ECLI:NL:RBNNE:2014:5873

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
135846-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor mishandelingen en diefstallen met vrijspraak van winkeldiefstal

Op 27 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder mishandelingen en diefstallen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden voor twee diefstallen en drie mishandelingen, gepleegd in de periode van 2012 tot 2014. De feiten omvatten onder andere het opzettelijk toebrengen van letsel aan verschillende slachtoffers met gebruik van geweld, waaronder het gebruik van messen en een schep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 1 mei 2013 in Heiligerlee [slachtoffer 1] heeft mishandeld en op 29 april 2013 in Winschoten een paar schoenen heeft gestolen uit de winkel Bristol. Daarnaast heeft de verdachte op 25 maart 2013 [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] mishandeld en op 4 januari 2014 [slachtoffer 4] met een colafles geslagen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de winkeldiefstal die hem ten laste was gelegd onder parketnummer 18/239204-12, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de verslavingsproblematiek van de verdachte en zijn eerdere strafblad. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 maanden geëist, wat de rechtbank passend achtte gezien de omstandigheden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank ook de vordering na voorwaardelijke veroordeling heeft behandeld en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummers 18/135846-13, 18/113612-13, 18/239204-12 en 18/064575-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 01/825310-11
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
27 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
13 november 2014. Tegen de niet verschenen verdachte is verstek verleend.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. B. van der Burg.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/135846-13
1.
hij op of omstreeks 1 mei 2013 te Heiligerlee, althans in de gemeente
Oldambt, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met
kracht) met zijn (tot vuist gebalde) hand(en) in/tegen het gezicht/hoofd
heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 29 april 2013 te Winschoten, althans in de gemeente
Oldambt, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan winkelbedrijf Bristol, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte.
Parketnummer 18/113612-13
hij op of omstreeks 25 maart 2013 te Winschoten, gemeente Oldambt opzettelijk
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandelend, bestaande die
mishandeling uit het
- meermalen, althans eenmaal, met (een) mes(sen), althans een scherp
voorwerp, heeft gestoken en/of geraakt in/op/tegen de be(e)n(en), in elk geval
het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) (met gebalde vuist) slaan en/of
stompen in/op/tegen het hoofd en/of gezicht, in elk geval het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met een schep, althans een hard
voorwerp, op/tegen de be(e)n(en) heeft geslagen, in elk geval het lichaam van
voornoemde [slachtoffer 2], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden.
Parketnummer 18/239204-12
hij op of omstreeks 28 juli 2012, te Winschoten, gemeente Oldambt,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een worst, een kant en klaar maaltijd en/of een fles wijn, in elk geval enig
goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf C1000, in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte.
Parketnummer 18/064575-14
1.
hij op of omstreeks 4 januari 2014 te Winschoten, althans in de gemeente
Oldambt opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4], met een (cola)fles tegen/op
het hoofd heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 8 februari 2014 te Winschoten, althans in de gemeente
Oldambt met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een digitennekastje, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken in het dossier gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/113612-13 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/239204-12 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/064575-14 ten laste gelegde.
Beoordeling
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder parketnummer 18/239204-12 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder parketnummer 18/239204-12 ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/113612-13 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/064575-14 feit 1 en 2 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Parketnummer 18/135846-13
Feit 1
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], d.d. 1 mei 2013, opgenomen op pagina 22 e.v. van dossier nr. PL01PL 2013070355 d.d. 23 juli 2013.
Een proces-verbaal inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, d.d. 23 juli 2013, opgenomen op pagina 24 e.v. van voormeld dossier.
Feit 2
Een proces-verbaal d.d. 1 mei 2013, opgenomen op pagina 13 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [aangever 1], zakelijk weergegeven:
p. 13 Ik ben namens de benadeelde Bristol B.V. gerechtigd tot het doen van aangifte van diefstal. Op 29 april 2013 werd ik door een medewerkster met spoed geroepen in verband met een winkeldiefstal bij ons.
p. 14 Een medewerkster vertelde mij dat er door een lange donkere man schoenen uit de winkel waren gestolen. Ik ben achter die man aangelopen en trof met mijn collega [werknemer] de man bij het Chinees restaurant naast ons aan. Hij had de schoenen niet meer bij zich. Mijn collega keek onder een daar geparkeerde auto en zag toen de schoenen liggen. Het gaat om een paar Celtics, kleur blauw/grijs.
