Op 19 november 2014 heeft de Noordelijke Fraudekamer van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die betrokken was bij de frauduleuze exploitatie van 0900-nummers. De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om een bedrag van € 1.339.000,00 aan de Staat te betalen, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze uitspraak volgde op een vordering van de officier van justitie, die het wederrechtelijk verkregen voordeel had geschat op € 898.574,00. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld op basis van het strafdossier en eerdere uitspraken in de strafzaak, waarin de veroordeelde was veroordeeld voor oplichting en gewoontewitwassen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 april 2003 tot en met 31 mei 2008 aanzienlijke opbrengsten heeft genoten uit de exploitatie van 0900-nummers, die op frauduleuze wijze waren verkregen. De rechtbank heeft de opbrengsten berekend op basis van de gegevens uit het dossier, waarbij rekening is gehouden met de kosten die zijn gemaakt in verband met de exploitatie. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde ook vóór de bewezenverklaarde periode voordeel had genoten van de frauduleuze activiteiten.
De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van het bedrag aan de Staat opgelegd op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen, waarmee de beslissing definitief is.