ECLI:NL:RBNNE:2014:5779

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
19.920184-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de plaatsing van een verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders na winkeldiefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van winkeldiefstal. De verdachte had op 16 september 2014 in Gieten, gemeente Aa en Hunze, een verpakking eau de toilette van het merk Jean Paul Gaultier gestolen uit een winkel. De rechtbank constateerde dat de verdachte weigerde mee te werken aan een advies en plan van aanpak van de reclassering, en dat hij niet gemotiveerd was voor gedragsverandering. De reclassering had geen mogelijkheden gezien om de kans op recidive te verminderen. De rechtbank oordeelde dat binnen de kaders van de ISD-maatregel gewerkt kon worden om de verdachte alsnog te motiveren tot gedragsverandering. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor twee jaar in een inrichting voor stelselmatige daders geplaatst zou worden. De rechtbank volgde deze eis, gezien de recidive en het gebrek aan medewerking van de verdachte aan reclasseringstrajecten. De rechtbank legde de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren op, om de verdachte de kans te geven zijn problematiek aan te pakken en de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de maatregel op, terwijl zij de verdachte vrijsprak van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920184-14
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 25 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, [adres]
.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 november 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma te Spier.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 16 september 2014 te Gieten, gemeente Aa en Hunze, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aldaar aan [adres] gevestigde winkel, genaamd [bedrijf 1], heeft weggenomen een verpakking eau de toilette van het merk Jean Paul de Gaultier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [bedrijf 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.M. Ariese, acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal plaatsen in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 jaren.