Een proces-verbaal d.d. 1 mei 2013, opgenomen op pagina 15 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
p. 15 Op 29 april 2013 kwam de mij bekende [verdachte] de winkel in lopen. Op een gegeven moment zag ik [verdachte] en [medeverdachte] weer richting de kassa lopen en ik ben toen ook direct die kant op gelopen. Ik zag dat [verdachte] een grote bult achter op zijn rug had en dat hij iets onder zijn kleding had verborgen. Toen hij de winkel in kwam lopen had hij niets onder zijn kleding. Hierop zag ik dat [verdachte] en [medeverdachte] voorbij de poortjes liepen en ik hoorde dat deze afgingen. [medeverdachte] liet hierop de inhoud van haar tas zien, echter daar zaten geen spullen van Bristol in. Ook zag ik dat [medeverdachte] terug liep door de poortjes welke niet afgingen.
p. 16 Ik zag dat [verdachte] een paar schoenen onder een VW Golf gooide welke hij had weggenomen uit onze winkel. Deze schoenen waren blauw van kleur.

Een proces-verbaal d.d. 1 mei 2013, opgenomen op pagina 17 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [slachtoffer 1], zakelijk weergegeven:

p. 17 Afgelopen maandag zijn [verdachte] en ik de Bristol binnen gegaan.
p. 18 [verdachte] heeft mij later wel verteld dat hij een paar schoenen had gestolen.
Een proces-verbaal d.d. 23 juli 2013, opgenomen op pagina 19 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
p. 20 Ik ben eind april samen met [medeverdachte] naar de Bristol geweest.
Parketnummer 18/113612-13
Een proces-verbaal d.d. 25 maart 2013, opgenomen op pagina 32 e.v. van dossier nr. PL01PE 2013044900 d.d. 6 mei 2013, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 3], zakelijk weergegeven:
p. 32 Maandag 25 maart 2013 ben ik samen met [vriend 1] naar zijn woning gegaan. In de woning zaten [vriend 2] en [verdachte]. [verdachte] is een getinte man, ongeveer 1.90m lang, kaal hoofd.
p. 33 Vervolgens hoorde ik [verdachte] weer zeggen dat ik eruit moest. Vervolgens zag ik dat [verdachte] naar [vriend 1] toe liep en hem met een gebalde vuist op zijn gezicht sloeg.
Ik zag dat [verdachte] een mes van tafel afpakte en dit bovenhands vasthield in zijn linkerhand. Ook zag ik dat hij een mes achter zijn rug vandaan pakte en dit bovenhands vasthield in zijn rechterhand. Het mes welke hij vasthield in zijn linkerhand was een bruin en goudkleurig klapmes. Het mes wat hij in zijn rechterhand vasthield was een langer mes dan het andere mes wat hij vasthield in zijn linkerhand. Ik zag dat hij heel snel op mij af kwam lopen. Ik zag dat hij het mes dat hij vasthield in zijn rechterhand oppakte naar een onderhandse greep. Hij heeft ongeveer vier steekbewegingen gedaan in mijn richting. Bij de tweede steekbeweging voelde ik dat het mes, welke [verdachte] in zijn rechterhand vasthield, mijn bovenbeen raakte.
Ik zag dat ik een snee van ongeveer 1,5 centimeter heb op mijn bovenbeen. Dit doet nog steeds zeer.
Een proces-verbaal d.d. 25 maart 2013, opgenomen op pagina 43 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
p. 43 Toen wij op maandag 25 maart 2013 omstreeks 00:30 uur bij mij thuis kwamen, zag ik dat [vriend 2] nog bij mij in de woonkamer zat.
p. 44 Ik hoorde [verdachte] meteen zeggen dat [slachtoffer 3] de woning moest verlaten. Na de opmerking van [slachtoffer 3] zag ik dat [verdachte] een keukenmes achter zijn rug tevoorschijn haalde en meteen daarop op [slachtoffer 3] begon in te steken. Ik zag dat [slachtoffer 3] zich probeerde te verdedigen met zijn benen. Vervolgens kreeg ik een klap tegen mijn linker jukbeen. Ik voel nu dat het zeer doet. Ik zag vervolgens dat [verdachte] een tweede mes in zijn handen had. Dit was een buckknife (zakmes) van mij, het mes had een houten handvat met koperen uiteinde. Ik zag dat [verdachte] met beide messen steekbewegingen maakte in de richting van [slachtoffer 3].
