ECLI:NL:RBNNE:2014:5905

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
650201-11
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepkwekerij, diefstal van elektriciteit en overtredingen van de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen Milton Prins, die werd beschuldigd van deelname aan een hennepkwekerij, diefstal van elektriciteit en overtredingen van de Wet wapens en munitie. De verdachte was aanwezig op de zitting, bijgestaan door zijn advocaat, mr. A. Allersma, terwijl het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2009 tot en met 16 januari 2010 in Delfzijl en Loppersum betrokken was bij een organisatie die zich bezighield met het telen van hennep. Daarnaast heeft hij elektriciteit gestolen van Enexis B.V. De rechtbank heeft de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak overschreden geconstateerd, maar heeft geoordeeld dat dit niet leidt tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk telen van hennep en diefstal van elektriciteit, en heeft hem veroordeeld tot een werkstraf van 140 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook een vordering van de benadeelde partij, Enexis B.V., toegewezen voor de schade die zij heeft geleden door de diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de in beslag genomen goederen beoordeeld en de teruggave van een kentekenplaat gelast, terwijl het beslag op een bestelauto is gehandhaafd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers 18/650201-11 en 18/630496-11
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
27 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte] Milton Prins,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. R. Wildeman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11
1.
hij op verschillende tijdstippen althans op enig tijdstip in of omstreeks de
periode van 1 oktober 2009 tot en met 16 januari 2010 te Delfzijl en/of
Loppersum en/of een of meer plaatsen in Nederland heeft deelgenomen aan een
organisatie, welke organisatie werd gevormd door een (duurzaam)
samenwerkingsverband van meerdere personen, te weten hij, verdachte, en/of
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of één of meer ander(e) perso(o)n(en) en welke
organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk de/het
misdrijf/misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de
Opiumwet, te weten het meerdere malen al dan niet in de uitoefening van beroep
of bedrijf tezamen en in vereniging met (een) ander(en) opzettelijk telen
en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken, in elk geval het opzettelijk
aanwezig hebben, van één of meer grote hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal
bevattende hennep, in elk geval van één of meer hoeveelhe(i)d(en) van meer dan
dertig gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
artikel 3a, vijfde lid van die wet;
art 11a lid 1 Opiumwet
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 16 januari 2010
te Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,(telkens) (in de uitoefening van een beroep of bedrijf) opzettelijk
heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan/nabij [pleegadres]) (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 322, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde
hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2009 tot en met 16 januari
2010 in de gemeente Delfzijl tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11
1.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft geteelt, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig
heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 32 kilogram (18,87 kilogram nat en
13,53 kilogram droog) hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30
gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 26 augustus 2011 te
Garrelsweer, gemeente Loppersum, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
3.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum, een
of meer busjes met traangas/pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het
treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of
weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder
6°, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum,
opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende tenamfetamine en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende N-ethy-MDA
, zijnde tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethy-MDA (een) middel(len) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum, een
wapen(s te weten een katapult, van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden
heeft gehad en/of heeft gedragen.

Ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdedigingVolgens de raadsman is er sprake van een undue dealy. De redelijke termijn waarbinnen een strafzaak moet zijn afgerond, is zonder goede reden en in zo ernstige mate overschreden, dat niet volstaan kan worden met de gebruikelijke strafvermindering.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11 heeft de raadsman voorts aangevoerd dat de aanhouding op onrechtmatige wijze is geschied nu het proces-verbaal niet transparant is omtrent de reden van aanhouding. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de cautie niet tijdig is gegeven, hetgeen zou moeten leiden tot de niet- ontvankelijkheid van de officier van justitie.
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet-ontvankelijkheidsverweer moet worden verworpen. De officier van justitie heeft erkend dat de redelijke termijn is overschreden maar is van mening dat niet-ontvankelijkheid niet aan de orde is nu op andere wijze compensatie kan worden geboden aan de verdachte.
Voorts heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat, voor zover er al sprake zou zijn van gebreken tijdens de aanhouding, door de raadsman onvoldoende is onderbouwd hoe dit zou kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de zaak van verdachte.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt vast dat er een periode van meer dan twee jaar is verstreken nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. De Hoge Raad heeft echter geoordeeld dat overschrijding van de redelijke termijn in beginsel niet leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechtbank ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding af te wijken van de lijn van de Hoge Raad en verwerpt het verweer van de raadsman.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11Blijkens het proces-verbaal van aanhouding, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, is ter controle of de naleving van de wegenverkeerswet, mede ingegeven door de constatering dat het linkerremlicht van het voertuig niet functioneerde, aan de bestuurder/verdachte een stopteken gegeven.
Uit voornoemde omstandigheden blijkt niet dat verbalisanten onrechtmatig gebruik hebben gemaakt van hun bevoegdheden die zouden kunnen leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de zaak van verdachte. Bovendien is het voornoemd proces-verbaal op ambtseed opgemaakt en twijfelt de rechtbank niet aan de betrouwbaarheid daarvan. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Ten aanzien van het verweer van de raadsman met betrekking tot het niet tijdig geven van de cautie is de rechtbank van oordeel dat dit niet kan worden aangemerkt als een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte zowel bij het politieverhoor alsmede bij de rechter-commissaris en ter terechtzitting van 13 november 2014, nadat hem de cautie was medegedeeld, een bekennende verklaring heeft gelegd.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu uit het dossier niet blijkt van een gestructureerde en duurzaam samenwerkingsverband met als oogmerk het plegen van strafbare feiten, zodat van een criminele organisatie kan worden gesproken.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11 heeft de officier van justitie op grond van de stukken in het dossier en hetgeen verdachte ter terechtzitting heeft verklaard, gerekwireerd tot bewezenverklaring van al het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11 heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat het bewijs slechts steunt op de verklaring van de beide medeverdachten welke verklaringen naar de mening van de raadsman ongeloofwaardig zijn.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11 onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde, tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd.
Beoordeling van het bewijs
Vrijspraak ten aanzien van parketnummer 18/650201-11 het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier van het bestaan van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht, onvoldoende is gebleken zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11
Feit 1 subsidiair
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2010, opgenomen op pagina 48 e.v. van dossier, nr. 2010004858 d.d. 26 april 2010, inhoudende de relatering van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 16 januari 2010 omstreeks 10:35 uur werd er door ons, verbalisanten een onderzoek ingesteld naar een mogelijke hennepkwekerij in een winkelpand gelegen aan de [pleegadres]. Het perceel betreft een bedrijfspand, namelijk een winkelpand met een daarboven gelegen verdieping. Wij, verbalisanten, zagen dat er op de bovenverdieping een inwerking zijnde hennepkwekerij was ingericht. Wij, verbalisanten zagen dat er twee kweekruimten waren. Wij, verbalisanten zagen dat in de eerste kweekruimte, na tellen, 322 hennepplanten stonden.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 17 januari 2010, opgenomen op pagina 141 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
[verdachte], [medeverdachte 2] en ik zijn een hennepkwekerij gestart in een leeg winkelpand in[pleegadres]. De winkel was gewoon een dekmantel voor de kwekerij.
Ik, [verdachte] en [medeverdachte 2] hebben de kwekerij ingericht. Ik heb de winkel op 1 november 2009 open gedaan. Even daarvoor is de kwekerij begonnen.
Er waren 2 ruimtes de achterste draaide het eerst. Een week later draaide de kwekerij in de tweede ruimte ook. Er is ook geoogst. Vorige week was ik er om te knippen samen met [medeverdachte 2], [verdachte] en nog twee voor mij onbekende jongens.
[verdachte] was de gezagvoerder.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 26 januari 2010, opgenomen op pagina 200 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], zakelijk weergegeven:
Ik heb samen met [verdachte] besproken om een hennepkwekerij op te zetten. Later kwam [slachtoffer 2] hierbij Het was ergens in oktober 2009.
[slachtoffer 2] is vervolgens een winkel begonnen. Dit deed hij als dekmantel voor de hennepplantage. [verdachte] wist goed hoe je een hennepkwekerij moet runnen. [verdachte] heeft de elektra en de computer bestemd voor de hennepkwekerij in orde gemaakt.
[verdachte] kwam met de wietplantjes. De hennepkwekerij moest onderhouden worden. Hier was [verdachte] verantwoordelijk voor. Er is geoogst. Ik heb dit samen met [slachtoffer 2], [verdachte] en nog drie onbekende mannen gedaan.
[verdachte] heeft alle weedtoppen in vuilniszakken mee genomen.
[verdachte] zou dit zou gaan verkopen. Hij heeft afspraken gemaakt met een coffeeshop.
Ik kan u verklaren dat ik nog geen geld heb gezien. De hennepkwekerij draaide ongeveer sinds november 2009. De opbouw heeft plaats gevonden in oktober en november 2009.
In de nacht van 15 op zaterdag 16 januari 2010 is er geoogst. De oogst met een geschatte opbrengst van ongeveer 25.000 tot 30.000 euro is door [verdachte] meegenomen.
Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 30 maart 2010, opgenomen op pagina 56 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] namens Enexis B.V., zakelijk weergegeven:
Hierbij doe ik aangifte van diefstal van energie na verbreking verzegeling van het perceel gelegen aan de [pleegadres]. De totale vermogensschade bedraagt € 3805,78
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2010, opgenomen op pagina 48 e.v. van voormeld dossier, inhoudende relatering van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 16 januari 2010 omstreeks 10:35 uur werd er door ons, verbalisanten, een onderzoek ingesteld naar een mogelijke hennepkwekerij in een winkelpand gelegen aan de [pleegadres].
Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de kwekerij illegaal werd afgenomen.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11
Feit 1
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2011, opgenomen op pagina 21 e.v. van dossier nr. PL01MF 2011085585 d.d. 3 januari 2012, inhoudende de relatering van verbalisanten.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 augustus 2011, opgenomen op pagina 32 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten naar aanleiding van een huiszoeking op het adres [adres 2].
