ECLI:NL:RBNNE:2014:5676

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2014
Publicatiedatum
18 november 2014
Zaaknummer
720159-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling en bedreiging met doodslag door verdachte in Leeuwarden

De rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft op 17 november 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling en meerdere bedreigingen. De verdachte werd veroordeeld tot 280 dagen gevangenisstraf, waarvan 232 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, gecombineerd met reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden. De zaak kwam voort uit een incident op 26 juli 2014, waarbij de verdachte een vuistslag tegen het hoofd van het slachtoffer [slachtoffer 1] heeft gegeven, wat resulteerde in een gebroken oogkas en medisch ingrijpen. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreigingen aan het adres van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], en een politieambtenaar, alsook aan belediging van deze ambtenaar.

De rechtbank overwoog dat de verdachte, onder invloed van alcohol, een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd en verkeerde nog in proeftijd. De rechtbank achtte het van belang dat de verdachte hulp krijgt bij het aanpakken van zijn alcoholprobleem, wat samenhangt met zijn agressieve gedrag. De rechtbank besloot tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat de hulpverlening kan doorgaan. De vordering van de officier van justitie werd grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele punten waar vrijspraak werd uitgesproken. De rechtbank legde ook werkstraffen op in verband met eerdere voorwaardelijke veroordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720159-14
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/128859-14 en 18/210027-13
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720081-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/039065-13 en 17/064549-12
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] op [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 november 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.M. de Vries.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met parketnummer 18/720159-14 dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2014 tot en met 27 juli 2014 te Leeuwarden aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- met een honkbalknuppel, althans een zwaar en/of hard voorwerp, tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- met een vuist (waarvan een vinger was voorzien van een ring), meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2014 tot en met 27 juli 2014 te Leeuwarden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 1] met een honkbalknuppel, althans een zwaar en/of hard voorwerp tegen het hoofd heeft geslagen en/of
- die [slachtoffer 1] met een vuist meermalen, althans eenmaal (waarvan een vinger was voorzien van een ring) in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 26 juli 2014 tot en met 27 juli 2014 te Leeuwarden opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1]
- met een honkbalknuppel, althans een zwaar en/of hard voorwerp, op het hoofd heeft geslagen en/of
- met een vuist (waarvan een vinger was voorzien van een ring), meermalen, althans eenmaal in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt,
tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel, althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 26 juli 2014 tot en met 30 juli 2014 te Leeuwarden, althans in Nederland, (telkens) [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Ik maak je dood, ik maak je dood", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- tegen een andere persoon gezegd via Whats App dat hij Ray, zijnde die [slachtoffer 1], wou schieten, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, welke tegen die andere persoon gesproken dreigende woorden die [slachtoffer 1] naderhand bekend zijn geworden;
3.
hij op of omstreeks 29 juli 2014 te Leeuwarden, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 2] gezegd: "Ik maak jou mijn hoer mattie. Ik heb vrienden in Leeuwarden die jou wel aanpakken. Misschien gebeurt jou hetzelfde als het slachtoffer als die schietpartij" en/of "Ik schiet je neer mattie", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op of omstreeks 13 april 2014 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
meermalen hoofdagent van politie [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd
-zakelijk weergegeven-:"ik maak je dood, ik ga je opzoeken en maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op of omstreeks 13 april 2014 te Leeuwarden, (althans) in de gemeente Leeuwarden,
opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten hoofdagent van politie [slachtoffer 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerklootzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
en in de zaak met parketnummer 18/128859-14 dat:
hij op of omstreeks 13 juni 2014 in de gemeente Leeuwarden opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), met kracht in het gezicht heeft gestompt en/of geduwd en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
en in de zaak met parketnummer 18/210027-13 dat:
hij op of omstreeks 4 juli 2012, in de gemeente Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 5], meermalen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans
met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] meermalen dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je dood, ik maak je af. Ik heb nog wel een paar kogels voor je", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 18/720159-14 onder 1 primair en
1. subsidiair ten laste gelegde en voor het onder 2 ten laste gelegde voor zover het de bedreiging via een Whatsapp betreft;
- veroordeling voor het in de zaak met parketnummer 18/720159-14 onder 1 meer subsidiair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/128859-14 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 18/210027-13 ten laste gelegde;
- oplegging van 280 dagen gevangenisstraf waarvan 232 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van voorarrest;
- oplegging van reclasseringstoezicht, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht,
het afmaken van het opgestarte traject bij het IMC, eventueel daaropvolgend een klinische opname in Hoog Hullen; het volgen van een traject in de begeleide woonvorm aan de Coendersweg, ambulante begeleiding door het Forensisch Team van Verslavingszorg Noord Nederland en werkzaam blijven bij werk-pro of soortgelijke werkvoorziening;
- tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 18/039065-13 op 29 mei 2013 opgelegde gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, om te zetten in een werkstraf van 28 uur;
- tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 17/064549-12 op 15 februari 2013 opgelegde gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, om te zetten in een werkstraf van 60 uur.

Beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720159-14 onder 1 ten laste gelegde het volgende.
Verdachte heeft in de periode van 26 juli 2014 en 27 juli 2014 ruzie gekregen met het slachtoffer [slachtoffer 1]. Tijdens deze ruzie heeft verdachte het slachtoffer een harde klap tegen het hoofd gegeven. Als gevolg van deze klap tegen het hoofd bleek na onderzoek in het ziekenhuis dat het slachtoffer een gebroken oogkas had opgelopen en dat operatief ingrijpen noodzakelijk was. Het slachtoffer is op 30 juli 2014 geopereerd. Uit de geneeskundige verklaring betreffende het slachtoffer volgt dat hij een gebroken oogkas heeft opgelopen en dat herstel ongeveer 6 weken zal duren.
Gelet op bovengenoemde omstandigheden dient het letsel van aangever [slachtoffer 1] naar het oordeel van de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel te worden aangemerkt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte het opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer [slachtoffer 1]. Verdachte heeft immers met kracht, met zijn vuist, tegen het gezicht van [slachtoffer 1] geslagen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar lichaamsdeel is, dat vele vitale functies herbergt. De rechtbank is daarom van oordeel dat de kans dat [slachtoffer 1] door deze vuistslag in het gezicht zwaar lichamelijk letsel zou oplopen naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Deze gedraging kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer op een bepaald gevolg gericht te zijn geweest, in dit geval het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Hieruit volgt dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1].
Het primair ten laste gelegde is derhalve bewezen.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/128859-14 ten laste gelegde het volgende.
Op 13 juni 2014 omstreeks 00.45 uur heeft aangever [slachtoffer 5] zich begeven naar de stacaravan van verdachte vanwege geluidsoverlast. Aangever had een zaklantaarn bij zich, waarmee aangever verdachte in zijn gezicht heeft geschenen. Op het moment dat aangever richting verdachte scheen, kreeg aangever van verdachte een vuistslag in het gezicht. Aangever zakte in elkaar en nadat hij weer was opgestaan, constateerde hij dat hij aan zijn gezicht bloedde.
Verdachte heeft ter terechtzitting ontkend dat hij verdachte een vuistslag heeft gegeven. Volgens verdachtes verklaring heeft hij aangever een duw gegeven waarbij aangever zichzelf met de zaklantaarn tegen zijn gezicht heeft geslagen. De rechtbank legt deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde, temeer daar verdachte hierover niet in een eerder stadium heeft verklaard.
De rechtbank zal voor de bewezenverklaring uitgaan van hetgeen aangever daaromtrent heeft verklaard. De rechtbank acht deze verklaring in combinatie met het door de verbalisanten opgemaakte proces-verbaal van bevindingen omtrent het bebloede gezicht van aangever en de opgemaakte medische verklaring, waaruit blijkt dat 5 hechtingen zijn geplaatst, voldoende aannemelijk dat verdachte aangever heeft gestompt.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever tegen zijn gezicht heeft gestompt en daarmee het ten laste gelegde feit heeft begaan.

Bewijsmiddelen

De rechtbank past met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/720159-14 onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 3 november 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In de periode van 26 juli 2014 tot en met 27 juli 2014 heb ik te Leeuwarden ruzie gekregen met een persoon die ik ken als [slachtoffer 1]. Tijdens deze ruzie heb ik hem een harde vuistslag tegen het hoofd gegeven. Ook heb ik tijdens deze ruzie tegen hem geroepen dat ik hem dood zou maken. Ik was namelijk heel erg boos.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014080694, gesloten op 26 augustus 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2014080694-1, d.d. 31 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 1] (blz. 19 - 22):
Ik doe aangifte van zware mishandeling en bedreiging. Ik voel mij erg bedreigd door [verdachte] omdat hij meerdere malen heeft geroepen: “Ik maak je dood” .
