ECLI:NL:RBNNE:2014:5767

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
21 november 2014
Zaaknummer
18.930328-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor ontuchtige handelingen met minderjarigen en schennis van de eerbaarheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 25 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De verdachte heeft zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan seksuele handelingen in het bijzijn van zeer jeugdige personen, waarbij hij zich niet alleen ontuchtig heeft gedragen, maar ook zich in het openbaar heeft afgekeerd van de normen van fatsoen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 juli 2013 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met drie minderjarige meisjes, die allen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. De verdachte heeft hen op verschillende manieren benaderd en zich aan hen vergrepen. Daarnaast heeft hij zich op meerdere momenten in het openbaar onzedelijk gedragen, wat heeft geleid tot verontrusting onder de omstanders, vooral kinderen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en het recidivegevaar van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 410 dagen, waarvan 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van tien jaren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht van de reclassering en verplichte behandeling bij een specialistische instelling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, die de ouders van de slachtoffers vertegenwoordigen, voor de immateriële schade die zij hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.930374-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 25 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te[woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 maart 2014, 16 september 2014 en 11 november 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. W. de Kleine, advocaat te Emmen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 05 juli 2013 te Assen, met [slachtoffer 1] (geboren op 7 februari 2004), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hierin dat verdachte
- het bikinibroekje wan die [slachtoffer 1] naar beneden heeft gedaan en/of
- die [slachtoffer 1] op de grond heeft laten zitten en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar benen wijd moest doen en/of
- ( vervolgens) met zijn handen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] van elkaar heeft gedaan en/of
- met zijn duim en/of hand bij/tussen de schaamlippen, althans op de vagina, van die [slachtoffer 1] heeft gevoeld en/of
- ( vervolgens) (nadat ze was gaan staan) de (ontblote) achterkant van die [slachtoffer 1] heeft bekeken;
2. hij op of omstreeks 05 juli 2013 te Assen, met [slachtoffer 2], (geborden op 14 februari 2003), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande hierin dat verdachte op die [slachtoffer 2] toeliep en onverhoeds haar bikinitop opzij deed;
3. hij op of omstreeks 05 juli 2013 te Assen, met [slachtoffer 3] (geboren op 1 april 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het aaien over de rug en/of de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
- het zich in aanwezigheid van die [slachtoffer 3] aftrekken;
en/of
hij op of omstreeks 05 juli 2013 te [pleegplaats], een persoon van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte zich begeven naar de kinderdouche op de camping en/of aldaar een gesprekje aangeknoopt met[slachtoffer 3] (geboren
op 1 april 2006) en/of die (naakte) [slachtoffer 3] over haar rug en/of haar vagina geaaid en/of zich in aanwezigheid van die [slachtoffer 3] afgetrokken;
4. hij op of omstreeks 12 augustus 2013 te [pleegplaats], in de gemeente AA en Hunze (op [vakantiepark]) personen van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen immers heeft verdachte oogcontact gezocht met aldaar spelende kinderen en zich voor het oog van die kinderen afgetrokken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen. Dat
hij op of omstreeks 12 augustus 2013 te [pleegplaats], in de gemeente Aa en Hunze, zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op [vakantiepark], heeft gedragen, immers heeft verdachte zich aldaar ten over staan en in het zicht van spelende kinderen staan aftrekken;
5. hij op of omstreeks 09 februari 2011 te [pleegplaats], in de gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het zwembad bij [vakantiepark], heeft gedragen, immers heeft verdachte zich gedurende enige tijd, naakt in een kleedhokje opgesteld met de deur van het kleedhokje open, op een dusdanige manier dat langslopende kinderen ([slachtoffer 4], geboren op 12 juli 2003 en [slachtoffer 5], geboren op 22 september 1999 en [slachtoffer 6], geboren op 22 juni 1998) zicht hadden op zijn geslachtsdeel;
6. hij op of omstreeks 2 augustus 2012 te [pleegplaats], in de gemeente De Wolden, in [vakantiepark], (een) perso(o)n(en) van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had/hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte zich opgesteld op of aan een looppad en/of (vervolgens) duidelijk zichtbaar voor [slachtoffer 7] (geboren op 9 december 2002) en andere kinderen, zich afgetrokken, terwijl hij oogcontact had met die [slachtoffer 7] en andere kinderen en/of met zijn lichaam gedraaid stond in de richting van die [slachtoffer 7] en andere kinderen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 02 augustus 2012 te [pleegplaats], gemeente De Wolden
,zich oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de weg langs de grote parkeerplaats van [vakantiepark], heeft gedragen, immers heeft verdachte zich aldaar staan aftrekken (zichtbaar voor langslopende kinderen);
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 primair, onder 5 en onder 6 primair is tenlastegelegd.
