ECLI:NL:RBNNE:2014:5909

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
650051-12o
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak strafzaak medeplegen hennepkwekerij

Op 27 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Groningen, uitspraak gedaan in een strafzaak met parketnummer 18/650051-12. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie op 27 augustus 2013. De officier vorderde dat de rechtbank het bedrag van € 38.447,50 zou vaststellen als wederrechtelijk verkregen voordeel en dat de verdachte verplicht zou worden dit bedrag aan de staat te betalen. De behandeling van deze vordering vond plaats op 13 november 2014, waarbij de verdachte, zijn raadsman mr. O.G. Schuur, en de officier van justitie aanwezig waren.

In de uitspraak van 27 november 2014 is de verdachte vrijgesproken van het feit waarop de vordering van de officier van justitie was gebaseerd. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de vrijspraak, de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan worden toegewezen. De rechtbank heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen. De beslissing van de rechtbank was dan ook om de vordering van de officier van justitie af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter H.L. Stuiver, en de rechters A. Fokkema en P.H.M. Smeets, met J.H. van Scharrenburg als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/650051-12 (vordering tot ontneming)
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 27 november 2014 op een vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht
in de zaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [woonadres].

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 27 augustus 2013 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 38.447,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 13 november 2014. De verdachte, diens raadsman, mr. O.G. Schuur, en de officier van justitie zijn op de vordering gehoord.

Beoordeling

Bij vonnis van 27 november 2014 is verdachte vrijgesproken van het feit waarop de officier van justitie haar vordering heeft gebaseerd.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

De rechtbank
- Wijst de vordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, A. Fokkema en P.H.M. Smeets rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2014