ECLI:NL:RBNNE:2014:5877

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
880009-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hypotheekfraudezaak na onvoldoende bewijs van betrokkenheid bij valse documenten en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, witwassen van geldbedragen en (poging tot) oplichting van hypotheekverstrekkers. De verdachte werd vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij het indienen van valse documenten in het kader van hypotheekaanvragen. De partner van de verdachte had valse documenten ingediend, maar de rechtbank concludeerde dat de verdachte niet op de hoogte was van deze handelingen en geen actieve rol had gespeeld in het proces.

De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet wist dat er valse documenten werden ingediend en dat zij niet had ingegrepen, omdat zij niet op de hoogte was van de situatie. De officier van justitie had betoogd dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en haar partner, maar de rechtbank vond dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid van de documenten. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte niet schuldig kon worden bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van het opzettelijk gebruik maken van valse geschriften, het witwassen van geldbedragen en de poging tot oplichting van hypotheekverstrekkers. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters betrokken waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 17/880009-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, d.d. 28 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20, 21, 22 en 23 oktober 2014 en 14 november 2014.
De verdachte is op 20, 21, 22 en 23 oktober 2014 verschenen, telkens bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Leeuwarden. Op 14 november 2014 zijn verdachte en haar raadsman niet verschenen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting van 20, 21, 22 en 23 oktober 2014 vertegenwoordigd door mr. T.S.G.C. Scholte. Tijdens het ochtendgedeelte van de terechtzitting van 20 oktober 2014 werd het openbaar ministerie tevens vertegenwoordigd door mr. J.L. van den Broek. Ter terechtzitting van 14 november 2014 werd het openbaar ministerie vertegenwoordigd door mr. J. Hoekman.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in of omstreeks de periode van 10 januari 2007 t/m 4 november 2009 te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e)
geschrift(en), te weten
a. a) een werkgeversverklaring 2006 van [bedrijf 1] met betrekking tot verdachte [verdachte], gedateerd 15 januari 2007 (document [bank 1]-57, p. 5222), en/of
b) een salarisspecificatie van [bedrijf 1] met betrekking tot die [verdachte], gedateerd 31 december 2006 (document [bank 1]-59, p. 5224), en/of
c) een werkgeversverklaring van [bedrijf 1] met betrekking tot die [verdachte], gedateerd 26 maart 2007 (document [bank 1]-60, p. 5225), en/of
d) een aannemingsovereenkomst voor eengezinshuizen, tussen [bedrijf 2] en die [verdachte] (document [bank 1]-61, p. 5226 ev), en/of
e) twee, althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 2], met betrekking tot een (uit)betalingstermijn conform aannemingsovereenkomst, gedateerd 10 oktober 2007 en/of 30 oktober 2007 (documenten [bank 1]-62 en 63, p. 5233+5236), en/of
f) een document Aangifte [verdachte] 2006, behelzende inkomensgegevens van die [verdachte] ten behoeve van de Belastingdienst, gedateerd 9 september 2009 (document [bank 1]-54, p. 5211), en/of
g) een document Aangifte 2007 [verdachte], behelzende inkomensgegevens van die [verdachte] ten behoeve van de Belastingdienst, gedateerd 29 september 2009 (document [bank 1]-55, p. 5214),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) dat/die geschrift(en), al dan niet door tussenkomst van een tussenpersoon of makelaar, te weten [tussenpersoon], aan (destijds) de [bank 2] en/of (thans) de [bank 1]