Zij vordert dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de dagen in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren, met de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een behandeling bij een ambulant specialistische instelling of een specialist op het gebied van parafilie, ambulante behandeling c.q. gedragsinterventie bij de AFPN of soortgelijke instelling, voor zover nodig geacht door de reclassering en/of instelling(en),
met bepaling dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Verder vordert de officier van justitie de toewijzing van de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 1] tot een bedrag van € 4.500,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Bewijsmotivering

Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3 primair:
De rechtbank bezigt voor het bewijs van feit 1, feit 2 en feit 3 primair de navolgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014, inhoudende onder meer, dat hij op 5 juli 2013 niet op [vakantiepark] is geweest, hij zegt daar nooit te komen
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer: PL032V 2013062829, d.d. 30 augustus 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal informatief gesprek zeden van Politie Drenthe, District Noord, Unit Recherche Noord, proces-verbaalnummer PL031E 2013047722-3 d.d. 31 juli 2013, houdende zakelijk weergegeven het gesprek dat de verbalisanten [verbalisant 1] en[verbalisant 2] op 31 juli 2013 voerden met [aangever 1], wonende te [woonplaats], (pagina’s 16 en 17):
[aangever 1] vertelt aan verbalisanten dat zijn dochter, een nichtje en een vriendinnetje van het nichtje, genaamd [slachtoffer 1], op vrijdag 5 juli 2013 rond half 3 terugkwamen van het zwembad van [vakantiepark]. De kinderen vertelden dat er wat was gebeurd. Ze vertelden dat [slachtoffer 1] was gevallen op de fiets bij het zwembad, en dat ze toen door een man was aangesproken. Ze was door de man eerst geholpen en die man had later aan haar gezeten. [slachtoffer 1] had de knie open, en had wondjes aan haar hand. Dochter [slachtoffer 2] vertelde dat de man ook aan haar had gezeten. Ze vertelde dat [slachtoffer 1] moest gaan zitten en dat de man zei: “heb je je pijn gedaan, zal ik even helpen”. De man had aan haar zwembroek getrokken, zodat deze wat van haar lichaam kwam. Toen zei hij dat hij ook bij de kont wilde kijken en heeft aan de zwembroek getrokken, zodat deze aan achterkant van haar lichaam kwam. Daarna had de man gezegd: “moet ik even bij jou kijken”, en de man had toen het topje van de zwemkleding van [slachtoffer 2] opzij getrokken. De man is daarna weggefietst in de richting van de uitgang en de kinderen zijn naar de tent van opa gegaan. Toen [aangever 1] vroeg hoe de man er uit zag, vertelden de kinderen, dat hij ouder was dan hemzelf (1974) maar jonger dan opa (1954), dat de man een opvallende witte snor had, grijs/wit haar, mogelijk van achter wat opgeschoren en bovenop kaal, de man was iets kleiner dan opa (opa is ongeveer 1,80/1,85) en dat de man reed op een fiets met grijze fietstassen met lichtgroene accenten.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Noord, Unit Recherche Noord, proces-verbaalnummer PL031E 2013047722-1 d.d. 31 juli 2013, houdende de verklaring van aangever [aangever 1], wonende te [woonplaats], namens de benadeelde [slachtoffer 2], geboren op 14 februari 2003, (pagina’s 19 t/m 21);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal informatief gesprek zeden van Politie Drenthe, District Noord, Unit Recherche Noord, proces-verbaalnummer PL031E 2013057590-2 d.d. 9 augustus 2013, houdende zakelijk weergegeven het gesprek dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 3] op 9 augustus 2013 voerden met[aangeefster 1], wonende te [woonplaats], betreffende de benadeelde [slachtoffer 1], geboren 7 februari 2004, (pagina’s 23 t/m 26):
[aangeefster 1] vertelt aan de verbalisanten dat zij werd gebeld door de moeder van [slachtoffer 2], die overstuur was en haar vertelde dat haar dochter [slachtoffer 1] was gevallen, en dat een meneer haar toen had betast. [aangeefster 1] vertelde verder dat haar dochter [slachtoffer 1] haar vertelde dat ze gevallen was en veel pijn had. Zij had haar verder verteld dat er toen een meneer in haar broekje had gezeten en ook nog bij het andere meisje aan haar bovenstukje had gezeten, dat ze toen hard naar de mamma en pappa waren gerend.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer: PL032V 2013047722-25, d.d. 27 augustus 2013, opgemaakt door de verbalisante [verbalisant 4], en houdende het door de verbalisante [verbalisant 5] gehouden studioverhoor van [slachtoffer 2] op 7 augustus 2013, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina’s 30 t/m 66):
[slachtoffer 2] vertelt in het verhoor dat een man stond te wachten terwijl zij met haar nichtje en een vriendinnetje van haar nichtje ([slachtoffer 1]) aan het fietsen was. Hij was ook al achter hen aangefietst toen ze naar het zwembad gingen. Toen [slachtoffer 1] van haar fiets viel trok de man haar op het gras. Hij vroeg of ze haar broek uit wilde doen. [slachtoffer 1] zei ‘wel iets van 5 keer’ dat ze haar broek niet wilde uitdoen, omdat ze op die plek niet gevallen was en daar geen pijn had. De man trok toch haar broek uit en ging met zijn vingers (duim) in haar geslachtsdeel. Ook bekeek hij haar achterste tegen haar wil. Ook heeft de man [slachtoffer 2]’s bovenstukje opzij gedaan, waardoor hij haar borstjes kon zien. [slachtoffer 2] verklaart dat de man een rechte zwart/grijze snor had, een kale plek op zijn hoofd, grijs haar. [slachtoffer 2] verklaart verder dat de man op een witte fiets reed met een grijsachtige fietstas. De man is ongeveer even groot als de verbalisante (1.73m). [slachtoffer 2] heeft de man een jaar eerder ook op de camping gezien. [slachtoffer 2] vertelt dat ze nog weet dat zij en de andere meisjes om kwart over 2 van het zwembad vertrokken en dat ze de man kort daarna zijn tegengekomen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer: PL031V 2013056440-2, d.d. 6 augustus 2013, houdende zakelijk weergegeven de eigen waarneming, wetenschap en bevindingen van de verbalisant[verbalisant 6] (pagina’s 67 t/m 69):
Verbalisant heeft op 5 augustus 2013 tussen 10:00 uur en 11:30 uur onderzoek gedaan op [vakantiepark] te Assen. Verbalisant is er van op de hoogte dat er de laatste tijd veel meldingen van de camping vandaan komen waarbij een manspersoon onzedelijke handelingen met kinderen heeft gedaan. Het is verbalisant bekend dat de afdeling zeden een zedenklant op het oog heeft die voldoet aan de omschreven signalementen van de vorige meldingen. Verbalisant heeft een seizoensplek op dezelfde camping en is bekend met het terrein van [vakantiepark] en de eerdere locaties op de camping waar de manspersoon zich heeft opgehouden van eerdere meldingen. Verbalisant besloot op maandag 5 augustus 2013, nadat hij zijn kinderen bij een activiteit had afgezet, in de richting van de toilet gebouw aan de Kooisveld kant, te fietsen. Verbalisant zag omstreeks 10:00 uur daar in de gang van het toiletgebouw een manspersoon staan ter hoogte van de klapdeuren van de wasgelegenheid van de kinderen. Verbalisant zag dat de manspersoon met zijn rug tegen de muur aan stond en dat zijn voorkant gericht was naar de klapdeuren. Verbalisant zag dat de manspersoon een wit/grijze snor en wit/grijze haren rondom zijn hoofd had en kaal was bovenop het hoofd, en ongeveer 1.75 meter lang was. Het haar rondom zijn hoofd was vol en niet gemillimeterd. De man droeg een rood geblokt overhemd, een zwarte zwembroek en witte sokken. Ook had de manspersoon een bierbuik.
