ECLI:NL:RBNNE:2014:56

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
8 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
2526695 - VV EXPL 13-104
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet van werknemer na meldingen van misstanden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 8 januari 2014, vorderden twee werknemers, hierna te noemen [werknemer] en [dhr. Z], betaling van achterstallig salaris en doorbetaling van hun loon na ontslag op staande voet door hun werkgever, Sauna Peize B.V. De werknemers hadden meldingen gedaan over vermeende misstanden binnen het bedrijf, wat leidde tot een rapport van de verzekeraar Delta Lloyd. Na ontvangst van dit rapport ontsloeg Sauna Peize [werknemer] op staande voet, stellende dat hij valse aantijgingen had geuit. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag niet onverwijld was gegeven, zoals vereist door artikel 7:677 BW van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter concludeerde dat Sauna Peize al eind juni 2013 op de hoogte was van de beschuldigingen en pas op 10 september 2013 tot ontslag overging. Dit werd als niet onverwijld beschouwd, wat de vordering van [werknemer] tot doorbetaling van zijn loon rechtvaardigde. De kantonrechter heeft de vorderingen van [werknemer] toegewezen, inclusief het achterstallig salaris en de doorbetaling van het loon, en Sauna Peize veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 2526695 \ VV EXPL 13-104

vonnis van de kantonrechter ex art. 254 lid 4 Rv van 8 januari 2014

in de zaak van

[Werknemer],

hierna te noemen: [werknemer],
wonende te [adres],
eisende partij,
gemachtigde: mr. F.H.J. Swarte,
tegen

De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Sauna Peize B.V.,

hierna te noemen: Sauna Peize,
gevestigd te 9321 XB Peize, Smeerveensedijk 4,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.J. Welvering.

De procedure

1.1. Bij dagvaarding van 20 november 2013 heeft [werknemer] - samengevat - gevorderd om bij wege van onmiddellijke voorziening, en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Sauna Peize te veroordelen tot betaling van achterstallig salaris van € 1.391,92 bruto (exclusief vakantietoeslag) vanaf 10 september 2013 tot 1 oktober 2013, te vermeerderen met de wettelijke rente en wettelijke verhoging, alsmede tot doorbetaling van het rechtsgeldig loon annex ziekengeld ad € 1.925,- te vermeerderen met de vakantietoeslag van 8 %, vanaf oktober 2013 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen en tot betaling van de proceskosten.
1.2. De behandeling ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2013. Het kort geding is gelijktijdig behandeld met de kort gedingprocedure die door een collega van [werknemer], de heer [dhr. Z] (hierna: [dhr. Z]) jegens Sauna Peize is ingediend (zaaknummer: 2526680 VV EXPL 13-103). Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.
1.3. De inhoud van alle stukken geldt als hier herhaald.
1.4. Vonnis is bepaald op vandaag.

