ECLI:NL:RBNNE:2014:5880

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
880041-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hypotheekfraudezaak met valse documenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het oplichten van hypotheekverstrekkers en valsheid in geschrifte. De verdachte was vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De zaak betrof twee hypotheekaanvragen waarbij valse documenten waren ingediend. Een bekende van de verdachte had deze documenten ingediend, die betrekking hadden op een dienstverband tussen de aanvrager en een bedrijf van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen was dat de verdachte deze documenten had opgesteld of ondertekend, mede op basis van een handschrift- en handtekeningonderzoek van het NFI. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor betrokkenheid van de verdachte bij de feiten, en sprak hem vrij van de beschuldigingen. De officier van justitie had een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten. De uitspraak werd gedaan na een onderzoek op de terechtzittingen van 20, 21 en 23 oktober en 14 november 2014, waarbij de verdachte en zijn raadsman niet altijd aanwezig waren. De rechtbank benadrukte dat de enkele verklaring van een medeverdachte niet voldoende was om tot een veroordeling te komen, en dat er geen concrete aanwijzingen waren dat de verdachte betrokken was bij het opmaken of indienen van de valse documenten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880041-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 28 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20, 21 en 23 oktober 2014 en 14 november 2014.
De verdachte is op 20 en 21 oktober 2014 verschenen, telkens bijgestaan door mr. S.O. Roosjen, advocaat te Drachten. Op 23 oktober 2014 is verdachte niet verschenen en heeft hij zich laten vertegenwoordigen door mr. S.O. Roosjen. Op 14 november 2014 zijn verdachte en zijn raadsman niet verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting van 20, 21 en 23 oktober 2014 vertegenwoordigd door mr. T.S.G.C. Scholte. Tijdens het ochtendgedeelte van de terechtzitting van 20 oktober 2014 werd het openbaar ministerie tevens vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek. Ter terechtzitting van 14 november 2014 werd het openbaar ministerie vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. zaaksdossier A13)
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 t/m 4 november 2009 te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s) van) een of meer hypotheekverstrekker(s) en/of bank(en), te weten de [bank 1] en/of (destijds) de [bank 2] en/of (thans) de [bank 3], althans de [bank 4], te bewegen tot het aangaan van een schuld, te weten een hypothecaire leenovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 2] ten behoeve van [medeverdachte 1], en/of de afgifte van (een hypotheekbedrag van) 435.000 euro, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan (die werknemer(s) van) die hypotheekverstrekker(s) heeft doen/laten toekomen
- een aanvraag voor een hypothecaire lening, en/of (vervolgens)
- een (valse) werkgeversverklaring van [bedrijf 2] met betrekking tot [medeverdachte 1], gedateerd 18 november 2008 (document [bank 3]-105, p. 6007), en/of
- een (vals) schrijven voorzien van de naam [verdachte] (zogenaamd) namens en/of vanwege [bedrijf 2] en/of voorzien van een ondertekening, inhoudende dat genoemde werkgeversverklaring naar waarheid was ingevuld (document [bank 3]-107, p. 6010), en/of
- een of meer (valse) salarisspecificaties vanwege [bedrijf 2] met betrekking tot [medeverdachte 1] over de maand(en) juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008, en/of
- een of meer (valse) bankafschrift(en) en/of overzicht transacties vanwege de [bank 5] met betrekking tot [medeverdachte 1] waaruit (telkens) een salarisstorting (groot 3.513,05 euro) vanwege [bedrijf 2] aan [medeverdachte 1] zou moeten blijken, te weten op 4 augustus 2008 en/of 1 september 2008 en/of 1 oktober 2008 en/of 3 november 2008 (documenten [bank 3]-106 en [bank 3]-109 t/m 116, p. 6008 ev),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 t/m 4 november 2009 te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, een of meer geschrift(en), te weten
a. a) een werkgeversverklaring van [bedrijf 2] met betrekking tot [medeverdachte 1], gedateerd 18 november 2008 (document [bank 3]-105, p. 6007), en/of
b) een of meer salarisspecificatie(s) vanwege [bedrijf 2] met betrekking tot [medeverdachte 1] over de maand(en) juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008 (documenten [bank 3]-106 en [bank 3]-109 t/m 116, p. 6008 ev),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, dat/die geschrift(en) (geheel) valselijk, althans onjuist en/of in strijd met de waarheid/werkelijkheid, opgemaakt, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2. ( zaaksdossier A14)
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 t/m 20 november 2009, te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s) van) een of meer hypotheekverstrekker(s), te weten [bank 6]. en/of de [bank 4], te bewegen tot het aangaan van een
