ECLI:NL:RBNNE:2014:5876

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 november 2014
Publicatiedatum
28 november 2014
Zaaknummer
930201-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door roekeloos rijgedrag onder invloed van alcohol

Op 28 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 april 2014 betrokken was bij een verkeersongeval te Emmen. De verdachte, bestuurder van een Peugeot, reed onder invloed van alcohol en veroorzaakte een aanrijding met een Renault, waarbij de bestuurster van de Renault zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een bekkenfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot het ongeval. De verdachte had een alcoholgehalte van 580 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tijdens de zitting op 14 november 2014 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. C. Ganzeboom. De officier van justitie vorderde een werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, een taakstraf van 150 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de impact op het slachtoffer. De verdachte werd vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18/930201-14
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 28 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 november 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. C. Ganzeboom, advocaat te Amsterdam.

Tenlastelegging

De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 6 april 2014, te Emmen,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk
Peugeot), daarmede rijdende over de weg, de Hondsrugweg, komende uit de richting van de
Ermerweg en gaande in de richting van de Weerdingestraaat, en toen, gekomen bij de kruising van die Hondsrugweg en de weg, de Wenning, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
nadat hij, verdachte, een (forse) hoeveelheid alcohol had genuttigd, en/of
met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen geldende
maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, althans met een aanmerkelijke en/of- gezien de
omstandigheden ter plaatse - te hoge snelheid, en/of
zonder te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht
dat rood licht uitstraalde, en/of
onvoldoende rekening te houden met een ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault) dat genoemde kruising naderde en/of opreed en/of op was gereden,
die kruising op te rijden,
tengevolge waarvan een botsing of aanrijding is ontstaan tussen het door verdachte
bestuurde motorrijtuig en dat ander motorrijtuig (merk Renault),
waardoor de bestuurster van dat/een ander motorrijtuig (merk Renault) (genaamd [slachtoffer]
) zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenfractuur os pubis, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de
toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
A. hij op of omstreeks 6 april 2014, te Emmen,
als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en
onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 580 microgram, in elk geval hoger dan 88
microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het
besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum
waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf
jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30
maart 2002 heeft plaatsgevonden;
B. hij op of omstreeks 6 april 2014, te Emmen,
als bestuurder van een voertuig (personenauto, merk Peugeot), daarmee rijdende
op de weg, de Hondsrugweg, komende uit de richting van de Ermerweg en gaande
in de richting van de Weerdingestraaat, en toen, gekomen bij de kruising van
die Hondsrugweg en de weg, de Wenning,
met een (aanmerkelijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen
geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, althans met een
aanmerkelijke en/of - gezien de omstandigheden ter plaatse - te hoge snelheid,
en/of
zonder te stoppen voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd
driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, en/of
onvoldoende rekening te houden met een ander motorrijtuig (personenauto, merk
Renault) dat genoemde kruising naderde en/of opreed en/of op was gereden,
die kruising is opgereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg en/of die kruising
werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg
werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. O.F. Brouwer acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 150 150 uren werkstraf, subsidiair 75 dagen hechtenis;
 150 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar;
 150 18 maanden ontzegging van de rijbevoegdheid, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met
een proeftijd van 2 jaren.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 wettig en overtuigend bewezen, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 van die Wet.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde, nu niet kan worden bewezen dat het ongeval aan verdachtes schuld te wijten is. Zij acht met name niet bewezen dat verdachte door rood is gereden. Tevens acht zij het onwaarschijnlijk dat de door verdachte gereden snelheid van 50 km/u (waar een maximumsnelheid van 30 km/u gold) een gevaar op de weg veroorzaakte en niet vast is komen te staan dat het rijgedrag van verdachte het verkeersongeval heeft veroorzaakt.
