli 2013, omstreeks 03.10 uur, werd ik, verbalisant, in kennis gesteld van een inbraak in het [tankstation], gevestigd aan de[pleegadres] te [pleegplaats]. Vanuit de melding die ik ontving, bleek mij dat bij de inbraak rookwaren waren weggenomen. Tevens werd mij medegedeeld dat de mogelijkheid bestond dat ook een door de politie geprepareerd en aldaar geplaatst pakje sigaretten weggenomen kon zijn. Gezien de vele inbraken in het district Friesland bij tankstations waar veelal rookwaren werden meegenomen, was namelijk ook bij dit tankstation een geprepareerd pakje sigaretten geplaatst. In dit pakje sigaretten was een zender op basis van GPS ingebouwd, ten einde positiebepaling te kunnen verrichten in het geval van ongewenste wegname. De juiste werking van deze zender wordt bij iedere plaatsing gecontroleerd. Door mij, verbalisant, is vastgesteld dat de zender bij de plaatsing in het pakje sigaretten een locatie heeft gemeld, in overeenstemming met de [locatie] te [pleegplaats]. De juiste werking van de zender en de locatie wordt regelmatig gecontroleerd. Bij de melding omstreeks 03:10 kon ik, verbalisant, in de historische gegevens van de zender het navolgende raadplegen.
26/07 vanaf 03:00 uur Start bewegen tracer tot en met 26/07 03:18 uur diverse bewegingen.
tracer. 26/07 vanaf 03:19 uur tot en met 26/07 03:28 uur geen beweging in tracer.
(…)
Tijdens de beweging met als start 26/07 18:21 uur en einde 18:34 uur gaf de tracer tussen de 3 en 5 satellieten posities weer in de Jordaan te Amsterdam, met als bijzonderheid de tijdstippen en locaties: 26/07 18:17 uur GPS positie omgeving Egelantierstraat. 26/07 18:21 uur GPS positie omgeving Boomstraat. 26/07 18:23 uur GPS positie omgeving Boomstraat. 26/07 18:27 uur GPS positie omgeving [straat]. Middels deze meting kon vastgesteld worden dat de tracer zich in het pand [straat] te Amsterdam bevond.
2.3.
een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer PL02R2 2013081831-11, d.d.
28 juli 2013 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van medeverdachte
[medeverdachte]:
Ik heb een tabakszaak aan de [straat] te Amsterdam. Op vrijdag 26 juli 2013 was ik in de winkel en kreeg ik bezoek van [verdachte]. [verdachte] vroeg mij of hij in de loop van de middag daar wat neer mocht zetten. Hij doelde daar op die plaats in de winkel. Het was die middag tegen zessen of iets daarna dat [verdachte] weer terugkwam. [verdachte] kwam met de auto en deze had hij voor mijn deur gezet, een witte Combo of Caddy-achtige auto. In de laadruimte had [verdachte] sigaretten staan. De sigaretten zaten in twee postzakken en in dozen. [verdachte] heb ik geholpen met het uitladen van de sigaretten.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft een partij rookwaar aangeboden gekregen van grote omvang en met een waarde van rond de 10.000 euro van een relatief onbekende persoon in een kroeg met de mededeling dat deze afkomstig zou zijn uit een faillissementsverkoop. Verdachte is daarop naar de tabakszaak van medeverdachte [medeverdachte] gegaan en heeft gevraagd of hij erin geïnteresseerd was. Toen dit het geval bleek, is verdachte teruggegaan naar de man in de kroeg en heeft hij de partij rookwaar van deze persoon overgenomen. De pakjes zijn voornamelijk in losse eenheden aangeleverd en de verdachte heeft geen papieren ontvangen waaruit zou kunnen blijken dat de partij uit een faillissementsboedel afkomstig was. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de partij rookwaar van een misdrijf afkomstig was, zodat zij het medeplegen van opzetheling wettig en overtuigend bewezen acht.
