ECLI:NL:RBNNE:2014:5777

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
24 november 2014
Zaaknummer
10.910451o-12
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontnemingsvordering in strafzaak

Op 25 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Assen, uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende een ontnemingsvordering die door de officier van justitie was ingediend op 18 september 2013. De vordering had betrekking op het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, dat geschat werd op een bedrag van € 145.295,00. Tijdens de openbare terechtzitting op 11 november 2014 zijn zowel de officier van justitie als de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Bos, gehoord. De officier van justitie heeft tijdens deze zitting gevorderd dat de ontnemingsvordering moest worden afgewezen, omdat het aan de verdachte tenlastegelegde niet wettig en overtuigend kon worden bewezen.

De rechtbank heeft de zaak vervolgens beoordeeld en geconcludeerd dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden verklaard. Dit leidde tot de vrijspraak van de verdachte. Gezien deze vrijspraak heeft de rechtbank besloten de ontnemingsvordering van de officier van justitie af te wijzen. De beslissing is genomen door de meervoudige strafkamer, bestaande uit de rechters mr. E. Läkamp, mr. O.J. Bosker en mr. J.G. de Bock, in tegenwoordigheid van griffier J. Bos. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting op 25 november 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht

Locatie Assen

Parketnummer: 19.910451-12
BESLISSINGvan de meervoudige strafkamer d.d. 25 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Gang van zaken

De officier van justitie heeft op 18 september 2013 een ontnemingsvordering ingediend die ertoe strekt dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat aan [verdachte] de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot een bedrag van € 145.295,00.
De officier van justitie en [verdachte], bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle, zijn gehoord ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2014.
De officier van justitie heeft bij deze gelegenheid gevorderd dat zijn vordering moet worden afgewezen omdat het aan de verdachte tenlastegelegde niet kan worden bewezen.

2.Motivering

De rechtbank heeft het tenlastegelegde onder het hierboven genoemde parketnummer niet wettig en overtuigend bewezen verklaard en heeft de verdachte mitsdien daarvan vrijgesproken.
De rechtbank zal derhalve de ontnemingsvordering van de officier van justitie dienen af te wijzen.

3.Beslissing

De rechtbank wijst de ontnemingsvordering van de officier van justitie af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp, voorzitter, mr. O.J. Bosker en mr. J.G. de Bock, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 november 2014.