De vaststaande feiten

2.1. De kantonrechter zal bij de beoordeling van het geschil uitgaan van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2. [werknemer] is met ingang van 1 december 2009 in dienst getreden bij Sauna Peize en was laatstelijk werkzaam als hoofd technische dienst tegen een bruto salaris van € 2.750,- per maand.
2.3. Als gevolg van een bedrijfsongeval op 11 januari 2012 waarbij hij twee ribben heeft gebroken, is [werknemer] op 18 januari 2013 arbeidsongeschikt geraakt. [werknemer] is thans nog steeds arbeidsongeschikt.
2.4. Vanaf 2011 zijn er meerdere branden geweest bij Sauna Peize. Op 26 november 2012 en op 13 januari 2013 zijn twee branden geweest als gevolg waarvan de bamboesauna en de houtgestookte sauna zijn afgebrand.
2.5. Sauna Peize heeft een brandverzekering bij Delta Lloyd en deze heeft een onderzoek ingesteld naar de branden. [werknemer] en [dhr. Z] zijn in maart 2013 via hun vakbond in contact gekomen met de afdeling integriteit van Delta Lloyd en hebben melding gedaan van door hen gemelde misstanden bij Sauna Peize. Hiervan is een verslag gemaakt.
2.6. Sauna Peize heeft [werknemer] op 28 juni 2013 een brief gezonden, die zij die dag door de deurwaarder aan hem heeft laten betekenen. In deze brief meldt Sauna Peize dat zij die dag bekend is geworden met
"de valse aantijgingen"die [werknemer] jegens Sauna Peize heeft gemaakt. Ook meldt zij dat uit de haar ter beschikking staande informatie blijkt dat [werknemer]
"de aanstichter"is die Sauna Peize
"doelbewust en actief schade toebrengt"en dit handelen
"strafbaar en onrechtmatig"is. Sauna Peize stelt [werknemer] in deze brief ten slotte aansprakelijk voor de schade die Sauna Peize door zijn handelen lijdt en in de toekomst nog zal lijden en deelt hem tevens mede dat zij bij de politie aangifte zal doen van (onder meer) smaad.
2.7. Deze aangifte bij de politie heeft inmiddels plaatsgevonden.
2.8. Op 5 juli 2013 heeft Delta Lloyd een voorlopig rapport uitgebracht. De voorlopige conclusie van dit rapport was dat door de heer [Y], eigenaar van Sauna Peize:
"- tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd over de omvang van zijn schade;
- een onjuiste opgave is gedaan van zijn schade, danwel dat hij heeft geprobeerd door middel van valse facturen en offertes een uitkering van verzekeraars te verkrijgen".
Delta Lloyd geeft in dit voorlopig rapport verder aan dat er een nader onderzoek dient plaats te vinden naar de in dit rapport gemelde misstanden en naar mogelijke andere onjuiste opgaven en dat hierover, zodra dat onderzoek is afgerond, aanvullend zal worden gerapporteerd.
2.9. Midden juli 2013 heeft een kort gedingprocedure plaatsgevonden tussen Sauna Peize en Delta Lloyd waarbij Sauna Peize een voorschot op de verzekeringspenningen heeft geëist. Sauna Peize heeft op dat moment kennis genomen van voornoemd concept-rapport met bijlagen van Delta Lloyd.
2.10. Op 3 september 2013 heeft Delta Lloyd een eindrapport uitgebracht waarin als conclusie is gegeven dat door de heer [Y]:
"- tegenstrijdige verklaringen zijn afgelegd over de omvang van zijn schade;
- op diverse punten opzettelijke een onjuiste opgave is gedaan van zijn schade, dan wel dat hij heeft geprobeerd door middel van valse facturen en offertes een (hogere) uitkering van verzekeraars te verkrijgen."
2.11. Bij brief van 10 september 2013 heeft Sauna Peize [werknemer] op staande voet ontslagen. In deze brief staat het volgende aangegeven
"(…) Heden hebben wij kennis genomen van de inhoud van het rapport van Delta Lloyd terzake het onderzoek naar de schade als gevolg van de branden bij onze sauna in oktober 2011, november 2012 en januari 2013. Uit het rapport met bijlagen blijkt dat u richting Delta Lloyd en richting derden een groot aantal (valse) aantijgingen over ons bedrijf hebt geuit. Onder meer worden door u onterechte beschuldigingen terzake verzekeringsfraude en het plegen van milieudelicten geuit. Uw handelswijze levert voor ons een "dringende reden" voor een ontslag als bedoeld in artikel 7:677 en 7:678 van het Burgerlijk Wetboek op (…)Langs deze weg ontsla ik u dan ook op staande voet. (…)".
2.12. Bij schrijven van 12 september 2013 heeft [werknemer] de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.
2.13. In een reactie van 18 september 2013 heeft Sauna Peize (onder meer) aangegeven dat zij het ontslag handhaaft.
2.14. Op 25 oktober 2013 heeft - in het kader van de door Sauna Peize ingezette procedure omtrent de uitkering van de verzekeraar - een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden. [werknemer] heeft tijdens dit verhoor eerder door hem eerder gedane verklaringen onder ede herhaald.
2.15. Op 16 december 2013 heeft Sauna Peize bij deze rechtbank een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] ex 7:685 BW ingediend.