Feit 2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat verdachte heeft geweten dat de rookwaar van criminele herkomst was. Verdachte en medeverdachte hebben gezamenlijk getracht de gestolen rookwaar onder te brengen in een tabakszaak, zodat de handel legaal zou lijken. Verdachte en medeverdachte hebben de sigaretten overgepakt van de vier zakken waarin de rookwaar oorspronkelijk zat naar de twee aangetroffen postzakken uit de winkel van medeverdachte [medeverdachte]. Dit is naar de mening van de officier van justitie een verbergings- of verhullingshandeling geweest, zodat het onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank
De politie heeft een partij gestolen sigaretten en shag aangetroffen in postzakken in de tabakszaak van medeverdachte. Blijkens de gebezigde bewijsvoering van het onder 1. ten laste gelegde acht de rechtbank het bewezen dat de in postzakken aangetroffen sigaretten en shag uit eigen misdrijf, te weten opzetheling, afkomstig zijn.
De tenlastelegging van feit 2. is toegesneden op artikel 420bis, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht ten aanzien van deze rookwaar. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat wanneer het gaat om het voorhanden hebben van een voorwerp dat afkomstig is uit een door verdachte zelf begaan misdrijf moet, om dit te kunnen kwalificeren als witwassen, uit de motivering van de bewezenverklaring kunnen worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp niet slechts voorhanden heeft gehad, maar dat zijn gedragingen ook kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele afkomst van het voorwerp.
In onderhavige zaak is de partij rookwaar aangetroffen in postzakken in de tabakszaak van medeverdachte. De rechtbank is van oordeel dat hieruit niet kan worden afgeleid dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte kennelijk gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van deze goederen, in de zin zoals door de Hoge Raad is bedoeld. Nu voorts geen bewijsmiddelen voorhanden zijn voor de overige ten laste gelegde witwashandelingen, zal de rechtbank verdachte daarom vrijspreken van het onder 2. ten laste gelegde witwassen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 26 juli 2013 tot en met 27 juli 2013 te Amsterdam, in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een grote hoeveelheid rookwaar, te weten sigaretten en shag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen en overdragen van die rookwaar wisten, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair Medeplegen van opzetheling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van Reclassering Nederland d.d.
3 oktober 2014, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
11 september 2014, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling door een partij van ongeveer 1800 à 1900 pakjes sigaretten en shag te hebben overgenomen, terwijl deze de nacht ervoor waren gestolen bij een tankstation. Verdachte heeft zodoende meegewerkt aan het in stand houden van de markt van gestolen goederen. De rechtbank acht dit een ernstig feit en rekent dit verdachte aan.
Uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte zijn leven in praktische zin op orde heeft. Zij schatten het recidiverisico in als laag tot matig. Uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt niet van relevante documentatie. De rechtbank acht een taakstraf zoals door de officier van justitie is gevorderd op zijn plaats. Gelet op het ontbreken van relevante strafrechtelijke documentatie en gelet op de vrijspraak voor witwassen ziet zij -anders dan de officier van justitie- geen aanleiding om daarnaast tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 47 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair en 2. is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 150 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Sikkema, voorzitter, mr. L.G. Wijma en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. L.S. Gosselaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 december 2014.
Mr. J.N.M. Blom en mr. W.S. Sikkema buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wijma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Gosselaar
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720053-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 18 november 2014
Tegenwoordig:
mr. W.S. Sikkema, voorzitter,
mr. L.G. Wijma en mr. J.N.M. Blom, rechters, en
mr. L.S. Gosselaar, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. T.H. Pitstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.R.P. Hoppenbrouwers, advocaat te Amsterdam.
De behandeling van de zaak tegen de verdachte geschiedt -op praktische gronden- gelijktijdig met de behandeling van de zaak onder parketnummer 18/860137-13 tegen de medeverdachte [medeverdachte], maar zonder dat deze zaken worden gevoegd.
…..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 2 december 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de oudste rechter en de griffier.