Ik heb problemen met een Antilliaan die ik ken als [verdachte]. Op 26 juli 2014 tussen 22.00 en 23.00 uur kwam [verdachte] bij mijn woning. Ik zag dat [verdachte] de tuin inliep. Ik wilde [verdachte] de tuin uitzetten. Ik heb wel 10 keer tegen hem gezegd dat hij weg moest gaan. Er ontstond toen een gevecht. We rolden daarbij in de tuin over de grond en iemand heeft ons vervolgens uit elkaar gehaald. Naar mijn idee was dit buurman [buurman].
Ik hoorde dat hij schreeuwde: “Ik maak je dood, ik maak je dood”. Ik zag ook dat hij naar mij toekwam en de voortuin weer in wilde lopen. Ik hield hem toen tegen. Er volgde toen weer een worstelpartij tussen [verdachte] en mij. [buurman] haalde ons uitelkaar.
[verdachte] stond aan de overkant van de straat. Ik hoorde dat hij riep: "Ik maak je dood, ik maak je dood.” Ik zag dat hij de tuin inliep.
Hierna zag en voelde ik dat [verdachte] mij met een tot vuist gebalde hand, kennelijk opzettelijk en met kracht op mijn linker oog raakte. Dit deed mij erg pijn.
Na die klap ging ik naar binnen om mijn neus te snuiten. Ik had een lichte bult onder mijn oog. Toen ik mijn neus snoot, kreeg ik een nog grotere bult onder mijn linker oog. Ik ben hierna naar het ziekenhuis gegaan. Daar is een CT-scan gemaakt. Ik moest in het ziekenhuis blijven. Ik had inmiddels gehoord van de artsen dat mijn oogkas kapot is en dat er een plaatje of schroeven in mijn oogkas onder mijn linker oog is gezet om de boel weer vast te maken.
Ten gevolge van die klap van [verdachte] op mijn oogkas heb ik zware hoofdpijn, een gezwollen huid onder mijn linker oogkas en een ongevoelige huid aan de linkerzijde van mijn gezicht.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2014080694-2, d.d. 31 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [buurman] (blz. 46, 47):
Ik ben getuige geweest de mishandeling van mijn buurman, [slachtoffer 1]. Op 26 juli 2014 bevond ik mij in mijn woning. Ik hoorde buiten geschreeuw. Buiten aangekomen zag ik dat buurman [slachtoffer 1] ruzie had met [verdachte]. Omdat ik bang was dat het uit de hand zou lopen, probeerde ik mijn buurman bij [verdachte] weg te halen. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mijn buurman riep: ”Ik maak je dood”, Je gaat dood, of woorden van gelijke strekking.
Hierop zag ik dat er een worstelpartij ontstond. Ik wist hen uit elkaar te halen en ik duwde vervolgens [verdachte] de tuin uit. Ik hoorde dat bij tegen mijn buurman riep: ”Nu ga je dood en ik maak je dood”, of woorden van gelijke strekking.
Ik zag dat [verdachte] via mijn tuin in de richting van de buurman liep. Op het moment dat [verdachte] voor mijn buurman stond zag ik dat hij mijn buurman een vuistslag gaf. Ik zag dat dit, kennelijk, met opzet en kracht gebeurde. Ik zag dat mijn buurman door die klap op zijn linkeroog geraakt werd.
Een geneeskundige verklaring, op 4 augustus 2014 opgemaakt en ondertekend door T.H. Tan, arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer 1].
Datum onderzoek: 04-08-2014
Omschrijving van de toedracht.
Op 26 juli 2014 is slachtoffer na een woordenwisseling geslagen.
Aanvullende informatie met betrekking tot het incident
Meneer is geraakt op het gezicht.
Slachtoffer is 30 juli 2014 geopereerd in het MCL, zijn oogkas was kapot.
Slachtoffer heeft concentratieverlies en hoofdpijn.
Letselbeschrijving
Hoofd:
Linker oog: Kleine bloeding in oogwit. Onder linkeroog een operatie litteken en het weefsel is gezwollen.