Deze manspersoon leek sterk op de foto die verbalisant op het bureau van politie heb gezien en waarvan verbalisant ambtshalve weet dat de man die hij op de foto heeft gezien, [verdachte] heet.
Verbalisant heeft vervolgens de manspersoon over de camping gevolgd en is hem uiteindelijk uit het oog verloren. Verbalisant is naar de achterzijde van de camping gefietst. Verbalisant wilde weten of hij daar een witte herenfiets aan kon treffen met grijze fietstassen met groene accenten erin. Het is verbalisant ambtshalve bekend dat bij een eerdere melding hij deze fiets bij zich had. Verbalisant heeft echter geen fiets aangetroffen. Ook heeft verbalisant op de parkeerplaats aan de voorzijde van de camping gekeken om te zien of de auto van de voor hem bekende [verdachte] daar stond. Dit betreft een grijze KIA Rio, [kenteken]. Ook dit voertuig trof verbalisant niet aan op de parkeerplaats. Kort hierop, omstreeks 11:05 uur, heeft verbalisant wederom contact opgezocht met collega [verbalisant 7] en hem verzocht om te gaan posten op het adres van [verdachte] aan de [adres] te [woonplaats].
Omstreeks 11:30 uur kreeg verbalisant van verbalisant [verbalisant 7] door dat het voertuig niet op de parkeerplaats voor de woning aan de [adres] stond. Kort erop belde verbalisant [verbalisant 7] weer en verbalisant[verbalisant 6] hoorde dat hij zei dat het voertuig hierboven omschreven net terug was gekomen. Verbalisant hoorde dat [verbalisant 7] de manspersoon omschreef die uit het voertuig kwam lopen. Verbalisant hoorde dat het door hem omschreven signalement van de manspersoon overeen kwam met de man die uit de auto stapte. Omstreeks 14:00 uur was verbalisant op het bureau van politie Weiersstraat. Aldaar zag hij een foto uit 2013 van [verdachte]. Verbalisant herkent de manspersoon die hij hierboven heeft omschreven en gezien heb op de [vakantiepark] voor 100 procent als zijnde dezelfde man als op de foto.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer: PL031V 2013056440-3, d.d. 5 augustus 2013, houdende zakelijk weergegeven de eigen waarneming, wetenschap en bevindingen van de verbalisant [verbalisant 7] (pagina’s 70 en 71):
Op maandag 05 augustus 2013, was verbalisant werkzaam op het politiebureau aan de Weiersstraat te Assen, toen hij omstreeks 10:05 uur werd gebeld door collega [verbalisant 6]. Hij vertelde hem dat hij de verdachte van meerdere schennisplegingen op [vakantiepark] in het vizier had. Hij vertelde hem dat hij de verdachte zag lopen vanaf het toiletgebouw met de klapdeurtjes naar de speeltuin met het piratenschip vlak bij het zwembad op de camping. Het was verbalisant bekend om welke zaak en welke verdachte het ging.
Op maandag 05 augustus 2013, omstreeks 11:05 uur, belde collega [verbalisant 6] verbalisant weer en vertelde hij hem dat hij de verdachte uit het zicht was verloren. Hij verzocht hem om te gaan naar de [adres], waar de verdachte woonachtig is om te kijken of hij thuis was en/of om te kijken of en hoe hij thuis zou komen. Verbalisant was bekend dat deze verdachte een personenauto van het merk Kia, type Rio, grijs van kleur, voorzien van het kenteken [kenteken] op naam heeft staan en dat hij woont aan de[adres] te [woonplaats].
Op maandag 05 augustus 2013, omstreeks 11:30 uur, reed verbalisant door de [adres] te [woonplaats] en zag dat voornoemd voertuig niet in de parkeerhavens voor het adres[adres] geparkeerd stond. Op maandag 05 augustus 2013, om 11:47 uur, zag verbalisant op de Groen van Prinstererlaan een grijsgekleurde auto aan komen rijden. Hij zag dat deze auto aan kwam rijden vanuit de richting van de Europaweg-West. Verbalisant zag dat deze auto voorzien was van liet kenteken [kenteken] en zag deze auto de [adres] in rijden. Verbalisant zag dat de auto werd bestuurd door een blanke man van ongeveer 55/60 jaar oud. Verbalisant zag dat hij kort grijs/wit haar had rondom zijn hoofd maar dat hij bovenop zijn hoofd kaal was, een witgekleurde snor had, hij alleen in de auto zat, hij deze auto parkeerde in een van de parkeerhavens tegenover perceel nr. 2, dat hij zag dat de man uitstapte en het leek alsof hij een broek aantrok. Verbalisant zag dat de man de [adres] overstak en een van de woningen in ging. Verbalisant zag dat het uiterlijk van de man voldeed aan het signalement van de verdachte van meerdere schennisplegingen op [vakantiepark].
Het volledige signalement van de bestuurder van voornoemd voertuig is: blanke man, leeftijd ongeveer 55-60 jaar, lengte 170-180 cm, kaal bovenop zijn hoofd, grijs/wit gekleurd, kort haar rondom zijn hoofd, witgekleurde snor, blouse met korte mouw, geruit, met rechthoekig gevormde rood gekleurde vlakken, blauw gekleurde sport/zwem broek, lage enkelsokjes wit van kleur.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Noord, Unit Recherche Noord, proces-verbaalnummer PL031E 2013049620-1 d.d. 19 juli 2013, houdende zakelijk weergegeven de verklaring van aangeefster [aangeefster 2], wonende te [woonplaats], namens de benadeelde[slachtoffer 3], geboren op 1 april 2006, (pagina’s 76 t/m 80):
Aangeefster verklaart dat op 5 juli 2013 op [vakantiepark] een man bij haar dochter in de douche kwam. Deze man had ze gevraagd om haar te helpen met de mengkraan. Deze man had haar dochter over haar rug en geslachtsdeel gewreven en de man heeft zich in haar aanwezigheid afgetrokken. Het betrof een wat grotere, dikke en oude man met een kale kop met een rand haar er om heen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer: PL032V 2013049620-6, d.d. 28 augustus 2013, opgemaakt door de verbalisante [verbalisant 4], en houdende het door de verbalisante [verbalisant 5] gehouden studioverhoor van [slachtoffer 3] op 25 juli 2013, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina’s 84 t/m 124):
[slachtoffer 3] verklaart dat een man bij haar in de douche kwam om de douche kouder in te stellen.
