ECLI:NL:RBNNE:2014:5907
Rechtbank Noord-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.L. Stuiver
- A. Fokkema
- P.H.M. Smeets
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel wegens gebrek aan bewijs van oogst
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht op het vaststellen van een bedrag van € 38.447,50 dat de veroordeelde zou moeten betalen aan de staat, gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. De behandeling van de vordering vond plaats op 13 november 2014, waarbij de verdachte, zijn raadsman mr. A. Allersma, en de officier van justitie aanwezig waren.
De officier van justitie handhaafde haar vordering, terwijl de verdediging betoogde dat de vordering afgewezen moest worden, omdat de veroordeelde geen wederrechtelijk voordeel zou hebben genoten na aftrek van de investeringskosten. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van het strafdossier en de rapporten over het wederrechtelijk verkregen voordeel. Uit het dossier bleek dat op 26 augustus 2011 door de politie 32,4 kilo hennep in beslag was genomen, maar er was geen bewijs dat er eerdere oogsten hadden plaatsgevonden.
De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de veroordeelde uit de bewezenverklaarde feiten wederrechtelijk voordeel had verkregen. Daarom werd de vordering van de officier van justitie afgewezen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het vonnis werd uitgesproken in een openbare zitting.