Toen richtte [verdachte] zijn agressie op mij (…) Ik zag dat [verdachte] een schep pakte uit de hal nabij mijn trap. [verdachte] sloeg mij twee keer met de schep tegen mijn scheenbenen waardoor ik flinke schaafwonden heb opgelopen aan mijn beide scheenbenen. Als ik loop doet het pijn.
Ik, verbalisant, zag bij het slachtoffer het volgende letsel: schaafwonden op beide scheenbenen van de aangever/benadeelde.
Eigen waarneming rechtbank, zakelijk weergegeven:
De rechtbank heeft kennisgenomen van de foto's die op de pagina's 46 en 47 van voormeld dossier bevinden. De rechtbank heeft hierop schaafwonden op beide onderbenen van aangever [slachtoffer 2] waargenomen.
Een proces-verbaal d.d. 25 maart 2013, opgenomen op pagina 40 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
p. 40 Met [vriend 1] bedoel ik [slachtoffer 2]. Op 25 maart 2013 kwamen [vriend 1] en [slachtoffer 3] thuis.
p. 41 Ik zag dat [verdachte] met zijn rechterhand een mes pakte achter zijn rug vandaan. Dit was een mes met een zwart handvat. Het met is in totaal ongeveer 20 cm lang. Ik zag dat [verdachte] het mes onderhands vasthield. [verdachte] bleef maar roepen dat [slachtoffer 3] eruit moest. Vervolgens zag ik dat [verdachte] meerdere steekbewegingen maakte richting [slachtoffer 3]. Vervolgens zag ik dat [verdachte] zich omdraaide naar [vriend 1]. In de tussentijd zag ik dat hij met gebalde rechtervuist op [vriend 1] insloeg. Volgens mij heeft hij [vriend 1] ongeveer zes keer geslagen. In de gang stond een schep. Ik zag dat [verdachte] deze schep oppakte en op [vriend 1] afliep. Ik zag dat [verdachte] de schep optilde en met de zijkant op [vriend 1] sloeg. Met de zijkant bedoel ik de ijzeren rand van de schep zelf. [verdachte] sloeg volgens mij wel vier keer op [vriend 1]. Ik zag dat [verdachte] het been van [vriend 1] raakte met de schep.
Een proces-verbaal d.d. 25 maart 2013, opgenomen op pagina 23 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de deels bekennende verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
p. 24 Ik heb met die schep een paar tikken uitgedeeld. [slachtoffer 2] kreeg ook een paar tikken met de schep op zijn benen.
p. 25 Ik heb [slachtoffer 2] met mijn hand ook rake klappen gegeven, vuistslagen. Ik heb nog steeds last van mijn hand, zo hard sloeg ik [slachtoffer 2].
Parketnummer 18/064575-14
Feit 1
Een proces-verbaal d.d. 20 februari 2014, opgenomen op pagina 7 e.v. van dossier nr. PL01PE 2014029797 d.d. 24 maart 2014, inhoudende de aangifte van [slachtoffer 4], zakelijk weergegeven:
p. 7 Op 4 januari 2014 was ik in Winschoten. (…) [verdachte] sloeg me een of twee keer met een cola fles. [verdachte] had de dopzijde van de fles in zijn rechterhand. Hij raakte me aan de zijkant van mijn hoofd. Ik voelde daar pijn.
Een proces-verbaal d.d. 20 februari 2014, opgenomen op pagina 21 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
p. 22 Ook was op 4 januari 2014 [slachtoffer 4] uit Winschoten bij mij thuis en kwam [verdachte] ook binnen. Ik zag toen dat [verdachte] een colafles pakte en ik zag dat hij daarmee [slachtoffer 4] een paar keer met kracht tegen zijn hoofd sloeg. Ik zag wel dat de oogkas van [slachtoffer 4] blauw was als gevolg van de mishandeling
Feit 2
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5], d.d. 17 februari 2014, opgenomen op pagina 4 e.v. van dossier nr. PL01PE 2014029797 d.d. 24 maart 2014.