en/of [bank 3] heeft doen/laten toekomen, in verband met een aanvraag en/of de toekenning van een hypothecaire lening (met een bouwdepot) met betrekking tot een perceel [adres 2], althans een perceel in de gemeente Lemmer, [nummer 1], en/of de uitbetaling van een (deel van het) bij die hypotheek behorend(e) bouwdepot, en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat dat/die geschriften (telkens) een geheel vals/fictief was/waren, en/of onjuist en/of ten onrechte, in ieder geval in strijd met de waarheid/werkelijkheid, weergaf/weergaven
- dat er sinds 1 november 2006 een arbeidsovereenkomst en/of (met) een vast dienstverband zou zijn tussen [bedrijf 1] en verdachte [verdachte], en/of
- dat die [verdachte] over december 2006 een (bruto) loon van 2950 euro zou hebben genoten van [bedrijf 1], en/of
- dat er een (rechtsgeldige) aannemingsovereenkomst zou zijn ondertekend en/of gesloten tussen [bedrijf 2] en die [verdachte], en/of
- dat [bedrijf 2] een factuur (nummer 611), gedateerd 10 oktober 2007, voor een bedrag van 27.000 euro en/of een factuur (nummer 627), gedateerd 30 oktober 2007, voor een bedrag van 54.000 euro zou hebben ingediend en/of gezonden aan die [verdachte] wegens in die factuur/facturen verrichte werkzaamheden, en/of
- dat die [verdachte] aan de Belastingdienst had opgegeven of zou hebben aangegeven dat zij over 2006 41.300 euro en/of over 2007 40.000 euro aan (totale) inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking zou hebben genoten;
2.
zij in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot 1 januari 2009 te Lemmer en/of (elders) in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- 50.000 euro (p. 8444), en/of
- 50.000 euro (p. 8447), en/of
- 30.000 euro (p. 8449), en/of
- 4.585 euro (p. 8449), en/of
- 13.000 euro (p. 8455),
zijnde (telkens) geldbedragen afkomstig van bankrekening [nummer 2] van [medeverdachte 1] en/of gestort op bankrekening [nummer 3] van [bedrijf 3], in ieder geval (telkens) (een) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl zij (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
de besloten vennootschap [bedrijf 3]. in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot 1 januari 2009 te Lemmer en/of (elders) in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten
- 50.000 euro (map 22,p. 8444), en/of
- 50.000 euro (p. 8447), en/of
- 30.000 euro (p. 8449), en/of
- 4.585 euro (p. 8449), en/of
- 13.000 euro (p. 8455),
zijnde (telkens) geldbedragen afkomstig van bankrekening [nummer 2] van [medeverdachte 1] en/of gestort op bankrekening [nummer 3] van [bedrijf 3], in ieder geval (telkens) (een) geldbedrag(en), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl [bedrijf 3]. (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welk(e) bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, feitelijk leiding heeft gegeven;
3.
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 t/m 4 november 2009 te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s) van) een of meer hypotheekverstrekker(s) en/of bank(en), te weten de [bank 4] en/of (destijds) de [bank 2] en/of (thans) de [bank 1], althans de [bank 3], te bewegen tot het aangaan van een schuld, te weten een hypothecaire leenovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] ten behoeve van [verdachte], en/of de afgifte van (een hypotheekbedrag van) 435.000 euro, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan (die werknemer(s) van) die hypotheekverstrekker(s) heeft doen/laten toekomen
- een aanvraag voor een hypothecaire lening, en/of (vervolgens)
- een (valse) werkgeversverklaring van [bedrijf 4] met betrekking tot verdachte [verdachte], gedateerd 18 november 2008 (document [bank 1]-105, p. 6007), en/of
- een (vals) schrijven voorzien van de naam [medeverdachte 2] (zogenaamd) namens en/of vanwege [bedrijf 4] en/of voorzien van een ondertekening, inhoudende dat genoemde werkgeversverklaring naar waarheid was ingevuld (document [bank 1]-107, p. 6010), en/of
- een of meer (valse) salarisspecificaties vanwege [bedrijf 4] met betrekking tot die [verdachte] over de maand(en) juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008, en/of