De man haalde zijn piemel uit zijn broek. De man had zijn piemel vast en kneep er in. Er kwam wit spul uit zijn piemel. [slachtoffer 3] verklaart dat de man ook over haar rug en over haar plasser heeft gewreven. De man deed zijn vinger tussen haar plasser.
De man had een lichtblauwe spijkerbroek aan en een soort geelachtige blouse met knoopjes in het midden. De man zag er oud uit. Hij had geen gezichtsbeharing. Hij was een beetje dik.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, proces-verbaalnummer: PL032V 2013049620-5, d.d. 27 augustus 2013, opgemaakt door de verbalisante [verbalisant 4], en houdende het door de verbalisante [verbalisant 5] gehouden studioverhoor van [getuige] op 25 juli 2013, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (pagina’s 125 t/m 163):
[getuige] was met zijn zusje ([slachtoffer 3]) in de kinderdouches aan het douchen. Ze stonden allebei in een apart hokje. Ze konden elkaar niet zien maar wel horen. [getuige] hoorde dat een man zijn zusje kwam helpen met het kouder zetten van de douche. Hij hoorde dat de man erg lang (hij denkt een kwartiertje) bij zijn zusje in de douche bleef. [getuige] had de man binnen zien komen door het gat in de deur van zijn douche. De man was bovenop zijn hoofd kaal met daaromheen een rand bruin, grijzig haar. Hij had geen gezichtsbeharing. Hij had een lichtgeel/lichtgroen dun vestje aan en een lichtblauwe spijkerbroek. [getuige] denkt dat de man ongeveer 52 was. Hij wist dat de man lang bij zijn zusje is gebleven omdat hij door het gat van zijn douche de uitgang kon zien en de man niet weg had zien gaan. Hij hoorde de man tegen [slachtoffer 3] fluisteren. Hij zag de man ook af en toe achteruit lopen en om zich heen kijken. Wanneer [slachtoffer 3] en [getuige] terug naar de tent lopen vertelt [slachtoffer 3] dat de man zijn geslachtsdeel aan haar heeft laten zien.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Noord, Unit Recherche Noord, proces-verbaalnummer: PL031E 2013047722-22, d.d. 19 augustus 2013, houdende zakelijk weergegeven de eigen waarneming, wetenschap en bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 4] (pagina’s 338 en 339):
Verbalisanten hebben zich op 15 augustus 2013 begeven naar de woning van de[verdachte], perceel [adres] te [woonplaats]. In de woning werd aan de echtgenote van verdachte gevraagd of de verbalisanten een foto mochten maken van de fiets van verdachte, waarvoor zij toestemming verleende. Zij toonde vervolgens in een schuurtje achter haar woning een herenfiets van het merk Batavus, grijs van kleur, met zwarte spatborden. Vervolgens werd de fiets van verdachte ten behoeve van het maken van een foto buiten geplaatst. Verbalisanten zagen dat de grijze metallic fiets van verdachte in het buitenlicht en zonlicht erg licht van kleur leek. Verbalisanten zagen tevens in de schuur een dubbele fietstas liggen. Verbalisanten zagen dat deze fietstas bruin/donkergrijs van kleur geweest was, maar kennelijk door de zon was verbleekt.
Verdachte ontkent de feiten te hebben gepleegd en zegt dat hij op 5 juli 2013 niet op [vakantiepark] is geweest en zegt daar nooit te komen. Gelet echter op de door[slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [getuige] gegeven signalementen van de dader die overeenkomen met het signalement van verdachte, de waarnemingen en bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] op 5 augustus 2013 blijkt dat verdachte op 5 augustus 2013 op [vakantiepark] aanwezig is geweest. Verbalisant [verbalisant 6] herkent de man die hij die dag op [vakantiepark] heeft gezien in het kindertoiletgebouw voor 100% als zijnde de [verdachte].
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1, onder 2 en onder 3 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 5:
De rechtbank bezigt voor het bewijs van feit 5 de navolgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014, inhoudende onder meer, dat hij op 9 februari 2013 in [vakantiepark] te [pleegplaats] is geweest. Verdachte zegt dat hij zich het voorval nog goed kan herinneren, omdat er toen zo maar een man zijn kleedhokje kwam binnenstormen en hem daar aanhield.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, registratienummer: PL031E 2013020889, d.d. 28 maart 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Coevorden, proces-verbaalnummer PL0300 2013010172-1 d.d. 9 februari 2013, houdende zakelijk weergegeven de verklaring van aangever [aangever 2], wonende te [woonplaats] (pagina’s 87 en 88):
Aangever was met familie in het zwembad. Hij hoorde van zijn nichtje [slachtoffer 6] dat een man zich naakt liet zien aan kinderen vanuit een kleedhokje. Aangever is naar het kleedhokje dat zijn nichtje had aangewezen toegelopen en zag daar een naakte man die net zijn zwembroek optrok. De man stond met zijn geslachtsdeel richting de open deur. De man zei dat het pashokje niet dicht kon. Aangever heeft dit gecontroleerd en wat de man zei bleek niet te kloppen. Aangever heeft de man aangehouden. De man bleek later [verdachte] te zijn.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2013010172-2 d.d. 9 februari 2013, houdende zakelijk weergegeven de verklaring van de getuige [slachtoffer 5], geboren 22 september 1999, wonende te [woonplaats] (pagina 91):
[slachtoffer 5] zag een blote man in een kleedhokje staan met zijn geslachtsdeel naar de opening. [slachtoffer 5] zag dat de man op zijn hoofd niet zoveel haar had maar aan de zijkanten van zijn hoofd wel (grijs). Ook had de man een bril op. [slachtoffer 5] schatte de man tussen de 60 en 65 jaar.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2013010172-8 d.d. 9 februari 2013, houdende zakelijk weergegeven de verklaring van de [slachtoffer 4], geboren 12 juli 2003, wonende te [woonplaats] (pagina’s 93 en 94):
[slachtoffer 4] zag een man met een handdoek om in een kleedhokje staan. Op het moment dat [slachtoffer 4] langs hem liep, deed de man zijn handdoek af. Hij draaide een rondje met zijn heupen. [slachtoffer 4] is nog een keer langs het hokje gelopen en zag de naakte man toen weer. Ook toen maakte de man een draaiende beweging met zijn buik en bovenbenen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Coevorden/Borger-Odoorn, proces-verbaalnummer PL032W 2013010209-1 d.d. 9 februari 2013, houdende zakelijk weergegeven de verklaring van de aangeefster [slachtoffer 6], geboren 22 juni 1998, wonende te [woonplaats] (pagina’s 93 en 94):
[slachtoffer 6] zag een man tot twee keer toe naakt staan in een kleedhokje met zijn geslachtsdeel richting de opening. De man had geen erectie.