Beoordeling (interpretatie) van de letsels
Meneer heeft een oogkasfractuur gehad en is in het ziekenhuis geopereerd.
Conclusie
Ontstaan: De geconstateerde letsels kunnen zijn ontstaan op het moment zoals betrokkene heeft verklaard.
Herstel: Volledig herstel is te verwachten in ongeveer 6 weken voor de fractuur.
Letsel: het geconstateerde letsel kan passen bij de door het slachtoffer aangegeven toedracht.
De rechtbank overweegt -onder toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering- dat met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/720159-14 onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten de volgende bewijsmiddelen worden toegepast:
1. de door verdachte ter terechtzitting van 3 november 2014 afgelegde verklaring;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer PL02GL 2014081980-1, d.d. 30 juli 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2] (blz. 16,17);
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer PL02GL 2014081980-6, d.d. 30 juli 2014, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (blz. 20, 21);
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, nummer PL02GL 2014081980-4, d.d. 30 juli 2014, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (blz. 23);
1. De door verdachte ter terechtzitting van 3 november 2014 afgelegde verklaring;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. PL02R1 2014038885-1, d.d. 14 april 2014, inhoudende de verklaring van verbalisant [slachtoffer 3] (blz. 15, 16);
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. PL02SJ 2014038747-4, d.d. 13 april 2014, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] (blz. 17);
4. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. PL02BB 2014038747-5, d.d. 13 april 2014, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant 3] (blz. 18 - 20);
5. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. PL02GL 2014038747-6, d.d. 13 april 2014, inhoudende de verklaring van verbalisant [slachtoffer 3] (blz. 21 - 23);
6. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen nr. PL02IA 2014038747-8, d.d. 13 april 2014, inhoudende de verklaring van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] (blz. 24);
De rechtbank past met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/128859-14 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014062498, gesloten op 17 juni 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02GL 2014080698-1, d.d. 13 juni 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 4] (blz. 10, 11):
Ik doe aangifte. Ik ben beheerder van het terrein gelegen aan de [adres 2]. Op dit terrein bevinden zich meerdere stacaravans. Op 13 juni 2014 omstreeks 00:45 uur liep ik mijn ronde op het terrein. Ik hoorde vanuit caravan 31 geschreeuw komen. Ik klopte vervolgens aan bij caravan 31. Ik sprak vervolgens met een vrouwspersoon. Ik hoorde haar zeggen: "Het is ruzie". Ik zie vervolgens de bewoner, dhr. [verdachte], staan.
Ik heb op dat moment een zaklamp in mijn handen en ik scheen met mijn zaklamp in de richting van [verdachte]. Ik hoorde hem zeggen,”schijn nog een keer”. Ik scheen [verdachte] hierop in zijn gezicht.
Ik zie/voel vervolgens dat hij mij met zijn gebalde vuist eenmaal in het gezicht slaat. Dit deed mij erg veel pijn. Ik ben direct na de klap in elkaar gezakt. Ik ben vervolgens weer opgestaan en ben weggelopen. Ik bloede op dat moment aan mijn gezicht.
Een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02IA 2014062498-4, d.d. 13 juni 2014, opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten (blz. 14):
Op 13 juni 2014, omstreeks 01:00 uur reden wij langs de [adres 2]. Hier werden wij geseind door een man om te stoppen. Wij zagen dat er man naar het dienstvoertuig kwam lopen. Wij zagen dat deze man zijn hoofd onder bloed had zitten. Later ons bekend als [slachtoffer 4].
Wij zagen dat [slachtoffer 5] een snee van ongeveer 3 centimeter lang aan de linkerkant van het voorhoofd had zitten. Wij zagen dat de hoofdwond hevig bloedde.
Wij hoorden dat [slachtoffer 5] zei dat hij een klap had gehad van [verdachte], wonende aan de [adres 2], had gehad.
Hierop zijn wij verbalisanten naar stacaravan 31 gegaan waar [verdachte] verblijft. Wij zagen in de woning bloeddruppels op de grond liggen.
Een geneeskundige verklaring op 4 augustus 2014 opgemaakt door J. Osman-Safi, huisarts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven,
Contactdatum: 13-6-2014
Patiënt: T. [slachtoffer 5].
Letsel: Scheurwond/snijwond.
gehecht met 5 hechtingen.