schuld, te weten een hypothecaire leenovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 2] ten behoeve van die [medeverdachte 2], en/of tot de afgifte van (een hypotheekbedrag van) 425.828 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens), ten behoeve van het aangaan en/of toekennen van voornoemde hypothecaire geldlening en/of die afgifte, aan (die medewerker(s) van) die hypotheekverstrekker(s) doen/laten toekomen
- een aanvraag voor een hypothecaire lening, en/of (vervolgens)
- een getekende offerte van [bank 6] waarin was bepaald dat de eigenaar de woning zelf zou (gaan) bewonen of gebruiken (p. 7135 ev)), en/of
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 3] en [medeverdachte 2] (p. 6272), en/of
- een (valse) werkgeversverklaring van [bedrijf 3] op naam van [medeverdachte 2], gedateerd 9 maart 2009, en/of een of meer salarisspecificatie(s) op naam van [medeverdachte 2], gedateerd 31 januari 2009 en/of 28 februari 2009 (p. 6239 ev), en/of
- een (vals) schrijven (zogenaamd) vanwege [bedrijf 3] dat genoemde
werkgeversverklaring naar waarheid was ingevuld (p. 6270 ev), en/of
- een (vals) afschrift of afdruk van een betaalrekening [nummer], op naam van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], waaruit zou moeten blijken dat door [bedrijf 3] op 16 februari 2009 aan [medeverdachte 2] 3563,02 euro loon zou zijn betaald (p. 6189),
waardoor (die medewerker(s) van) die hypotheekverstrekker(s) werd(en) bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld en/of tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 1 januari 2012 te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, een of meer geschrift(en), te weten
a. a) een werkgeversverklaring van [bedrijf 3] op naam van [medeverdachte 2], gedateerd 9 maart 2009, en/of een of meer loon-/salarisspecificatie(s) op naam van [medeverdachte 2], gedateerd 31 januari 2009 en/of 28 februari 2009 (p. 6239 ev), en/of
b) een schrijven (zogenaamd) vanwege [bedrijf 3] dat genoemde werkgeversverklaring naar waarheid ingevuld was (p. 6270 ev), en/of
c) een afschrift of afdruk van een betaalrekening [nummer], op naam van [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3], waaruit zou moeten blijken dat door [bedrijf 3] op 16 februari 2009 aan [medeverdachte 2] 3563,02 euro loon zou zijn betaald (p. 6189),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met zijn medeverdachte(n), althans alleen, dat/die geschrift(en) (geheel) valselijk, althans onjuist en/of in strijd met de waarheid/werkelijkheid, opgemaakt, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren met aftrek van voorarrest.

Beoordeling van het bewijs

Vrijspraak van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde
Dit feit heeft betrekking op de aanvraag van een hypotheek voor het pand [adres 2] op naam van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]), welke is afgewezen. Het feit is primair ten laste gelegd als (medeplegen van) een poging tot het oplichten van de hypotheekverstrekker en subsidiair als (medeplegen van) het valselijk opmaken of vervalsen van een aantal documenten, die zijn gebruikt in het kader van die hypotheekaanvraag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Verdachte heeft een aantal van de in de tenlastelegging vermelde documenten valselijk opgemaakt, waardoor de indruk is gewekt dat [medeverdachte 1] in vaste dienst was bij zijn bedrijf [bedrijf 2] Dat de handtekeningen onder die documenten niet overeenkomen met de handtekening van verdachte, kan volgens de officier van justitie worden verklaard doordat verdachte zijn eigen handtekeningen heeft vervalst met het doel de authenticiteit van die handtekeningen achteraf te kunnen aanvechten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde het volgende.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de werkgeversverklaring, het schrijven (zogenaamd) van [bedrijf 2], de salarisspecificaties of de overzichten transacties van de [bank 5] heeft opgemaakt. Verdachte ontkent dat hij deze documenten heeft opgemaakt, met uitzondering van één salarisspecificatie die hij mogelijk pro forma heeft uitgedraaid voor [medeverdachte 4]. Voor wat betreft de werkgeversverklaring en het schrijven (zogenaamd) van [bedrijf 2] wordt verdachtes verklaring bevestigd door het verkort rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 17 oktober 2014 betreffende het vergelijkend handschriftonderzoek. In dit rapport heeft het NFI op basis van de resultaten van zijn onderzoek geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de handtekeningen onder deze geschriften vervalsingen zijn van de handtekening van verdachte dan dat dit authentieke handtekeningen zijn. Het NFI merkt daarbij op dat deze conclusie niet uitsluit dat de betwiste handtekeningen wel door verdachte zelf zijn geplaatst, in welk geval sprake kan zijn van door verdachte geproduceerde vervalsingen van zijn eigen handtekening met het doel deze achteraf te kunnen aanvechten. Daarvoor zijn echter geen concrete aanwijzingen gevonden, aldus het NFI. Ook de rechtbank heeft daarvoor geen aanwijzingen gevonden, zodat zij deze mogelijkheid ter zijde schuift. [medeverdachte 4] heeft erkend dat hij de overzichten transacties van de [bank 5] heeft opgemaakt.