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de feiten 4 en 6:
De rechtbank bezigt voor het bewijs van feit 4 de navolgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014, inhoudende onder meer, dat hij op 12 augustus 2012 op [vakantiepark] is geweest. Verdachte zegt dat hij naar [vakantiepark] is gegaan om te kijken of er een mooie plek was om daar hun caravan te plaatsen. Verdachte zegt de hele camping overgelopen te zijn en dat hij niet alleen maar heeft gestaan in de buurt van het toiletgebouw. Verdachte zegt te denken dat de politie niet goed heeft opgelet. Verdachte zegt verder daar toen helemaal geen spelende kinderen te hebben gezien. De verdachte zegt dat de politie beweert dat hij zich daar heeft staan aftrekken. Verdachte zegt niet meer te weten dat zijn gulp toen open stond, en dat als dat zo al geweest is dat dan nog niet betekent dat hij zich heeft staan aftrekken.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Zuidoost, Basiseenheid Emmen, registratienummer: PL032VE 2013062829, d.d. 30 augustus 2013 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal observeren van maandag 12 augustus 2012 van Politie Noord-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Observatie en Techniek, proces-verbaalnummer 117130812.826 d.d. 12 augustus 2013 (pagina’s 228 en 229), met het bijbehorende in de wettelijke vorm opgemaakte activiteiten-journaal van maandag 12 augustus 2013 (pagina’s 230 t/m 233) en met bijbehorende foto’s (pagina’s 235 t/m 247), houdende zakelijk weergegeven de eigen waarneming, wetenschap en bevindingen van de verbalisanten:
Verbalisanten zien dat verdachte op 12 augustus 2013 om 11:22 uur op [vakantiepark] te [pleegplaats] vlak bij een toiletgebouw staat. Verbalisanten zien dat voor dit toilet 5 à 6 kinderen in de leeftijd tussen de 7 en 12 jaar aan het spelen zijn. Verbalisanten zien dat [verdachte] vervolgens rechts naast het toiletgebouw een smal paadje op loopt en daar blijft staan. Om 11:27 uur wordt door verbalisanten gezien dat verdachte met zijn rug naar de muur staat en dat hij zijn geslachtsdeel uit zijn broek heeft. Verbalisanten zien dat verdachte zijn geslachtsdeel vast heeft met zijn rechterhand en dat hij deze hand continu heen en weer beweegt, en terwijl verdachte dat doet kijkt hij in de richting van de spelende kinderen. Verbalisanten zien dat een jongen ook in verdachtes richting kijkt en dat de afstand tussen verdachte en die jongen ongeveer 3 meter bedraagt. De andere kinderen bevinden zich binnen een straal van 5 meter van de verdachte. De verbalisanten horen één van de kinderen zeggen dat verdachte ook steeds naar hen keek. Om 11:29 uur wordt verdachte door de verbalisanten aangehouden. Verbalisanten zien dat de gulp van zijn broek nog openstaat.
Op de bijbehorende foto’s, met name de foto’s 237 en 238, is te zien dat een persoon (verdachte) zich kennelijk aftrekt.
De rechtbank bezigt voor het bewijs van feit 6 de navolgende bewijsmiddelen:
1. de verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 maart 2014, inhoudende onder meer, dat hij op 2 augustus 2012 op de [vakantiepark] in [pleegplaats] is geweest. Verdachte zegt dat er daar zomerhuisjes te koop stonden en dat hij daar naar toe is gereden om te kijken of er wat voor hen bij was. Verdachte verklaart verder dat er beelden zijn gemaakt waar hij op zou staan en dat het inderdaad zou kunnen dat hij die persoon is en dat het ook zou kunnen dat hij bij de ballenbak heeft gestaan. Verdachte zegt te denken dat je op de beelden niet kunt zien dat hij zich af staat te trekken. Verdachte zegt verder dat het geheugen hem in de steek laat en dat hij op [vakantiepark] helemaal geen kinderen heeft gezien.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden, registratienummer: PL0300 2012054960, d.d. 26 september 2012 met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2012054960-1 d.d. 8 september 2012, houdende zakelijk weergegeven de aangifte van [aangever 3], wonende te [woonplaats], namens [slachtoffer 7], geboren op 9 december 2002, en tevens houdende de verklaring van [slachtoffer 7] (pagina’s 11 t/m 13):
Aangever zegt dat zijn dochter nu negen jaar is, dat zij op 2 augustus 2012 als gezin in [vakantiepark] in [pleegplaats] waren. Aangever zegt verder dat er op 2 augustus 2012 een man met een kleine jongen aan de deur klopte en dat de man vertelde dat zijn zoon een man had gezien die bij de grote parkeerplaats van het park aan zijn piemel had staan trekken.
Aangever vertelt verder dat hij toen met zijn vrouw in gesprek met zijn dochter [slachtoffer 7] is gegaan, dat zijn dochter toen vertelde dat dit juist was en dat deze man al langere tijd bij de speeltuin stond te kijken, dat de man bij de buitenspeeltuin en bij de binnenspeelplaats, de ballenbak stond te kijken.