De rechtbank past met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 18/210027-13 ten laste gelegde feit de volgende bewijsmiddelen toe, met inachtneming van het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 november 2014;
2. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. 2012069907, d.d. 26 februari 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 5] (blz. 8,9);
3. het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nr. PL02GL 2012069907-3, d.d. 7 juli 2012, inhoudende de verklaring van [getuige 3] (blz. 15 - 17).

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 18/720159-14 onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en het in de zaak met parketnummer 18/128859-14 en het in de zaak met parketnummer 18/210027-13 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met parketnummer 18/720159-14 dat:
1. Primair.
hij in de periode van 26 juli 2014 tot en met 27 juli 2014 te Leeuwarden aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door deze opzettelijk met een vuist tegen het hoofd te slaan of te stompen.
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 26 juli 2014 tot en met 30 juli 2014 te Leeuwarden, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Ik maak je dood, ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op 29 juli 2014 te Leeuwarden, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen die [slachtoffer 2] gezegd: "Ik maak jou mijn hoer mattie. Ik heb vrienden in Leeuwarden die jou wel aanpakken. Misschien gebeurt jou hetzelfde als het slachtoffer als die schietpartij" en/of "Ik schiet je neer mattie", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
hij op 13 april 2014 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen hoofdagent van politie [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd -zakelijk weergegeven-: "Ik maak je dood, ik ga je opzoeken en maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op 13 april 2014 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten hoofdagent van politie [slachtoffer 3], gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "kankerklootzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
in de zaak met parketnummer 18/128859-14 dat:
hij op 13 juni 2014 in de gemeente Leeuwarden opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer 4], met kracht in het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
en in de zaak met parketnummer 18/210027-13 dat:
hij op 4 juli 2012, in de gemeente Leeuwarden, een persoon genaamd [slachtoffer 5], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 5] meermalen dreigend de woorden toegevoegd: "Ik schiet je dood, ik maak je af. Ik heb nog wel een paar kogels voor je", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/720159-14 de misdrijven:
1. Primair: Zware mishandeling.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
3. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
4. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
5. Eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
in de zaak met parketnummer 18/128859-14 het misdrijf:
Mishandeling.
in de zaak met parketnummer 18/210027-13 het misdrijf:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte voorlichtingsrapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een geval van zware mishandeling door een man een forse vuistslag tegen het hoofd te geven, waarna medisch ingrijpen noodzakelijk was. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan mishandeling, een drietal bedreigingen en belediging en bedreiging van een politieambtenaar in functie.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde ernstige feiten betreft waarbij verdachte door zijn handelen een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers.
Verdachte pleegde deze feiten steeds onder invloed van alcohol. Volgens verdachte kan hij niet tegen alcohol en raakt hij ontremd en wordt dan agressief. Het moge duidelijk zijn dat verdachte door zijn handelen in ernstige mate de grenzen van het toelaatbare heeft overschreden.
Omtrent verdachte is een voorlichtingsrapport uitgebracht. De reclassering kent verdachte, in nuchtere toestand, als een plezierige en enthousiaste man. Zodra verdachte echter de nodige alcohol heeft gedronken, zo meldt de reclassering, kan hij intimiderend, dreigend en
agressief worden. Veroordeelde heeft weinig probleembesef en legt zijn problemen over het algemeen buiten zichzelf. Veroordeelde krijgt praktische hulp van Stichting Zorg op Maat. Ook deze hulp wordt echter steeds moeilijker in verband met het alcoholprobleem van verdachte.
Verdachte is in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis op 11 september 2014 opgenomen in het Intramuraal Motivatie Centrum van Verslavingszorg Noord Nederland te Beilen. Blijkens een door de Verslavingszorg opgemaakt aanvullend verslag is de instelling goed te spreken over verdachte. Hij stelt zich begeleidbaar op en vertoont voldoende inzet in de kliniek. Hij werkt ook mee aan alle onderzoeken en gesprekken. Veroordeelde heeft samen met zijn begeleider een vervolgplan geschetst. Verdachte wil na vier maanden van opname bij het IMC gaan wonen in een begeleide woonvorm van de VNN aan de Coendersweg te Groningen.
De reclassering wil deze vervolgstap laten afhangen van het advies van het IMC.
Blijkens de justitiële documentatie van verdachte heeft hij zich eerder aan geweldsdelicten schuldig gemaakt en liep hij nog in een tweetal proeftijden.