Een proces-verbaal inhoudende de bekennende verklaring van verdachte, d.d. 18 maart 2014, opgenomen op pagina 18 e.v. van voormeld dossier.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/113612-13 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/064575-14 feit 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
het onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/113612-13 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/064575-14 feit 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 18/135846-13
1.
hij op 1 mei 2013 te Heiligerlee opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] met kracht met zijn tot vuist gebalde hand in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 29 april 2013 te Winschoten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar schoenen, toebehorende aan winkelbedrijf Bristol;
Parketnummer 18/113612-13
hij op 25 maart 2013 te Winschoten opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het
- meermalen met messen steken en/of raken in het been van [slachtoffer 3] en/of
- met kracht met gebalde vuist stompen in het gezicht van [slachtoffer 2] en/of
- meermalen met kracht met een schep tegen de benen heeft geslagen van [slachtoffer 2], waardoor dezen letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden;
Parketnummer 18/064575-14
1.
hij op 4 januari 2014 te Winschoten opzettelijk mishandelend [slachtoffer 4] met een colafles tegen/op het hoofd heeft geslagen, waardoor deze [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en
pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 8 februari 2014 te Winschoten met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een digitennekastje toebehorende aan [slachtoffer 5].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2, onder parketnummer 18/113612-13 en onder parketnummer 18/064575-14 feit 1 en 2. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
Parketnummer 18/135846-13
1.
mishandeling;
2.
diefstal.
Parketnummer 18/113612-13
mishandeling, meermalen gepleegd.
Parketnummer 18/064575-14
1.
mishandeling;
2.
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/113612-13 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/239204-12 en het onder parketnummer 18/064575-14 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden. Bij de formulering van de strafeis heeft de officier van justitie meegenomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een reeks strafbare feiten, dat verdachte een flink strafblad heeft opgebouwd bestaande uit gewelds- en vermogensdelicten en zich ondanks zijn ernstige verslavingsproblematiek onttrekt aan hulpverlening.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen- en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee diefstallen en drie mishandelingen, al dan niet meermalen gepleegd.
Zo heeft verdachte op 25 maart 2013 onder invloed van verdovende middelen en zonder enige aanleiding twee messen gepakt waarna hij aangever [slachtoffer 3] in het been heeft gestoken dan wel heeft geraakt. Voorts heeft verdachte aangever [slachtoffer 2] vuistslagen in het gezicht gegeven en heeft hij hem met een schep tegen de benen van geslagen. Beide aangevers hebben hierdoor pijn en letsel ondervonden. Verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van beide aangevers. De rechtbank rekent verdachte dit feit te meer aan nu de handelingen hebben plaatsgevonden in de woning van aangever [slachtoffer 2], een plaats waar een bewoner zich veilig moet kunnen voelen.
De rechtbank acht een verband tussen de bewezenverklaarde feiten en de verslavingsproblematiek van verdachte aannemelijk. Nu de verdachte echter geen (volledig) inzicht geeft in zijn situatie en ook niet openstaat voor enige vorm van hulpverlening, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie vormt.
De rechtbank heeft daarbij mede gelet op een verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 13 oktober 2014, waaruit blijkt dat verdachte al vele malen wegens soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is geweest.
Ondanks het feit dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder parketnummer 18/239204-12 ten laste gelegde, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de aard, de ernst, de hoeveelheid van de door verdachte gepleegde feiten en verdachtes gebrek aan motivatie om hulpverlening in welke vorm dan ook te aanvaarden, de door de officier van justitie gevorderde strafeis een passende reactie vormt.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 30 september 2011, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank 's-Hertogenbosch, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf af te wijzen nu de meervoudige strafkamer van
's-Hertogenbosch op 6 maart 2012 reeds de tenuitvoerlegging heeft gelast van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Nu de meervoudige strafkamer van 's-Hertogenbosch op 6 maart 2012 reeds de tenuitvoerlegging van bovengenoemde voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf heeft gelast, zal de rechtbank het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57, 63, 300 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/239204-12 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2 ten laste gelegde, het onder parketnummer 18/113612-13 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/064575-14 feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders dan het bewezenverklaarde is ten laste gelegd onder parketnummer 18/135846-13 feit 1 en 2, parketnummer 18/113612-13 en parketnummer 18/064575-14 feit 1 en 2 en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
01/825310-11:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 01/825310-11.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. P.H.M. Smeets, voorzitter, H.L. Stuiver en
P.H.M. Tapper-Wessels, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2014.