De enkele verklaring van [medeverdachte 4] dat verdachte de werkgeversverklaring, het schrijven (zogenaamd) van [bedrijf 2] en de salarisspecificaties (waarschijnlijk) (mede) heeft opgemaakt en/of ondertekend, acht de rechtbank onvoldoende bewijs dat dit ook inderdaad het geval is. Daarbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat [medeverdachte 4] er belang bij heeft te doen voorkomen dat verdachte deze documenten (mede) heeft opgemaakt en/of ondertekend en dat de verklaringen van [medeverdachte 4] ook op andere punten niet steeds geheel in overeenstemming met de waarheid zijn gebleken.
De rechtbank acht ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte anderszins betrokken is geweest bij het opmaken van deze documenten of het indienen daarvan bij de hypotheekverstrekker. Hetzelfde geldt voor het indienen van de hypotheekaanvraag. Van enige betrokkenheid van verdachte is de rechtbank -behalve uit de verklaring van [medeverdachte 4]- niet gebleken, met uitzondering van het mogelijk uitdraaien van één pro forma salarisspecificatie. Uit het uitdraaien van een pro forma salarisspecificatie kan niet worden afgeleid dat verdachte wist dat dit document zou worden ingediend in het kader van een hypotheekaanvraag of anderszins als "echte" salarisspecificatie zou worden gebruikt.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) poging tot oplichting van de hypotheekverstrekker of (medeplegen van) het valselijk opmaken of vervalsen van de ten laste gelegde documenten. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1. primair en 1. subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde
Dit feit heeft betrekking op de aanvraag en toekenning van een hypotheek voor het pand [adres 2] op naam van [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]) en [medeverdachte 3]. Het feit is primair ten laste gelegd als (medeplegen van) het oplichten van de hypotheekverstrekker en subsidiair als (medeplegen van) het valselijk opmaken of vervalsen van een aantal documenten, die zijn gebruikt in het kader van die hypotheekaanvraag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het primair ten laste gelegde medeplegen van oplichting. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. Verdachte heeft een aantal van de in de tenlastelegging vermelde documenten valselijk opgemaakt, waardoor de indruk is gewekt dat [medeverdachte 2] in vaste dienst was bij zijn bedrijf [bedrijf 3] Dat de parafen en handtekeningen onder die documenten niet overeenkomen met de paraaf en handtekening van verdachte, kan volgens de officier van justitie worden verklaard doordat verdachte zijn eigen parafen en handtekeningen heeft vervalst met het doel de authenticiteit van die parafen en handtekeningen achteraf te kunnen aanvechten.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde het volgende.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte überhaupt op de hoogte was van deze hypotheekaanvraag, laat staan dat hij een rol heeft gespeeld bij het invullen, controleren, ondertekenen en/of indienen van het hypotheekaanvraagformulier of de hypotheekofferte dan wel het indienen van documenten in het kader van die aanvraag.
De arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 3] en [medeverdachte 2] (vermeld in het onder 2. primair ten laste gelegde) is niet aangetroffen in het dossier van [bank 6]. Deze arbeidsovereenkomst wordt ook niet genoemd in de aangifte met betrekking tot dit feit. Uit het relaas van verbalisanten blijkt dat deze arbeidsovereenkomst volledigheidshalve aan zaaksdossier A14 is toegevoegd omdat deze wel is ingeleverd in het kader van een andere hypotheekaanvraag. Daarom acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte of iemand anders dit document aan de hypotheekverstrekker heeft doen/laten toekomen in het kader van de hypotheekaanvraag waarop dit feit betrekking heeft.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de werkgeversverklaring of het schrijven (zogenaamd) van [bedrijf 3] heeft opgemaakt en/of ondertekend. Verdachte heeft dit ontkend en zijn ontkenning wordt bevestigd door het verkort rapport van het NFI van 17 oktober 2014 betreffende het vergelijkend handschriftonderzoek. In dit rapport heeft het NFI op basis van de resultaten van zijn onderzoek geconcludeerd dat het veel waarschijnlijker is dat de invullingen op de werkgeversverklaring door een willekeurige andere persoon zijn geschreven dan verdachte. Daarnaast heeft het NFI geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat de handtekeningen onder deze geschriften vervalsingen zijn van de handtekening van verdachte dan dat dit authentieke handtekeningen zijn. Het NFI merkt daarbij op dat deze conclusie niet uitsluit dat de betwiste handtekeningen wel door verdachte zelf zijn geplaatst, in welk geval sprake kan zijn van door verdachte geproduceerde vervalsingen van zijn eigen handtekening met het doel deze achteraf te kunnen aanvechten. Daarvoor zijn echter geen concrete aanwijzingen gevonden, aldus het NFI. Ook de rechtbank heeft daarvoor geen aanwijzingen gevonden, zodat zij deze mogelijkheid ter zijde schuift.
De enkele verklaring van [medeverdachte 4] dat verdachte de werkgeversverklaring en het schrijven (zogenaamd) van [bedrijf 3] (waarschijnlijk) (mede) heeft opgemaakt en/of ondertekend, acht de rechtbank onvoldoende bewijs dat dit ook inderdaad het geval is. Daarbij heeft de rechtbank in overweging genomen dat [medeverdachte 4] er belang bij heeft te doen voorkomen dat verdachte deze documenten (mede) heeft opgemaakt en/of ondertekend en dat de verklaringen van [medeverdachte 4] ook op andere punten niet steeds geheel in overeenstemming met de waarheid zijn gebleken.
Verdachte heeft erkend dat hij de in de tenlastelegging vermelde salarisspecificaties heeft opgemaakt. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat er daadwerkelijk een dienstverband bestond tussen zijn bedrijf [bedrijf 3] en [medeverdachte 2] en dat de op de salarisspecificaties vermelde bedragen ook daadwerkelijk aan [medeverdachte 2] zijn betaald. Daarom zijn deze salarisspecificaties en het afschrift of de afdruk van de betaalrekening van [medeverdachte 2] naar de mening van verdachte in overeenstemming met de werkelijkheid.
Het dossier bevat aanwijzingen dat [medeverdachte 4] het dienstverband tussen [medeverdachte 2] en [bedrijf 3] enkel heeft geïnitieerd met het doel [medeverdachte 2] van een hoog vast maandinkomen te voorzien waarmee hij een hypotheek voor het pand [adres 2] zou kunnen financieren. Tevens zijn er aanwijzingen dat het reeds van tevoren zijn bedoeling was dat dit (in dat geval zogenaamd) vaste dienstverband en de daaruit voortvloeiende loonbetalingen zouden worden beëindigd kort nadat de hypotheek zou zijn verstrekt, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en [medeverdachte 2] ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst en het aanvragen en verstrekken van de hypotheek niet de intentie hadden een vast dienstverband aan te gaan. Daartoe overweegt de rechtbank dat zij beiden hebben verklaard dat sprake was van een vast dienstverband tussen [medeverdachte 2] en [bedrijf 3], dat [medeverdachte 2] daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht en daadwerkelijk salaris heeft ontvangen en dat het dienstverband en de inkomsten ook zijn opgegeven bij het Uwv en de Belastingdienst. Dat er al snel na het verstrekken van de hypotheek onduidelijkheid is ontstaan over de loonbetaling en dat het vaste dienstverband opmerkelijk genoeg met wederzijds goedvinden binnen een jaar weer is beëindigd, doet hier niet aan af. Daarom acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een fictief (vast) dienstverband en dus evenmin dat de salarisspecificaties en het afschrift of de afdruk van de betaalrekening in strijd met de waarheid zijn.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij het valselijk opmaken of vervalsen van één of meer van de in de tenlastelegging vermelde documenten of bij het indienen van valse documenten in het kader van de hypotheekaanvraag. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair, 2. primair en 2. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2014.
w.g.
Van Bruggen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Koelman
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Van Emst