- een of meer (valse) bankafschrift(en) en/of overzicht transacties vanwege de [bank 5] met betrekking tot die [verdachte] waaruit (telkens) een salarisstorting (groot 3.513,05 euro) vanwege [bedrijf 4] aan die [verdachte] zou moeten blijken, te weten op 4 augustus 2008 en/of 1 september 2008 en/of 1 oktober 2008 en/of 3 november 2008 (documenten [bank 1]-106 en [bank 1]-109 t/m 116, p. 6008 ev),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2008 t/m 4 november 2009 te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschift(en), te weten
a. a) een werkgeversverklaring van [bedrijf 4] met betrekking tot verdachte [verdachte], gedateerd 18 november 2008 (document [bank 1]-105, p. 6007), en/of
b) een schrijven voorzien van de naam [medeverdachte 2] en/of (zogenaamd) namens en/of vanwege [bedrijf 4] en/of voorzien van een ondertekening, inhoudende dat genoemde werkgeversverklaring naar waarheid was ingevuld (document [bank 1]-107, p. 6010), en/of
c) een of meer salarisspecificatie(s) vanwege [bedrijf 4] met betrekking tot die [verdachte] over de maand(en) juli 2008 en/of augustus 2008 en/of september 2008 en/of oktober 2008, en/of
d) een of meer bankafschrift(en) en/of overzicht transacties vanwege de [bank 5] met betrekking tot die [verdachte] waaruit (telkens) een salarisstorting (groot 3.513,05 euro) vanwege [bedrijf 4] aan die [verdachte] zou moeten blijken, te weten op 4 augustus 2008 en/of 1 september 2008 en/of 1 oktober 2008 en/of 3 november 2008 (documenten [bank 1]-106 en [bank 1]-109 t/m 116, p. 6008 ev),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n), althans alleen, dat/die geschriften, in verband met een aanvraag van een hypothecaire geldlening, (telkens) aan de [bank 4] en/of (destijds) de [bank 2] en/of (thans) de [bank 1], althans de [bank 3], in elk geval een of meer hypotheekverstrekker(s), heeft doen/laten toekomen, en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat het in die werkgeversverklaring en/of dat schrijven beschreven vast dienstverband en/of die loonbetaling(en) niet bestond(en) en/of dat (aldus) genoemd(e) geschriften geheel vals/vervalst, althans onjuist was/waren en/of in strijd met de
waarheid/werkelijkheid was/waren;
4.
zij in of omstreeks de periode van 1 maart 2009 t/m 20 november 2009, te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (een of meer medewerker(s) van) een of meer hypotheekverstrekker(s), te weten [bank 6] en/of de [bank 3], te bewegen tot het aangaan van een
schuld, te weten een hypothecaire leenovereenkomst met betrekking tot het pand [adres 3] ten behoeve van die [medeverdachte 1], en/of tot de afgifte van (een hypotheekbedrag van) 425.828 euro, althans een hoeveelheid geld, hebbende verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens), ten behoeve van het aangaan en/of toekennen van voornoemde hypothecaire geldlening en/of die afgifte, aan (die medewerker(s) van) die hypotheekverstrekker(s) doen/laten toekomen
- een aanvraag voor een hypothecaire lening, en/of (vervolgens)
- een getekend offerte van [bank 6] waarin was bepaald dat de eigenaar de woning zelf zou (gaan) bewonen of gebruiken (p. 7135 ev)), en/of
- een (valse) arbeidsovereenkomst tussen [bedrijf 5] en [medeverdachte 1] (p. 6272), en/of
- een (valse) werkgeversverklaring van [bedrijf 5] op naam van [medeverdachte 1], gedateerd 9 maart 2009, en/of een of meer loon-/salarisspecificatie(s) op naam van [medeverdachte 1], gedateerd 31 januari 2009 en/of 28 februari 2009 (p. 6239 ev), en/of
- een (vals) schrijven (zogenaamd) vanwege [bedrijf 5] dat genoemde
werkgeversverklaring naar waarheid was ingevuld (p. 6270 ev), en/of
- een (vals) afschrift of afdruk van een betaalrekening 5576290, op naam van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3], waaruit zou moeten blijken dat door [bedrijf 5] op 16 februari 2009 aan [medeverdachte 1] 3563,02 euro loon zou zijn betaald (p. 6189),