[slachtoffer 7] zegt dat zij samen met[minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] naar de binnenspeelplaats is gegaan, dat zij zag dat een man steeds naar hen zat te kijken, dat zij vervolgens naar de buitenspeelplaats zijn gegaan, dat ze hierna naar hun huisjes wilden lopen langs de grote parkeerplaats, en dat zij toen deze man bij het looppad van de grote parkeerplaats zag staan. [slachtoffer 7] zegt verder dat ze deze man aan zijn piemel zag trekken en dat zij zag dat deze man naar haar en de andere kinderen keek. [slachtoffer 7] omschrijft de man als een man van tussen de 50 en 60 jaar oud, ongeveer 1.80/1.90 meter lang, dat de man aan de zijkant grijsachtig haar heeft en dat hij bovenop zijn hoofd kaal is, een grijsachtige snor heeft, een blauwe spijkerbroek droeg en zwarte schoenen.
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Meppel/Westerveld/De Wolden, proces-verbaalnummer: PL033W 2012054960-7, d.d. 5 september 2012, houdende zakelijk weergegeven de eigen waarneming, wetenschap en bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] (pagina 15):
Verbalisanten hebben camerabeelden bekeken die op 2 augustus 2012 op [vakantiepark] zijn gemaakt. Op deze camerabeelden is een man te zien die op 3 augustus 2012 door [slachtoffer 7] is aangewezen als zijnde de man die haar op 2 augustus 2012 zijn geslachtsdeel toonde.
Op 4 september 2012 hoorde verbalisant [verbalisant 8] van een collega dat in Wanneperveen [verdachte] was aangehouden terzake het plegen van openbare schennis en dat zij verbalisanten op 5 september 2012 een politiefoto van [verdachte] zagen. Verbalisanten hebben toen nog een keer de camerabeelden van [vakantiepark] bekeken. Verbalisanten herkennen allebei de op die beelden afgebeelde man als [verdachte].
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer: PL0300 2012054960-13, d.d. 26 september 2012, houdende zakelijk weergegeven de eigen waarneming, wetenschap en bevindingen van de verbalisant [verbalisant 10] (pagina 18 t/m 20):
Verbalisant heeft de camerabeelden die op 2 augustus 2012 gemaakt zijn in [vakantiepark] bekeken. Hij ziet hierop dat verdachte kinderen volgt (tot in het damestoilet) en bekijkt. Verbalisant denkt dat hij verdachte ziet masturberen terwijl hij naar een meisje kijkt. Dit laatste weet verbalisant niet zeker, omdat verdachte met zijn rug naar de camera staat.
Uit de bewijsmiddelen zoals hierboven ten aanzien van de feiten 4 en 6 opgenomen, leidt de rechtbank af dat verdachte op voornoemde data zijn (stijve) geslachtsdeel aan de slachtoffers heeft getoond en dat hij zich in hun nabijheid heeft afgetrokken. De vraag die de rechtbank voor een bewezenverklaring van het telkens ten laste gelegde ‘seksueel corrumperen van een minderjarige’ moet beantwoorden is of er onder de gegeven omstandigheden sprake is geweest van ‘ertoe bewegen’ in de zin van artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat artikel 248d Sr uitvoering geeft aan de in artikel 22 van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (het Verdrag) opgenomen verplichting tot strafbaarstelling van het corrumperen van kinderen. In Nederland geldt dit voor kinderen die nog niet de leeftijd van zestien jaren hebben bereikt.
Artikel 248d Sr stelt strafbaar het een kind met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. Dit artikel betreft een uitbreiding van de strafbaarstelling van schennis van de eerbaarheid, als bedoeld in artikel 239 Sr, met name ten aanzien van seksuele handelingen waarbij een kind vrijwillig tegenwoordig is. Het bestanddeel ‘ertoe bewegen’ impliceert een actieve gedraging gericht op het brengen van het kind tot het getuige zijn van seksuele handelingen.
Uit voormelde bewijsmiddelen valt niet af te leiden dat verdachte de slachtoffers heeft gesproken, heeft geroepen of gebaren naar hen heeft gemaakt en de slachtoffer hebben evenmin iets tegen hem gezegd. De rechtbank stelt derhalve vast dat er voorafgaand aan of tijdens de seksuele handelingen van verdachte geen sprake is geweest van enige vorm van contact tussen verdachte en de slachtoffers. Zij zijn in feite vanuit het niets geconfronteerd met verdachte die zijn geslachtsdeel heeft getoond en zich heeft afgetrokken.
Dit leidt tot de gevolgtrekking dat het tenlastegelegde bestanddeel ‘ertoe bewegen’ niet kan worden bewezen. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het onder 4 primair en onder 6 primair tenlastegelegde.