De rechtbank is van oordeel dat voor feiten als de onderhavige een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd is, mede gelet op het feit dat verdachte reeds vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld en de feiten zijn gepleegd tijdens de proeftijd, maar de rechtbank acht het voor het voorkomen van recidive belangrijker dat verdachte verdere behandeling en hulp krijgt bij het aanpakken van zijn alcoholprobleem. Er bestaat immers directe samenhang tussen de alcoholproblematiek en de door verdachte vertoonde agressie.
De rechtbank zal verdachte daarom conform de strafeis van de officier van justitie, veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, gecombineerd met reclasserings-toezicht en een aantal bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is voorgesteld, zodat de hulpverlening door kan gaan. Van doorslaggevend belang daarbij acht de rechtbank het feit dat hulpverlening voor het eerst van start is gegaan en dat de bevindingen van het IMC hoopgevend zijn.
De rechtbank zal daarbij niet de door de Verslavingszorg voorgestelde klinische opname in Hoog Hullen als bijzondere voorwaarde opnemen, nu het niet zeker is dat verdachte hier dient te verblijven, aangezien in eerste instantie wordt ingezet op het begeleid wonen aan de Coendersweg.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, zoals dit op de dagvaarding is vermeld en welk feit hiermee is afgedaan.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 29 mei 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 30 mei 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 25 juni 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor in de zaken met parketnummer 18/720159-14 en 18/128859-14 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 29 mei 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken acht de rechtbank termen aanwezig een taakstraf te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te geven.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 februari 2013, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 2 maart 2013.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 30 september 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor in de zaken met parketnummer 18/720159-14 en 18/128859-14 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, kan de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de bij voornoemd vonnis van 15 februari 2013 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Gelet op hetgeen op de terechtzitting is behandeld en besproken acht de rechtbank termen aanwezig een taakstraf te gelasten in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf te geven.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 266, 267, 285, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/720159-14 onder 1 primair, 2, 3, 4, 5 en het in de zaak met parketnummer 18/128859-14 en het in de zaak met parketnummer 18/210027-13 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 280 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 232 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 5 dagen na deze uitspraak meldt bij Reclassering Nederland, Zoutbranderij 1, 8933 AJ Leeuwarden.
Hierna moet veroordeelde zich gedurende de proeftijd blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht.
2. dat veroordeelde het reeds opgestarte traject in het Intramurale Motivatie Centrum van Verslavingszorg Noord Nederland, of een soortgelijke instelling voortzet en afrond, met dien verstande dat het traject op basis van deze voorwaarde maximaal 8 maanden mag duren.
3. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang van Verslavingszorg Noord Nederland, of soortgelijke instelling, en zich gaat houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met
de reclassering heeft opgesteld.
4. dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd ambulant laat begeleiden door het Forensisch Ambulante Team van Verslavingszorg Noord Nederland, of soortgelijke instelling.
5. dat de veroordeelde gedurende proeftijd werkzaam is bij werk-pro of soortgelijke werkvoorziening als dit volgens de reclassering noodzakelijk is.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis in de zaak met parketnummer 18/720159-14 en 18/720081-14.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/039065-13:
Gelast het verrichten van een werkstraf voor de duur van 28 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord Nederland, locatie Leeuwarden,
d.d. 29 mei 2013.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 14 dagen zal worden toegepast.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/064549-12:
Gelast het verrichten van een werkstraf voor de duur van 60 uren, in plaats van de last tot tenuitvoerlegging van gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, oorspronkelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord Nederland, locatie Leeuwarden,
d.d. 15 februari 2013.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. Th.A. Wiersma en
mr. S. Timmermans, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2014.
w.g.
Dölle
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Wiersma
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Timmermans
locatie Leeuwarden,
Van Dijk

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720159-14
ter berechting gevoegd parketnummer 18/720081-14
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/128859-14 en 210027-13
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/039065-13 en 17/064549-12
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 3 november 2014
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. Th.A. Wiersma en mr. S. Timmermans, rechters, en
A. van Dijk, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. A.M. de Vries.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] op [geboorteplaats],
wonende te [adres 1].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. K.E. Wielenga, advocaat te Leeuwarden.
Als getuige-deskundige is verschenen K.J. Kooistra, reclasseringswerker Reclassering Nederland.
…………………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 17 november 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.