waardoor (die medewerker(s) van) die hypotheekverstrekker(s) werd(en) bewogen tot het aangaan van bovenomschreven schuld en/of tot bovenomschreven afgifte;
Subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
zij in of omstreeks de periode van 1 november 2002 tot en met 1 januari 2012 te Lemmer en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, meermalen (op verschillende tijdstippen), althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer medeverdachte(n), althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) geschriften,
te weten
a. a) een werkgeversverklaring van [bedrijf 5] op naam van [medeverdachte 1], gedateerd 9 maart 2009, en/of een of meer loon-/salarisspecificatie(s) op naam van [medeverdachte 1], gedateerd 31 januari 2009 en/of 28 februari 2009 (p. 6239 ev), en/of
b) een schrijven (zogenaamd) vanwege [bedrijf 5] dat genoemde werkgeversverklaring naar waarheid ingevuld was (p. 6270 ev), en/of
c) een afschrift of afdruk van een bankrekening 5576290, op naam van [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3], waaruit zou moeten blijken dat door [bedrijf 5] op 16 februari 2009 aan [medeverdachte 1] 3563,02 euro loon zou zijn betaald (p. 6189),
- ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken (telkens) hierin dat verdachte tezamen en in vereniging met haar medeverdachte(n), althans alleen, dat/die geschrift(en), in verband met een aanvraag van een hypothecaire lening, heeft doen/laten toekomen aan [bank 6], althans een of meer hypotheekverstrekker(s), en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat het in die werkgeversverklaring en/of dat schrijven beschreven vast dienstverband en/of die loonbetaling(en) niet bestond(en) en/of dat (aldus) genoemd(e) geschriften geheel vals/vervalst, althans onjuist was/waren en/of in strijd met de
waarheid/werkelijkheid was/waren.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1., 2. primair, 3. primair en 4. primair ten laste gelegde;
- oplegging van een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis;
- oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaren met aftrek van voorarrest;
- opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

Beoordeling van het bewijs

Vrijspraak van het onder 1. ten laste gelegde
Dit feit heeft betrekking op de aanvraag en toekenning van een hypotheek voor het pand [adres 2] en de uitbetaling van een (deel van het) bij die hypotheek behorende bouwdepot. De rechtbank stelt voorop dat het feit ten laste is gelegd als (medeplegen van) het opzettelijk gebruik maken van een aantal valse documenten in het kader van die aanvraag, toekenning en/of uitbetaling en niet als (medeplegen van) het oplichten van de hypotheekverstrekker.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van dit feit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar partner [medeverdachte 4]. Verdachte heeft volgens de officier van justitie een actieve rol gespeeld door een werkgeversverklaring (document c) in te leveren bij tussenpersoon [tussenpersoon]. Daarnaast heeft verdachte niet ingegrepen, terwijl zij daartoe wel de kans, de gelegenheid, de middelen en de plicht had, aldus de officier van justitie.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting niet dat verdachte een rol heeft gespeeld bij het valselijk opmaken of vervalsen van de werkgeversverklaring van 15 januari 2007 (document a), de salarisspecificatie (document b), de aannemingsovereenkomst (document d), de facturen (documenten e), het document Aangifte [verdachte] 2006 (document f) en het document Aangifte 2007 [verdachte] (document g) of het indienen van deze stukken. In de aannemingsovereenkomst en de begeleidingsformulieren bij de facturen wordt weliswaar gesuggereerd dat deze door verdachte zijn ondertekend, maar [medeverdachte 4] heeft erkend dat hij deze formulieren heeft voorzien van de handtekening van verdachte. Uit de verklaring van getuige [tussenpersoon] blijkt dat verdachte de werkgeversverklaring van 26 maart 2007 (document c) bij hem heeft afgeleverd, hetgeen door verdachte niet is