ECLI:NL:RBNNE:2014:5717

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2014
Publicatiedatum
19 november 2014
Zaaknummer
730244-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugstransportzaak door gebrek aan bewijs van nauwe samenwerking

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van de uitvoer van hasjiesj, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 17 november 2014 uitspraak gedaan. De verdachte was niet verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. J.F. Rouwé-Danes. De officier van justitie, mr. P.F. Hoekstra, vorderde veroordeling en een gevangenisstraf van 15 maanden. De tenlastelegging betrof het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van ongeveer 70 kilogram hasjiesj in de periode van 14 tot 20 juni 2014, te Lauwersoog en op de Waddenzee. De officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, gebaseerd op getuigenverklaringen en hun aanwezigheid op een boot.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730244-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2014.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. J.F. Rouwé-Danes, advocaat te Leeuwarden, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.F. Hoekstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 juni 2014 tot en met 20 juni 2014,
te Lauwersoog en/of op het vaarwater de Waddenzee,
(ter hoogte van Schiermonnikoog), in elk geval in Nederland,
aan boord van een vaartuig/zeilboot (SIW en/of met registratienummer [nummer]),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht,
als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet,
en/of
heeft vervoerd,
in elk geval aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid van (ongeveer) 70
kilogram, in elk geval een hoeveelheid
van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige
elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn
toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a
van die wet.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft een veroordeling gevorderd voor het medeplegen van uitvoer van hasjiesj. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte en de medeverdachte het feit samen hebben gepleegd, nu de mannen zich zonder kennelijk ander doel op een kleine boot hebben bevonden en uit getuigenverklaringen volgt dat verdachte en de medeverdachte allebei aanwezig waren op het moment dat de dozen waarin zich waarschijnlijk de drugs bevonden aan boord van de zeilboot werden gebracht. De officier van justitie acht het op basis van deze omstandigheden onwaarschijnlijk dat verdachte, in tegenstelling tot de medeverdachte, van niets wist en merkt hem aan als medepleger van uitvoer van softdrugs.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. In haar visie kan verdachte niet als medepleger worden gezien. Verdachte ging er vanuit dat hij en de medeverdachte een zeilvakantie hielden, terwijl de mannen op de wal niet steeds in elkaars nabijheid zijn geweest. Verdachte geeft aan dat hij niet op de hoogte was van het plan van de medeverdachte en nu niet duidelijk is op welk moment de overdracht van de drugs heeft plaatsgevonden, kan zijn wetenschap ten aanzien van de aanwezigheid van verdovende middelen evenmin daarop gebaseerd worden.
De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met de medeverdachte heeft gepleegd. De rechtbank acht met name van belang dat niet is komen vast te staan dat de drugs in de haven van Lauwersoog aan boord zijn gekomen. Nu zowel verdachte als de medeverdachte verklaren dat verdachte niet op de hoogte was van het drugstransport en het dossier geen verdere aanknopingspunten bevat waaruit de rechtbank de eventuele wetenschap kan afleiden, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het uitvoeren van hasjiesj. Dat verdachte en de medeverdachte gezamenlijk naar Nederland zijn gevaren en zij hier tezamen een of meerdere coffeeshops hebben bezocht en vervolgens op enig moment gezamenlijk zijn uitgevaren, acht de rechtbank daarvoor niet toereikend. De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het hem ten laste gelegde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2014.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wiersma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Timmermans
locatie Leeuwarden,
Dijkstra

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730244-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 3 november 2014
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. Th.A. Wiersma en mr. S. Timmermans, rechters, en
mr. A. Dijkstra, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. P.F. Hoekstra.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, genaamd:

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboortedatum],
wonende te [adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De ter terechtzitting aanwezige raadsvrouw van verdachte, mr. J.F. Rouwé-Danes, advocaat te Leeuwarden, verklaart uitdrukkelijk door verdachte te zijn gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
De rechtbank laat de advocaat tot de verdediging toe, zodat de zaak op tegenspraak wordt behandeld.
……
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 17 november 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.