Feit 2
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2011, opgenomen op pagina 299 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] namens Enexis B.V.
Feit 3
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2011, opgenomen op pagina 128 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten naar aanleiding van een doorzoeking op het adres [adres 2] d.d. 26 augustus 2011.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2011, als los document opgenomen in voormeld dossier, opgemaakt door de divisie Recherche Ondersteuning, Unit Tactische Expertise, Team Vuurwapens inhoudende de onderzoeksresultaten van de onder verdachte [slachtoffer 1] in beslaggenomen goederen.
Feit 4
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van technisch onderzoek inzake overtreding Opiumwet d.d. 21 november 2011, opgenomen op pagina 416 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
Een rapport indicatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut opgesteld door [deskundige], d.d. 27 oktober 2011, opgenomen op pagina 423 e.v. van voormeld dossier.
Feit 5
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.
Een proces-verbaal van kennisgeving in beslagname d.d. 29 augustus 2011, opgenomen op pagina 453 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisant.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11 onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat uit de gebezigde bewijsmiddelen
wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
het opzettelijk telen, bewerken en verwerken van 322 hennepplanten te Delfzijl, tezamen met medeverdachten [slachtoffer 2] en [medeverdachte 2].
De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om de geloofwaardigheid van de verklaringen van voornoemde medeverdachten in twijfel te trekken.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11 onder 1 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat niet blijkt van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een medeverdachte, dat kan worden gezegd dat hij het ten laste gelegde tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. De rechtbank zal dit onderdeel uit de tenlastelegging wegstrepen en de verdachte daarvan vrij spreken.
Bewezenverklaring
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11
De rechtbank acht het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
hij in de periode van 1 november 2009 tot en met 16 januari 2010 te Delfzijl tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en bereid en bewerkt in een pand aan/nabij de [pleegadres] een hoeveelheid van ongeveer 322 hennepplanten zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
2.
hij in de periode van 1 november 2009 tot en met 16 januari 2010 in de gemeente Delfzijl tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en het weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van verbreking.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11
1.
hij omstreeks 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum, opzettelijk
heeft geteeld, bewerkt, verwerkt en vervoerd, ongeveer 32 kilogram (18,87 kilogram nat en
13,53 kilogram droog) hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II.
2.
hij in de periode van 1 juli 2011 tot en met 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V., waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
3.
hij op 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum, busjes met traangas/pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met (een) giftige en/of verstikkende en/of weerloosmakende en/of traanverwekkende stof(fen) van de categorie II, onder 6°, voorhanden heeft gehad.
4.
hij op 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende tenamfetamine en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en
- een hoeveelheid van een materiaal bevattende N-ethy-MDA,
zijnde tenamfetamine en/of MDMA en/of N-ethy-MDA (een) middel(len) als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
5.
hij op 26 augustus 2011 te Garrelsweer, gemeente Loppersum, een wapen, te weten een katapult, van categorie I, onder 1° of 3°, voorhanden heeft gehad.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 18/650201-11
1.subsidiair medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Ten aanzien van parketnummer 18/630496-11
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3. handelen in strijd met een in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
4. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5. handelen in strijd met een in artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/650201-11 het onder 1 subsidiair en 2 en onder parketnummer 18/630496-11 het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uur te vervangen door 70 dagen hechtenis. Daarnaast dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft bij de bepaling van haar eis rekening gehouden met de schending van de redelijke termijn.
Voorts heeft de officier van justitie rekening gehouden met het ad-informandum gevoegde feit.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte is subsidiair betoogd dat de geconstateerde vormverzuimen, zoals uiteen- gezet onder "Ontvankelijkheid van de officier van justitie" , moeten leiden tot strafvermindering. Voor het overige heeft de raadsman zich niet uitgelaten over een eventueel op te leggen staf.
Oordeel van de rechtbank
Strafmotivering
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte rapport, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, al dan niet in vereniging met anderen, schuldig gemaakt aan het in bedrijf hebben van een tweetal hennepkwekerijen (in verschillende periodes) waarbij de elektriciteit illegaal werd afgenomen.
Het spreekt voor zich dat het kweken van een softdrug als hennep een strafbaar feit is en dat dit feit overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts is ook de diefstal van stroom en de daarmee gepaarde verstoring van het elektriciteitswerk zeer hinderlijk én gevaarlijk. Verdachte heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financieel gewin en zich om al die nadelige gevolgen niet bekommerd.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van meerdere busjes pepperspray/traangas en een katapult en is hij in het bezit geweest van een hoeveelheid pillen (XTC).
De rechtbank heeft rekening gehouden met het door verdachte erkende en ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.
De ernst van de feiten en de hoeveelheid aangetroffen hennepplanten rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het feit dat de redelijke termijn in dezen is overschreden. Uit de strafdossiers volgt dat onderhavige zaken zich hebben afgespeeld in januari 2010 en augustus 2011. Verdachte is respectievelijk op 29 maart 2010 en op 26 augustus 2011 in verzekering gesteld. De zaken zijn vervolgens met een dagvaarding aangebracht bij de politierechter op 23 november 2013. De inhoudelijk behandeling van de strafzaak heeft lang op zich laten wachten, terwijl in deze strafzaak geen bijzondere omstandigheden aanwezig zijn geweest die daartoe aanleiding hebben gegeven. Dat alles heeft geleid tot een overschrijding van de redelijke termijn die verdachte niet aangerekend kan worden.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden dient dit naar het oordeel van de rechtbank te leiden tot een strafvermindering. De rechtbank acht een werkstraf en een voorwaardelijk gevangenisstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij ten aanzien van parketnummer18/650201-11 het onder 2 ten laste gelegde.
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd Enexis B.V. gevestigd te Zwolle.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de hoofdelijkheidsclausule.
Standpunt van de verdediging
Gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag, heeft de raadsman gepleit voor afwijzing van de vordering.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijk kosten.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de hoofdelijkheidsclausule aangewezen