ontkend. Verdachte heeft echter ontkend dat zij dit document heeft gezien en zij heeft verondersteld dat het document op het moment dat zij het bij [tussenpersoon] inleverde in een (gesloten) enveloppe zat. Nu uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting het tegendeel niet is gebleken, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte ook dit document niet onder ogen heeft gehad en de inhoud daarvan niet kende. Uit het feit dat verdachte de hypotheekakte met betrekking tot het pand [adres 2] heeft ondertekend, blijkt niet dat zij op de hoogte was van de documenten die zijn ingediend in het kader van de aanvraag van die hypotheek, laat staan van de valsheid van die documenten.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt nergens uit dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde documenten überhaupt onder ogen heeft gehad, laat staan dat zij wist dat valse documenten werden ingediend. Dat verdachte mogelijk achteraf (bijvoorbeeld door het contact met de [bank 1] in november of december 2008) (enig) inzicht heeft gekregen in (een deel van) de documenten die zijn ingediend in het kader van de hypotheekaanvraag en de valsheid van deze documenten, zegt niets over haar wetenschap en haar opzet voorafgaand aan en ten tijde van het indienen van deze documenten.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte wist dat in het kader van de aanvraag, toekenning of uitbetaling van (het bouwdepot van) de hypotheek valse documenten werden ingediend, kan haar naar het oordeel van de rechtbank niet worden tegengeworpen dat zij niet heeft ingegrepen toen dit gebeurde.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van) opzettelijk gebruik maken van de ten laste gelegde documenten. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 1. ten laste gelegde feit.
Vrijspraak van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde
Onder 2. is ten laste gelegd (medeplegen van) het witwassen van een aantal geldbedragen (primair), dan wel (medeplegen van) het opdracht geven tot het witwassen van deze geldbedragen door [bedrijf 3]. (subsidiair).
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van de geldbedragen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar partner [medeverdachte 4]. Verdachte had volgens de officier van justitie de feitelijke beschikkingsmacht over de bankrekening waarop de geldbedragen werden overgemaakt en waarvan de geldbedragen vervolgens weer verdwenen. Daarnaast heeft verdachte niet ingegrepen, terwijl zij daartoe wel de kans, de gelegenheid, de middelen en de plicht had, aldus de officier van justitie.
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) het witwassen van de in de tenlastelegging onder 2. vermelde bedragen of het geven van opdracht daartoe. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat verdachte op de hoogte was van de concrete gang van zaken rondom de uitbetaling van deze bedragen uit het bouwdepot op de rekening van [medeverdachte 1] en het (door)storten van deze bedragen op de rekening van [bedrijf 3]., laat staan dat zij daarbij een rol heeft gespeeld.
In de begeleidingsformulieren bij de facturen die zijn ingediend teneinde de hypotheekverstrekker te bewegen de vermelde bedragen uit te betalen op de rekening van [medeverdachte 1] wordt gesuggereerd dat deze door verdachte zijn ondertekend. [medeverdachte 4] heeft echter erkend dat hij deze formulieren heeft voorzien van de handtekening van verdachte. Het bedrijf [bedrijf 3]. stond op naam van verdachte en zij had dus de beschikking over de bankrekening van dit bedrijf. Uit de verklaringen van [medeverdachte 4] blijkt echter dat niet verdachte, maar [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] feitelijk de leiding over dit bedrijf hadden en de rekening van [bedrijf 3]. beheerden. Bovendien blijkt uit deze verklaringen dat niet verdachte, maar [medeverdachte 4] degene is geweest die opdracht heeft gegeven tot het (door)storten van de geldbedragen op de rekening van [bedrijf 3].