De grondslag van de vordering en het verweer

3.1. [werknemer] stelt primair dat het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. [werknemer] stelt hiertoe dat Sauna Peize al eind juni 2013 kennis heeft kunnen nemen van de inhoud van het verslag dat [werknemer] samen met [dhr. Z] had opgesteld en dat uit de inhoud van de brief die zij [werknemer] op 28 juni 2013 heeft verstuurd ook blijkt dat zij hiervan op de hoogte was. Op 12 juli 2013 heeft Sauna Peize, ten behoeve van het kort geding dat zij jegens Delta Lloyd heeft ingesteld, bovendien het voorlopig rapport van Delta Lloyd toegestuurd gekregen waarbij als bijlage een verslag van het gesprek was gevoegd dat tussen Delta Lloyd en [werknemer] en [dhr. Z] heeft plaatsgevonden. Nu Sauna Peize echter pas twee maanden later bij brief van 10 september 2013 is overgegaan tot het geven van het ontslag op staande voet, is dit naar de stelling van [werknemer] niet onverwijld geweest. [werknemer] stelt verder dat er geen dringende reden voor het ontslag op staande voet is geweest en stelt slechts naar eer en geweten te hebben gehandeld. Hij heeft geconstateerd dat er een groot aantal zaken bij Sauna Peize niet in orde en zelfs gevaarzettend waren en heeft dit meerdere malen met de heer [Y] besproken, maar deze heeft de gevaarlijke situaties niet aan willen pakken. Nadat [werknemer] vervolgens opdracht werd gegeven om strafbare feiten te plegen en hem verzocht werd mee te werken aan het opmaken van een onjuiste offerte, heeft [werknemer] het als zijn plicht ervaren om Delta Lloyd van zijn vermoedens en bevindingen op de hoogte te brengen. Naar de stelling van [werknemer] maakt dit niet dat sprake is van het doen van valse aantijgingen en het uiten van onterechte beschuldigingen, zoals door Sauna Peize in haar ontslagbrief is gesteld. Met de in de brief gedane melding dat hij "valse aantijgingen" zou hebben geuit, is naar de stelling van [werknemer] ten slotte ook niet voldaan aan het wettelijke vereiste om de redenen van ontslag voldoende specifiek mede te delen.
3.2. Sauna Peize heeft - onder verwijzing naar een pleitnotitie en het door haar ingediende voorwaardelijk verzoekschrift ex artikel 7:685 BW - geconcludeerd tot afwijzing van de vordering en benadrukt dat zij zich op het standpunt stelt dat [werknemer] de loyaliteit aan zijn werkgever in ernstige mate heeft overschreden, collega's jegens de directie heeft opgestookt en Sauna Peize ten onrechte in een kwaad daglicht heeft gesteld. Sauna Peize erkent dat zij eind juni 2013 kennis heeft genomen van de beschuldigingen die [werknemer] over haar jegens Delta Lloyd heeft geuit, maar benadrukt dat het rapport in juli 2013 slechts een voorlopig rapport was. Hoewel sprake was van ernstige beschuldigingen, had Sauna Peize nog de hoop dat [werknemer] - mede naar aanleiding van het deurwaardersexploit - tot bezinning zou komen en zijn verklaring in zou trekken. Zij stelt dat zij [werknemer] daarom een extra kans heeft gegeven. Toen na de komst van het definitieve rapport van 3 september 2013 echter bleek dat [werknemer] niet tot bezinning was gekomen, heeft Sauna Peize hem terstond ontslagen. Nu zij dit meteen na ontvangst van het definitieve rapport van Delta Lloyd heeft gedaan, is dit naar de stelling van Sauna Peize wel onverwijld geweest. Uit de ontslagbrief blijkt naar haar stelling daarnaast voldoende duidelijk dat het ontslag is gegeven in verband met de aantijgingen die [werknemer] ten aanzien van Sauna Peize jegens Delta Lloyd heeft gedaan. Sauna Peize stelt dat iedere afzonderlijke beschuldiging aan haar adres maakt dat sprake is van een dringende reden, maar dat één en ander in samenhang bezien zeker ook een dringende reden oplevert. Hoewel zij elke beschuldiging inhoudelijk heeft betwist, is, aldus Sauna Peize, de vraag of één of meer beschuldigingen terecht zijn niet eens relevant aangezien het uiten van dergelijke beschuldigingen ten koste van de werkgever reeds een zodanig ernstig feit oplevert dat dit een ontslag op staande voet rechtvaardigt. Bij eventuele toewijzing beroept Sauna Peize zich op matiging van de loondoorbetaling ex artikel 7:680a BW en de wettelijke verhoging ex 7:625 BW op grond van de omstandigheden van het geval.