In beslaggenomen goederen ten aanzien parketnummer 18/630496-11

Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen kentekenplaat, 33-LT-RS moet worden teruggegeven aan de rechthebbende.
Handhaving
Ten aanzien van de inbeslaggenomen bestelauto, VW Caddy met kenteken [kenteken], is de rechtbank van oordeel dat het beslag gehandhaafd dient te worden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte ten aanzien van parketnummer 18/650201-11 onder1 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het ten aanzien van parketnummer 18/650201-11 onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde en het ten aanzien van parketnummer 18/630496-11 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 140 uren,
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 70 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
-
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden,bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beslissing op de vordering van de benadeelde partij(ten aanzien van parketnummer18/650201-11 het onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde)

Wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V. gevestigd te Zwolle, gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.805,70.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voorzover dit al door veroordeeldes mededader(s) is voldaan.

Beslissing op de inbeslaggenomen goederen

Gelast de teruggave van een in beslag genomen en nog niet teruggegeven
kentekenplaat met nummer 33-LT-RS aan de rechthebbende.
Handhaaft het beslag van de bestelauto VW Caddy tdi 2007 met kenteken [kenteken].
Dit vonnis is gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, A. Fokkema en P.H.M. Smeets rechters, bijgestaan door J.H. van Scharrenburg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 november 2014.