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte op de hoogte was van de concrete gang van zaken rondom de uitbetaling van de bedragen uit het bouwdepot op de rekening van [medeverdachte 1] of het (door)storten daarvan op de rekening van [bedrijf 3]., kan haar naar het oordeel van de rechtbank niet worden tegengeworpen dat zij niet heeft ingegrepen toen dit gebeurde. Dit geldt te meer omdat verdachte niet feitelijk de leiding had over dit bedrijf.
Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2. primair en 2. subsidiair ten laste gelegde feit.
Vrijspraak van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde
Dit feit heeft betrekking op de aanvraag van een hypotheek voor het pand [adres 3] op naam van verdachte, welke is afgewezen. Het feit is primair ten laste gelegd als (medeplegen van) een poging tot het oplichten van de hypotheekverstrekker en subsidiair als (medeplegen van) het opzettelijk gebruik maken van een aantal valse documenten in het kader van die hypotheekaanvraag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar partner [medeverdachte 4]. Verdachte heeft niet ingegrepen, terwijl zij daartoe wel de kans, de gelegenheid, de middelen en de plicht had, aldus de officier van justitie.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken niet dat verdachte een rol heeft gespeeld bij het indienen van (documenten in het kader van) deze hypotheekaanvraag, noch bij het valselijk opmaken of vervalsen van de werkgeversverklaring (document a), het schrijven (document b), de salarisspecificaties (documenten c) en de bankafschriften (documenten d).
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt nergens uit dat verdachte überhaupt op de hoogte was van het indienen van deze hypotheekaanvraag of dat zij de documenten die in dat kader werden ingediend onder ogen heeft gehad, laat staan dat zij wist dat valse documenten werden ingediend.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte weet had van het indienen van (valse documenten in het kader van) deze hypotheekaanvraag, kan haar naar het oordeel van de rechtbank niet worden tegengeworpen dat zij niet heeft ingegrepen toen dit gebeurde.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) poging tot oplichting van de hypotheekverstrekker of (medeplegen van) het opzettelijk gebruik maken van de ten laste gelegde documenten. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3. primair en 3. subsidiair ten laste gelegde.
Vrijspraak van het onder 4. primair en 4. subsidiair ten laste gelegde
Dit feit heeft betrekking op de aanvraag en toekenning van een hypotheek voor het pand [adres 3] op naam van [medeverdachte 1]. Het feit is primair ten laste gelegd als (medeplegen van) het oplichten van de hypotheekverstrekker en subsidiair als (medeplegen van) het opzettelijk gebruik maken van een aantal valse documenten in het kader van die aanvraag.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het primair ten laste gelegde feit. Daartoe heeft zij aangevoerd dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar partner [medeverdachte 4]. Verdachte heeft niet ingegrepen, terwijl zij daartoe wel de kans, de gelegenheid, de middelen en de plicht had, aldus de officier van justitie.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting is besproken niet dat verdachte een rol heeft gespeeld bij het indienen van (documenten in het kader van) deze hypotheekaanvraag, noch bij het valselijk opmaken of vervalsen van de werkgeversverklaring (document a), het schrijven (document b) en het afschrift of de afdruk van een bankrekening (document c).
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt nergens uit dat verdachte überhaupt op de hoogte was van het indienen van deze hypotheekaanvraag of dat zij de documenten die in dat kader werden ingediend onder ogen heeft gehad, laat staan dat zij wist dat valse documenten werden ingediend.
Nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte weet had van het indienen van (valse documenten in het kader van) deze hypotheekaanvraag, kan haar naar het oordeel van de rechtbank niet worden tegengeworpen dat zij niet heeft ingegrepen toen dit gebeurde.
Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (medeplegen van) oplichting van de hypotheekverstrekker of (medeplegen van) het opzettelijk gebruik maken van de ten laste gelegde documenten. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 4. primair en 4. subsidiair ten laste gelegde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1., 2. primair, 2. subsidiair, 3. primair, 3. subsidiair, 4. primair en 4. subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. G.C. Koelman en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 november 2014.
w.g.
Van Bruggen
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Koelman
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Sikkema
locatie Leeuwarden,
Van Emst