Bewijsmiddelen

De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2014, dat hij
op 16 september 2014 te Gieten in de winkel, genaamd [bedrijf 1], is geweest en dat hij een verpakking eau de toilette van het merk Jean Paul de Gaultier in handen heeft gehad.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Eenheid Noord-
Nederland, District Noord, Basiseenheid Assen, registratienummer PL0300-2014072964
d.d. 16 september 2014, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL0300-2014072964-2 d.d. 16 september 2014, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (pagina 5):
Op dinsdag 16 september 2014 omstreeks 10.18 uur kregen wij de melding van
winkeldiefstal bij [bedrijf 1] gevestigd te Gieten. Na gesproken te hebben met aangeefster en de beelden te hebben gezien, zijn wij verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], direct op zoek gegaan naar deze man. Uit de beelden bleek dat de verdachte een donkere man met een gouden tand betrof. Wij zijn met een opvallend dienstvoertuig in de richting van Eext gegaan. De man welke voldeed aan het signalement werd door ons verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] aangetroffen op dinsdag 16 september 2014 te 10.45 uur op de Verlengde Asserstraat te Gieten, gemeente Aa en Hunze. Ik, verbalisant [verbalisant 2], vroeg aan verdachte of ik in zijn rugtas mocht kijken. De verdachte gaf aan hier geen bezwaar tegen te hebben. Ik, verbalisant [verbalisant 2], trof in de rugtas van verdachte een Eau de Toilette aan in een ongeopend blik met daaromheen doorzichtbaar folie van het merk Jean Paul Gaultier. Dit was dezelfde Eau de Toilette welke was weggenomen bij het [bedrijf 1] te Gieten. De Eau de Toilette is inbeslaggenomen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Noord, Basiseenheid Noordenveld/Tynaarlo/Aa en Hunze, proces-verbaalnummer PL0300-2014072964-1 d.d. 16 september 2014, houdende de verklaring van [aangeefster], namens [bedrijf 1] te Gieten (pagina’s 13 en 14):
Vanmorgen, dinsdag 16 september 2014, omstreeks 10.12 uur, kwam er een voor mij onbekende donkere man onze winkel binnen. Hij liep rechtstreeks naar de geurtjes net naast de kassa. We zagen dat hij in die hoek van de geurtjes iets pakte. Wij zagen dat hij met de rug naar ons toe stond en zich breed maakte. Mijn collega die op dat moment bij de kassa stond hoorde het geluid van liet lostrekken van een sticker of iets dergelijks. Hierna liep hij gelijk, zonder iets af te rekenen, de winkel uit. Direct controleerden we of er iets was weggenomen. We ontdekten toen gelijk dat hij een Jean Paul Gaultier, een eau de toilette ter waarde van 39,65 Euro had weggenomen. Ik zag dat hij een (1) blik, waarin deze eau de toilette zit, had weggenomen en dat hij de achter dit blik staande blikken naar vorig had geschoven. Normaal doen wij dat om te kunnen controleren of er net iets gestolen is. Dit noemen wij spiegelen. Hij is dus erg geraffineerd te werk gegaan. Het weggenomen blik was voorzien van een beveiligingssticker. U toonde mij zojuist het blik dat u bij hem had aangetroffen. Ik zie nu dat de beveiligingssticker er niet meer op zit. U heeft net op de plaats gekeken waar dat blik is weggenomen en op de grond een sticker aangetroffen. Deze sticker is waarschijnlijk de verwijderde beveiligingssticker. Deze heeft u zojuist veiliggesteld.
De weggenomen eau de toilette is eigendom van Kruidvat Gieten. Aan niemand is het recht of de toestemming gegeven deze eau de toilette weg te nemen en zich toe te eigenen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL0300-2014072964-9 d.d. 16 september 2014, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 17 en 18):
Ik ben lopend naar Gieten gegaan. Ik begon door te draaien. Ik liep de winkel binnen en heb het gepakt. Jean Paul Gaultier heb ik weggenomen. Ik heb het expres gepakt. Ik dacht al hoe kom ik in Assen. Ik liep naar de [bedrijf 1]. Ik was radeloos en droevig. Ik heb dus winkeldiefstal gepleegd om in ieder geval niet door te draaien. Ik wilde aangehouden worden ter voorkoming van. Ik wil niet voor moord gaan zitten. Ik was helemaal geflipt.
V: Waar heb je dat weggenomen?
A: [bedrijf 1] of [bedrijf 2] dacht ik.
V: Hoe doe je dat dan?
A: Ik was roekeloos en heb die parfum gepakt. Jean Paul Gaultier in een blik.
De rechtbank acht op grond van voormelde bewijsmiddelen dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 16 september 2014 te Gieten, gemeente Aa en Hunze, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aldaar aan [adres] gevestigde winkel, genaamd [bedrijf 1], heeft weggenomen een verpakking eau de toilette van het merk Jean Paul Gaultier, toebehorende aan het [bedrijf 1].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Motivering maatregel plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Verslavingszorg Noord Nederland d.d. 13 oktober 2014. Uit de inhoud van genoemd rapport, alsmede de overige gedingstukken, waaronder het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Informatiedienst d.d. 7 oktober 2014, blijkt dat verdachte voldoet aan de voorwaarden die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt.
Gebleken is dat verdachte niet ontvankelijk is voor reclasseringscontacten en dat hij veelvuldig recidiveert.
De rechtbank is, gelet hierop, van oordeel dat de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist. Zij zal daarom de officier van justitie in zijn eis volgen.
De rechtbank zal de raadsvrouw niet volgen in haar voorstel om aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met reclasseringstoezicht op te leggen dan wel de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen met de voorwaarden dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank constateert dat verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het opstellen van een advies en een plan van aanpak door de reclassering. Verdachte wordt door de reclassering beschreven als een persoon die niet open staat voor hulp van de reclassering en overige instanties. Verdachte is niet gemotiveerd voor een verandertraject. De reclassering ziet geen mogelijkheden om de kans op recidive af te laten nemen. De rechtbank is van oordeel dat binnen de kaders van de ISD-maatregel gewerkt zal kunnen worden om verdachte alsnog te motiveren tot gedragsverandering te komen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale beveiliging van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen.
De rechtbank zal op grond van bovenstaande overwegingen geen gebruik maken van haar bevoegdheid om bij het bepalen van de duur van de ISD-maatregel rekening te houden met de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 38m en 38n van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank legt op de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter, mr. E. Läkamp en
mr. O.J. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 november 2014.