De beoordeling

4.1. Nu [werknemer] doorbetaling van loon vordert, acht de kantonrechter het spoedeisend belang, gelet op de aard van deze vordering, voldoende aanwezig.
4.2. De kantonrechter overweegt allereerst dat, zoals ter zitting ook al is aangegeven, hoewel partijen ook inhoudelijk zijn in gegaan op de door [werknemer] gedane uitingen over Sauna Peize, thans slechts het door Sauna Peize op 10 september 2013 aan [werknemer] gegeven ontslag op staande voet ter beoordeling voorligt. De kantonrechter zal hetgeen partijen omtrent de beweerde incidenten hebben aangevoerd om die reden in dit vonnis onbesproken laten.
4.3. Voor toewijzing van voorzieningen als door [werknemer] in dit kort geding gevorderd, moet het in hoge mate aannemelijk zijn dat dezelfde vorderingen in een te voeren bodemprocedure zullen worden toegewezen. Er moet daarom worden beoordeeld of het al dan niet aannemelijk is geworden dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het aan [werknemer] op 10 september 2013 op staande voet gegeven ontslag onrechtmatig is geweest en [werknemer] op goede gronden de nietigheid hiervan heeft ingeroepen.
4.4. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is voldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat hiervan sprake is. In artikel 7:677 BW is bepaald dat een arbeidsovereenkomst onverwijld kan worden opgezegd om een dringende reden onder gelijktijdige mededeling van die reden. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter kan met het door Sauna Peize op 10 september 2013 gegeven ontslag niet worden gesproken van een onverwijlde opzegging, als bedoeld in voornoemd artikel.
4.5. De kantonrechter overweegt hiertoe het volgende. Sauna Peize heeft niet betwist dat zij reeds eind juni 2013 kennis heeft genomen van de verklaringen die [werknemer] over haar jegens Delta Lloyd heeft afgelegd en in dit verband staat vast dat zij [werknemer] op 28 juni 2013 ook een brief c.q. aansprakelijkheidstelling heeft gezonden. In deze brief noemt Sauna Peize dat [werknemer] valse aantijgingen jegens haar heeft gedaan en stelt zij [werknemer] aansprakelijk voor de schade die Sauna Peize door zijn handelen lijdt en in de toekomst nog zal lijden. Daarnaast staat vast dat Sauna Peize op 12 juli 2013 bovendien het voorlopig rapport van Delta Lloyd toegestuurd heeft gekregen waarbij tevens als bijlage een verslag van het gesprek was gevoegd dat tussen Delta Lloyd en [werknemer] en [dhr. Z] heeft plaatsgevonden. Gelet daarop valt niet in te zien waarom Sauna Peize vervolgens eerst twee maanden later op 10 september 2013 over is gegaan tot het geven van ontslag op staande voet. Met [werknemer] is de kantonrechter voorshands van oordeel dat dit niet onverwijld is geweest.
4.6. De stelling van Sauna Peize dat zij heeft gewacht omdat zij [werknemer] nog een kans wilde geven om tot bezinning te komen, gaat naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet op. Hoewel het rapport van Delta Lloyd in juli 2013 nog niet definitief was, heeft het Sauna Peize naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter op dat moment wel genoegzaam duidelijk kunnen zijn dat dit wel gold voor de verklaringen van [werknemer]. Dat Sauna Peize een andere indruk kan hebben gekregen na een gesprek dat partijen in Roden hebben gevoerd, zoals ter zitting aan de orde is gesteld, is door [werknemer] gemotiveerd betwist. [werknemer] betwist dat een dergelijke bezinning van zijn kant tijdens dit gesprek aan de orde is geweest en heeft aangegeven dat hij hoe dan ook - ook na de aansprakelijkheidsstelling van Sauna Peize van 28 juni 2013 - volledig achter zijn uitlatingen blijft staan. Dit blijkt ook uit het feit dat hij zijn stellingen bij een voorlopig getuigenverhoor op 25 oktober 2013 onder ede heeft herhaald. De reden waarom Sauna Peize de indruk zou hebben gekregen dat [werknemer] nog wel van gedachten zou wisselen, is onvoldoende aannemelijk gemaakt.