Wel acht de rechtbank op grond van voormelde bewijsmiddelen de onder 4 subsidiair en 6 subsidiair tenlastegelegde schennis van de eerbaarheid telkens wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 subsidiair, onder 5 en onder 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. hij op 05 juli 2013 te [pleegplaats], met[slachtoffer 1] (geboren op 7 februari 2004), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande hierin dat verdachte
- het bikinibroekje van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft gedaan en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat ze haar benen wijd moest doen en
- vervolgens met zijn handen de schaamlippen van die [slachtoffer 1] van elkaar heeft gedaan en
- met zijn hand bij de schaamlippen van die [slachtoffer 1] heeft gevoeld en
- vervolgens de ontblote achterkant van die [slachtoffer 1] heeft bekeken;
2. hij op 05 juli 2013 te [pleegplaats], met[slachtoffer 2], (geboren op 14 februari 2003), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling heeft gepleegd, bestaande hierin dat verdachte op die [slachtoffer 2] toeliep en onverhoeds haar bikinitop opzij deed;
3. hij op 05 juli 2013 te [pleegplaats], met [slachtoffer 3] (geboren op 1 april 2006, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit
- het aaien over de rug en de vagina van die [slachtoffer 3] en
- het zich in aanwezigheid van die [slachtoffer 3] aftrekken;
4. hij op 12 augustus 2013 te [pleegplaats], in de gemeente Aa en Hunze, zich oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op [vakantiepark], heeft gedragen, immers heeft verdachte zich aldaar ten over staan en in het zicht van spelende kinderen staan aftrekken;
5. hij op 09 februari 2011 te [pleegplaats], in de gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op een niet voor het openbaar verkeer bestemde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, te weten in het zwembad bij [vakantiepark], heeft gedragen, immers heeft verdachte zich gedurende enige tijd, naakt in een kleedhokje opgesteld met de deur van het kleedhokje open, op een dusdanige manier dat langslopende kinderen ([slachtoffer 4], geboren op 12 juli 2003 en [slachtoffer 5], geboren op 22 september 1999 en [slachtoffer 6], geboren op 22 juni 1998) zicht hadden op zijn geslachtsdeel;
6. hij op 02 augustus 2012 te [pleegplaats], gemeente De Wolden
,zich oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op de weg langs de grote parkeerplaats van [vakantiepark], heeft gedragen, immers heeft verdachte zich aldaar staan aftrekken zichtbaar voor langslopende kinderen;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het hem onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 subsidiair, onder 5 en onder 6 subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 subsidiair, onder 5 en onder 6 subsidiair bewezen geachte levert respectievelijk op
Ad 1:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 2:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 3 primair:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 4 subsidiair:
Schennis van de eerbaarheid op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 5:
Schennis van de eerbaarheid op een andere plaats dan onder 1e van artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde openbare plaats, toegankelijk voor personen beneden de leeftijd van zestien jaren,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht;
Ad 6 subsidiair:
Schennis van de eerbaarheid op een plaats voor het openbaar verkeer bestemd,
strafbaar gesteld bij artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 10 januari 2014, opgemaakt door de heer dr. C.J.E. Kemperman, psychiater te Leek en ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen.
De psychiater stelt in zijn rapport onder meer het volgende:
Ten aanzien van het verband tussen psychopathologische symptomatologie en het tenlastegelegde kan men, bij een bewezenverklaring echter nauwelijks een uitspraak doen omdat er niet met betrokkene van gedachten gewisseld is kunnen worden over het tenlastegelegde. Het zou kunnen bijvoorbeeld dat er spanningen speelden en onvrede met het bestaan en dat dit mede aanleiding was tot het deviante gedrag, maar zekerheid daarover heeft men niet nu betrokkene het tenlastegelegde ontkent. Het antwoord op de toerekeningsvatbaarheid moet de psychiater dan ook schuldig blijven.
Bij verdachte is sprake van een depressieve stoornis, middels medicatie grotendeels in remissie en voormalig exhibitionisme, gefundeerd op een persoonlijkheidsvariant met cluster A, B en C trekken.
Ook ten tijde van het tenlastegelegde was dit aanwezig.
Het is de psychiater niet bekend of deze stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling verdachtes gedragskeuzes c.q. gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zodanig beïnvloedde dat het tenlastegelegde daaruit mede verklaard kan worden.
Omdat met verdachte niet van gedachten gewisseld kon worden over zijn innerlijke wereld in relatie tot het tenlastegelegde, omdat hij immers het tenlastegelegde ontkent, kan geen gefundeerde uitspraak gedaan worden over de toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 30 december 2013, opgemaakt door de mevr. drs. H.A. Feringa, klinisch psycholoog te Assen en ingeschreven in het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen.
De psychologe stelt in haar rapport onder meer het volgende:
Er is bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde (indien bewezen) sprake van een
depressieve stoornis in gedeeltelijke remissie. Mogelijk is er sprake van een parafilie
(differentiaal diagnostisch; exhibitionisme) echter op basis van de huidige informatie
waaronder justitiële documentatie, kan deze niet gesteld worden.
De psycholoog kan, gezien de ontkenning van verdachte, geen uitspraak doen over een
mogelijke doorwerking van bestaande problematiek bij verdachte op het tenlastegelegde.
De psycholoog kan op grond van verdachtes ontkenning geen uitspraak doen over de
toerekeningsvatbaarheid.
In de aanvullende rapportage van de gedragsdeskundigen van respectievelijk 5 november 2014 (psychiater Kemperman) en 4 november 2014 (psychologe Feringa) komen de voornoemde deskundigen tot eenzelfde conclusie als genoemd in de eerder door hen uitgebrachte en hiervoor genoemde gedragskundige rapporten, waarbij differentiaal diagnostisch tevens de parafilie pedofilie is opgenomen.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van een rapport neuropsychologisch onderzoek, ingekomen ter griffie van de rechtbank d.d. 7 november 2014, opgemaakt door J.S. Kok, klinisch neuropsycholoog te Zuidlaren.
De neuropsycholoog stelt in zijn rapport onder meer het volgende:
Aanwijzingen voor cognitieve problematiek bij verdachte zijn vrijwel niet gevonden. Meer specifiek zijn bij verdachte geen aanwijzingen gevonden voor verval van (verbale) intelligentie. Op het gebied van het geheugen zijn geen beperkingen gevonden.
De ervaren klachten op het gebied van plannen en organiseren worden door het testonderzoek niet ondersteund. Verdachte geeft weliswaar klachten in zijn geheugen aan maar deze vallen binnen het testonderzoek niet onder de leeftijds- en opleidings-gecorrigeerde norm. De klachten van verdachte kunnen naar het inzicht van de neuropsycholoog op basis van het testonderzoek niet verklaard worden als gevolg van een neurologische stoornis.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatiedienst d.d. 7 oktober 2014, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld terzake van een soortgelijk feit.
De officier van justitie acht het tenlastegelegde bewezen en heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de dagen in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren, met de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, een behandeling bij een ambulant specialistische instelling of een specialist op het gebied van parafilie, ambulante behandeling c.q. gedragsinterventie bij de AFPN of soortgelijke instelling, voor zover nodig geacht door de reclassering en/of instelling(en), met bepaling dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit voor het onder 1, onder 2, onder 3 zowel primair als subsidiair, onder 4 zowel primair als subsidiair, onder 5 en onder 6 zowel primair als subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft blijkens het hem betreffende uittreksel van de Justitiële Documentatiedienst van 7 oktober 2014 in de afgelopen jaren regelmatig bemoeienis gehad met de politie wegens zedendelicten jegens jonge kinderen. De rechtbank heeft bewezen verklaard een zestal feiten die de periode beslaan van 9 februari 2011 t/m 13 augustus 2013, waarbij verdachte de kinderen opzocht bij speelplaatsen van kampeerterreinen en bij zwembaden.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij als volwassene op zeer onverantwoorde wijze zijn lusten heeft botgevierd op zeer jonge meisjes in de leeftijd van 7 tot 12 jaar.
De rechtbank is van oordeel dat het hier zeer ernstige feiten betreffen waarbij verdachte door zijn handelen inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de jeugdige slachtoffers.
In zijn psychiatrisch rapport van 10 januari 2014 stelt psychiater Kemperman dat gelet op het totaal aan dossierinformatie men kan spreken over een aanzienlijk recidivegevaar, dat verdachte is veroordeeld vanwege een eerder pedoseksueel delict, dat risicotaxatie ook een hoog recidiverisico aantoont en dat het bovendien zo is dat hands-on delicten aan de orde zijn, waarbij sowieso sprake is van een hoog recidiverisico.
De psychiater adviseert bij een bewezenverklaring een behandeling gericht op het beter omgaan met stressoren, seksualiteit in het algemeen en op het omgaan met exhibitionisme en pedofilie. Behandeling kan worden opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel en een lange proeftijd van bijvoorbeeld 10 jaar onder een verplicht reclasseringstoezicht bij de AFPN, aldus de psychiater.
De psychologe Feringa komt in haar rapport van 30 december 2013 tot eenzelfde advies.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in de reclasseringsadviezen van Reclassering Nederland van 4 oktober 2013 en 31 oktober 2013.
Verdachte heeft zich gedurende geruime periode niet alleen meermalen schuldig gemaakt aan seksuele handelingen ten overstaan van (zeer) jeugdige personen, maar heeft zich ook meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zeer jeugdige meisjes. Verder volgt uit de voorliggende adviezen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank acht daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur noodzakelijk, om de verdachte er van te weerhouden dat hij in de toekomst opnieuw de fout in gaat
Gelet op het feit dat eerdere justitiële contacten geen blijvend resultaat hebben gehad (de feiten 5 en 6 werden gepleegd in een nog lopende proeftijd terzake van een zedendelict), acht de rechtbank het van groot belang dat verdachte zo lang mogelijk begeleid en gecontroleerd wordt. Gelet op de ontkennende houding van verdachte wil de rechtbank dit ook verplichten. Nu blijkens de rapportages aan het criterium van artikel 14b lid Sr wordt voldaan, vindt de rechtbank het opleggen van de maximaal toelaatbare proeftijd noodzakelijk.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval
passend en geboden is het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 410 dagen met aftrek van de dagen in voorarrest doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 360 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 10 jaren, met de bijzondere voorwaarden toezicht van de reclassering hetgeen mede zal inhouden een meldplicht, diagnostiek en behandeling bij een ambulant specialistische instelling of een specialist op het gebied van parafilie (exhibitionisme en pedofilie), ambulante behandeling c.q. gedragsinterventie bij de AFPN of soortgelijke instelling, voor zover nodig geacht door de reclassering en/of instelling(en).

Dadelijke uitvoerbaarheid

De rechtbank zal, gelet op artikel 14e Wetboek van Strafrecht, bepalen dat de hierna te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

Benadeelde partij de ouders van [benadeelde 1]

De benadeelde partij heeft ter terechtzitting een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade ingediend ten bedrage van € 4.500,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot een bedrag van € 2.000,00 voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot dit bedrag voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal het meer of anders gevorderde afwijzen.

Schadevergoedingsmaatregel de ouders van [benadeelde 1]

Met betrekking tot het bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot een bedrag van € 2.000,00 aansprakelijk voor de schade, die door dat strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.

Benadeelde partij de ouders van [benadeelde 2]

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvangen in haar vordering nu het feit, waaruit of waardoor de gevorderde schade zou zijn ontstaan, niet door de officier van justitie is tenlastegelegd.
De benadeelde partij kan daarom haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Benadeelde partij de ouders van [benadeelde 3]

De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvangen in haar vordering nu het feit, waaruit of waardoor de gevorderde schade zou zijn ontstaan, niet door de officier van justitie is tenlastegelegd.
De benadeelde partij kan daarom haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c,14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 4 primair en onder 6 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan telkens vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 subsidiair, onder 5 en onder 6 subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3 primair, onder 4 subsidiair, onder 5 en onder 6 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van
410 dagen, waarvan een gedeelte groot
360 dagenvoorwaardelijk met een proeftijd van tien jaren.
De rechtbank beveelt, dat het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd van tien jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich binnen 3 dagen zal melden bij Reclassering Nederland, Nijlandstraat 147 te Assen, en zich hierna blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
  • zal meewerken aan nadere diagnostiek en zal (indien geïndiceerd) meewerken aan een behandeling bij een ambulant specialistische instelling of een specialist op het gebied van parafilie (exhibitionisme en pedofilie), voor zolang dit door de behandelende instelling, specialist of reclassering noodzakelijk wordt geacht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
  • zal meewerken aan een ambulante behandeling c.q. gedragsinterventie bij de A.F.P.N., of soortgelijke instelling voor ambulante forensische zorg, voor zolang dit door de behandelende instelling of reclassering noodzakelijk wordt geacht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
De rechtbank bepaalt dat de hierboven gestelde voorwaarden
dadelijk uitvoerbaarzijn.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
de ouders van [benadeelde 1], van de som van
€ 2.000,00ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2013 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank wijst af het meer of anders gevorderde.
De rechtbank legt aan de verdachte hoofdelijk de verplichting op aan de Staat, ten behoeve
van de ouders van het slachtoffer
[benadeelde 1], een bedrag van
€ 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 augustus 2013 tot het tijdstip van de algehele voldoening van het bedrag, te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 30 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voor-meld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij, de ouders van [benadeelde 2], niet-ontvankelijk is in haar vordering en de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij, de ouders van [benadeelde 3], niet-ontvankelijk is in haar vordering en de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, en mrs. E. Läkamp en C. Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 november 2014.