De rechtbank kan zich niet in de zienswijze van de raadsvrouw vinden en acht wettig en overtuigend bewezen dat door aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, terwijl verdachte verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte niet is gestopt voor een driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde. De rechtbank overweegt hierbij dat op basis van het proces-verbaal van de VerkeersOngevalsAnalyse niet valt uit te sluiten dat de verdachte, die te plaatse met een beduidend te hoge snelheid reed, het voor hem geldende verkeerslicht bij het uitstralen van oranje of in de laatste fase van het groene licht passeerde.
De rechtbank baseert het bewijs dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de volgende bewijsmiddelen.
[verbalisant 1] verklaart -zakelijk weergeven- [1] : Op 6 april 2014 kreeg ik kennis van een verkeersongeval te Emmen op de Hondsrugweg met de kruising van de Wenning. [verdachte] reed met zijn personenauto over de Hondsrugweg, gaande in de noordelijke richting. [slachtoffer] reed in personenauto over de Baander, gaande in westelijke richting. Beide naderen een kruising met verkeerslichten en reden tegelijker tijd het kruisingsvlak op met als gevolg dat [verdachte] met de voorzijde de linkerflank van het voertuig van [slachtoffer] raakte. [verdachte] is een beginnend bestuurder. [slachtoffer] is naar het ziekenhuis vervoerd: gebroken bekken. Tegen [verdachte] is een onderzoek ingesteld naar het gebruik van stoffen die de rijvaardigheid kunnen beïnvloeden.
[verbalisant 1] verklaart -zakelijk weergeven- [2] : Ik heb op 6 april 2014 te 02:34 uur, van bestuurder (verdachte [verdachte]) gevorderd mee te werken aan een voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht, als bedoeld in artikel 160 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994, nader geregeld krachtens artikel 163, tiende lid van die wet. Op 6 april 2014 te 02:56 uur, heeft de verdachte zich onder leiding van [verbalisant 2], hoofdagent van politie Drenthe, daartoe aangewezen opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 7 van het Besluit Alcoholonderzoeken, onderworpen aan een onderzoek als bedoeld in artikel 8 lid 2, onder a, van de Wegenverkeerswet 1994. Dit heeft geleid tot een voltooid ademonderzoek. Aan de verdachte is aanstonds medegedeeld, dat het onderzoeksresultaat van de ademanalyse van zijn adem, 580 ug/l bedroeg.
Een ademanalyseformulier houdt in -zakelijk weergegeven- [3] : Start datum & tijd : 06-04-2014 02:56. Naam : [verdachte]. Ademonderzoekresultaat : 580 ug/l. Goedgekeurd tot:14-05-2014. Bedienaar [verbalisant 2] verklaart de ademonderzoekprocedure conform de voorschriften te hebben uitgevoerd.
Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- [4] : Ik reed in een Zwarte Peugeot. Ik heb cola whisky gedronken. Ik heb denk ik drie a vier gehad. Ik zag een auto voor me. Ik raakte de auto. Ik heb te veel gedronken. Ik reed ongeveer 50 kilometer per uur toen ik de kruising overstak.
Slachtoffer [slachtoffer] verklaart -zakelijk weergeven- [5] : Ik reed in een auto (Renault). Ik zag het verkeerslicht op groen gaan. Ik ben toen gaan rijden en reed de kruising op. Ik zag ineens in mijn ooghoek een zwarte auto mij naderen. Deze auto naderde mij van links. Ik dacht toen die rijdt te hard, die gaat niet stoppen. Door de aanrijding zijn mijn bekken op drie plaatsen gebroken. Ik heb een scheur in de kom van mijn heup. Ik moet waarschijnlijk volgende week naar het verzorgingshuis de Horst. Ik zal daar acht weken moeten revalideren.
Informatie van het Scheperziekenhuis omtrent het letsel van slachtoffer [slachtoffer]: Conclusie: trauma met bekkenfractuur os pubis. D.d. 05 juni 2015 verblijft zij in de Horst.
Getuige [getuige 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [6] : Ik reed op de Hondsrugweg in noordelijke richting. Ik moest stoppen voor de verkeerslichten. Ik keek naar links. Ik zag toen een Renault optrekken en de kruising op rijden. Ik zag van tegenover gestelde richting van mij een auto (Peugeot) aan kwam rijden. Deze auto reed op de Hondsrugweg. Deze auto kwam vanaf de richting Rietlanden. Ik vond hem te hard rijden. Harder dan de toegestane snelheid. Normaal 50 maar nu met de werkzaamheden aan de weg 30 kilometer per uur volgens mij. Ik schatte zijn snelheid op 60 á 70 kilometer per uur. Toen zag ik dat ze tegen elkaar aan knalden.
Getuige [getuige 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [7] : Mijn broer was de bestuurder van de auto. Wij zijn over de Hondsrugweg gereden. Bij het verzorgingstehuis de Huldert hebben wij een ongeluk gehad. Ik denk dat wij 50 kilometer per uur reden, misschien iets harder.
Verbalisant [verbalisant 3] verklaart in een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse -zakelijk weergegeven- [8] : De bestuurder van de Peugeot reed over de Hondsrugweg, komende uit de richting van de Ermerweg en gaande in de richting van de Weerdingerstraat. De bestuurder van de Peugeot wilde op de ongevalkruising rechtdoor rijden. Kort voorafgaande aan de ongevalkruising moest de bestuurder van de Peugeot op de linker rijstrook rijden voor rechtdoorgaand verkeer, omdat de rechter rijstrook voor rechtdoorgaand verkeer was afgezet in verband met de wegwerkzaamheden. De bestuurder van de Renault reed op de Wenning en gaande richting de Hondsrugweg. De bestuurder wilde op de ongevalkruising linksaf slaan. Op de ongevalkruising botste de Peugeot met de voorzijde tegen de linkerzijde van de Renault. De bestuurder van de Peugeot overschreed de tijdelijk toegestane maximumsnelheid van 30 km/h.
Bijzondere bewijsmotivering
Weliswaar is niet uit te sluiten dat verdachte het verkeerslicht bij het uitstralen van oranje of groen is gepasseerd, maar de overige handelingen van verdachte hebben er naar het oordeel van de rechtbank toe geleid dat hij aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest, met als gevolg dat het betreffende ongeval is ontstaan. Verdachte is immers met een beduidend hogere snelheid dan ter plaatse is toegestaan, de kruising opgereden, terwijl de situatie op die kruising, door de aanwezige pijlwagen in verband met wegwerkzaamheden, onoverzichtelijk was.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 april 2014, te Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto, merk Peugeot), daarmede rijdende over de weg, de Hondsrugweg, komende uit de richting van de Ermerweg en gaande in de richting van de Weerdingestraat, en toen, gekomen bij de kruising van die Hondsrugweg en de weg, de Wenning, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, nadat hij, verdachte, een forse hoeveelheid alcohol had genuttigd, en met een aanmerkelijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor motorrijtuigen geldende maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, en gezien de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid, en onvoldoende rekening te houden met een ander motorrijtuig (personenauto, merk Renault) dat genoemde kruising op was gereden, die kruising op te rijden, tengevolge waarvan een botsing is ontstaan tussen het door verdachte bestuurde motorrijtuig en dat ander motorrijtuig (merk Renault), waardoor de bestuurster van dat ander motorrijtuig (merk Renault) genaamd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een bekkenfractuur os pubis, werd toegebracht, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het primair bewezen geachte levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, en de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid van deze wet,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, waaronder reclasseringsrapportage en het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 oktober 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met voormelde eis van de officier van justitie en hetgeen door en namens verdachte is aangevoerd.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een ernstig verkeersongeval onder strafverzwarende omstandigheden ten gevolge waarvan mevrouw [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Uit een schriftelijke (op de terechtzitting voorgelezen) verklaring van het slachtoffer, blijkt dat het ongeval en de gevolgen ervan grote impact hebben (gehad) op het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte met name zwaar aan dat hij is gaan rijden na gebruik van een grote hoeveelheid alcohol, daarbij de ter plaatse maximaal toegestane snelheid aanzienlijk heeft overschreden en geen rekening heeft gehouden met de op de kruising gewijzigde omstandigheden als gevolg van (weg)werkzaamheden.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, en aansluiting zoekend bij de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, van oordeel dat in dit geval een werkstraf, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid, voor de duur zoals door de officier van justitie is gevorderd, recht doet aan het strafbare feit.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 164, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- een
taakstrafbestaande uit 150 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 75 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank ontzegt de verdachte de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van 18 maanden, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde bijkomende straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop deze bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
en mr. O.J. Bosker en mr. P.J. van Steen, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 november 2014,

Voetnoten

1.op pagina 7ev van het proces-verbaal van politie Noord-Nederland, registratienummer: PL032V-2014026601 (het PV)
2.op pagina 17/18 van het PV
3.op pagina 19 van het PV
4.op pagina 26ev van het PV
5.op pagina 29ev van het PV
6.op pagina 32ev van het PV
7.op pagina 38ev van het PV
8.op pagina 4ev van het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, nr. 06042014.0215.2581