4.7. De kantonrechter betrekt bij voorgaande bovendien dat de heer [Y] ter zitting heeft verklaard dat hij van onder andere [werknemer] afhankelijk was in zijn bedrijf en een ontslag van hem op dat moment zou hebben betekend dat zijn bedrijf "plat had gelegen." De heer [Y] heeft tevens verklaard dat hij zijn bedrijf veilig moest stellen en dat hij - eerst nadat bleek dat een jonge monteur voldoende was ingewerkt en het werk alleen kon doen - [werknemer] na ontvangst van het definitieve rapport van Delta Lloyd kon ontslaan. Gelet op deze verklaring alsmede op voorgaande overwegingen is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het aan [werknemer] gegeven ontslag op 10 september 2013 niet subjectief dringend is geweest.
4.8. De kantonrechter zal de vordering tot doorbetaling van het (achterstallig) loon daarom toewijzen. De kantonrechter zal het door Sauna Peize in dit verband gedane beroep op matiging op grond van artikel 7:680a BW passeren. De kantonrechter overweegt dat matiging op grond van dit artikel alleen mogelijk is als volledige toewijzing van de loonvordering onaanvaardbare gevolgen heeft. Bij zijn oordeel in hoeverre hieraan is voldaan, moet de rechter verder een mate van terughoudendheid betrachten. Anders dan door Sauna Peize is gesteld, is naar het oordeel van de kantonrechter gelet op deze maatstaf voorshands onvoldoende aannemelijk geworden dat hiervan in dit geval sprake is. Sauna Peize heeft aangevoerd dat juist zij nog een aanzienlijk schadebedrag van [werknemer] heeft te vorderen en [werknemer] dus aan haar dient te betalen. Dat dit zo is, is naar voorlopig oordeel van de kantonrechter echter de vraag. De kantonrechter acht hierbij van belang dat [werknemer] zijn verklaring onder ede heeft herhaald en dat in het rapport van Delta Lloyd, naast de verklaringen van [werknemer], ook verklaringen van andere werknemers en tevens leveranciers betrokken zijn. Bovendien geldt dat zelfs indien wel sprake is van een schadevergoedingsplicht van [werknemer], op dit moment geheel onduidelijk is wat de hoogte van een dergelijke vordering zal zijn. Voor de beoordeling of Sauna Peize schade van [werknemer] te vorderen heeft, zal nader onderzoek en bewijslevering nodig zijn. Een kort gedingprocedure leent zich hier niet voor. Het beroep op matiging zal daarom gelet op voorgaande worden afgewezen. Voor zover Sauna Peize een beroep op verrekening heeft willen doen, faalt dit op dezelfde grondslag.
4.9. De kantonrechter zal de gevorderde betaling van achterstallig salaris en loondoorbetaling daarom toewijzen zoals gevorderd en in de beslissing bepaald.
De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke verhoging, gelet op de omstandigheden van het geval, wel matigen tot 25 %.
4.10. Nu de kantonrechter de vorderingen op grond van voorgaande toewijst, zal hij hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd onbesproken laten.
4.11. Sauna Peize zal als de in het ongelijk te stellen partij tot betaling van de proceskosten worden veroordeeld.

De beslissing

De kantonrechter recht doende als voorzieningenrechter:
veroordeelt Sauna Peize:
- om aan [werknemer] te betalen het achterstallig salaris van € 1.391,92 bruto (exclusief vakantietoeslag) vanaf 10 september 2013 tot 1 oktober 2013, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid en tot de dag van volledige betaling en wettelijke verhoging van maximaal 25 %;
- tot doorbetaling van het rechtsgeldig loon annex ziekengeld ad € 1.925,- te vermeerderen met de vakantietoeslag van 8 %, vanaf oktober 2013 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen;
veroordeelt Sauna Peize tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [werknemer] begroot op 92,82 aan dagvaardingskosten, € 213,00 aan vast recht en € 400,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. G.J.J. Smits en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2014.
typ/conc: 181/ie
coll: