ECLI:NL:RBNNE:2014:593
Rechtbank Noord-Nederland
- Voorlopige voorziening
- M.W. de Jonge
- M.J. ‘t Hart
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening bij sluiting woning wegens aanwezigheid van hennepplanten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 6 februari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een koopwoning, was geconfronteerd met een besluit van de burgemeester van de gemeente Midden-Drenthe om zijn woning voor drie maanden te sluiten vanwege de aanwezigheid van 42 hennepplanten. De burgemeester stelde dat de woning een risico vormde voor de openbare orde en de veiligheid van omwonenden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om schorsing van het besluit.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de motivering van de burgemeester onvoldoende was. Er was geen afdoende belangenafweging gemaakt en de risico's voor de omgeving waren niet aannemelijk gemaakt. De voorzieningenrechter wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe en schorste het besluit van de burgemeester. Tevens werd de burgemeester opgedragen om het door verzoeker betaalde griffierecht te vergoeden en werd verweerder in de proceskosten veroordeeld.
De voorzieningenrechter benadrukte dat er sprake was van een spoedeisend belang bij de beoordeling van het besluit tot sluiting van de woning. De rechter wees erop dat de burgemeester bevoegd was om een last onder bestuursdwang op te leggen, maar dat dit wel gepaard moest gaan met een deugdelijke motivering en een zorgvuldige belangenafweging. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester niet had aangetoond dat de sluiting van de woning noodzakelijk was en dat de belangen van verzoeker onvoldoende waren meegewogen.
De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de handhaving van de Opiumwet en de wijze waarop gemeenten besluiten nemen in vergelijkbare situaties. De voorzieningenrechter heeft de burgemeester opgedragen om het besluit te heroverwegen in de bezwaarprocedure, waarbij de eerder geconstateerde gebreken in de motivering hersteld dienen te worden.