2.5.een proces-verbaal vordering verstrekking historische gegevens, nummer 20140606194, d.d. 11 juni 2014 op ambtseed opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, inhoudende, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisant:
Het opsporingsonderzoek richt zich op het achterhalen van de identiteit van degene die op 7 juni 2014 een bedrag van 150 euro heeft gepind uit een geldautomaat van ABN AMRO, welke zich bevindt op de [straat 1] te [pleegplaats 1].
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter zitting naar voren gebracht dat [bedrijf 1] aangifte heeft gedaan van de diefstal van voedingskabel. [getuige 2] heeft bevestigd dat verdachte bij hem koperdraad heeft ingeleverd. Getuige [getuige 1] heeft verklaard bij de politie dat hij samen met verdachte de diefstal van de voedingskabel heeft gepleegd. De officier van justitie acht het onder 2. ten laste gelegde op basis daarvan wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat [getuige 1] heeft verklaard dat het om een kabel van 30 meter ging die hij samen met verdachte zou hebben weggenomen, terwijl uit de aangifte blijkt dat het om een kabel van 80 meter gaat. Het is volgens de raadsman onduidelijk dat het om dezelfde kabel gaat, zodat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Het oordeel van de rechtbank
Bij [bedrijf 1] is tussen 6 en 10 juni 2014 voedingskabel weggenomen. Verbalisanten hebben op 19 juni 2014 achter het chalet waar verdachte destijds verbleef een dikke kabel aangetroffen, welke vermoedelijk was afgeknipt. Na onderzoek op de kranen bij aangever [bedrijf 1] bleek dat deze kabels identiek waren. Medeverdachte [getuige 1] heeft verklaard dat hij samen met verdachte 30 meter voedingskabel heeft weggenomen bij [bedrijf 1] en dat hij in de week daarna een stuk van die kabel samen met verdachte heeft gestript, waarna zij samen het koperdraad uit die kabel hebben verkocht aan [getuige 2] in Leeuwarden. Zij hadden het koperdraad in een plastic tas bij zich. [getuige 2] heeft de verklaring van [getuige 1] bevestigt voor wat betreft (de wijze van) het inleveren van het koperdraad. Voorts heeft de vriendin van verdachte, [vriendin], verklaard tegenover verbalisant dat zij de betreffende kabel nog niet eerder achter het chalet had gezien. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat deze kabel waarschijnlijk van de vorige eigenaar van het chalet was derhalve niet aannemelijk. Voorts acht zij verdachtes verklaring dat de kabel die hij bij [getuige 2] heeft ingeleverd niet van hem was, maar van degene bij wie de kabel achter in een auto had gezeten, ongeloofwaardig. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hierna opgenomen bewijsmiddelen het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en zijn mededader de voedingskabel onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, aangezien niet is gebleken dat het toegangshek tot het bouwterrein waarvandaan de kabel is weggenomen is opengebroken en het breken overigens heeft bestaan uit het doorknippen dan wel -zagen van de kabel en aldus op het wegnemen daarvan. De verbreking is niet aan de wegnemingshandeling voorafgegaan zodat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van diefstal met braak.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer 2014098081, gesloten op 6 september 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
1. een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL02AD-2014061117-1, d.d. 10 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer 2]:
Ik wil aangifte doen van diefstal van koperen voedingskabel behorende bij kraan H. Ik ben als hoofd technische dienst gemachtigd tot het doen van aangifte namens mijn werkgever [bedrijf 1].
Op vrijdag 6 juni 2014 heeft mijn collega, [kraanoperator], voornoemde kraan met daaraan voornoemde voedingskabel onbeschadigd en in goede staat achter gelaten. Vervolgens is het terrein afgesloten middels een schuifhek. Op maandag 10 juni 2014 ontdekte [kraanoperator] dat er voedingskabel was weggenomen van genoemde kraan.
Ik zag dat genoemde kabel aan beide uiteinden was doorgeknipt. De kabel is zo'n 5 centimeter in doorsnee en heeft een zwarte omhulzing.
2. een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer PL02R2-2014061117-5, d.d. 30 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Rond middernacht 6 juni 2014 en 7 juni 2014 hebben [verdachte] en ik de vriendin van [verdachte] opgehaald uit [plaats 4] en naar het chalet gebracht van [verdachte] op [camping] te [plaats 7]. Hierna zijn [verdachte] en ik weer vertrokken met de BMW. We kwamen toen in [pleegplaats 2]. Ik heb tijdens mijn opleiding tot elektromonteur stage gelopen bij het bedrijf [bedrijf 1]. Tot onze verbazing zagen we dat het schuifhek aan de achterkant van het bedrijf helemaal open stond. Ik reed met de BMW en kon zo het bedrijfsterrein oprijden. We zijn achter de portaalkranen uitgestapt. We zagen toen een dikke stroomkabel van de portaalkranen liggen. Ik heb aan de ene uiteinde de kabel met een kniptang de kabel doorgeknipt en [verdachte] heeft op het andere uiteinde de kabel met een ijzerzaag doorgezaagd. We hebben dat stuk kabel tussen de kraan en de aanwezige betonelementen doorgetrokken richting de BMW en daar hebben wij toen de kabel ingeladen in de kofferruimte. Ik schat de lengte van het stuk kabel op ongeveer 25 a 30 meter. Verderop in die week heb ik overdag samen met [verdachte] ongeveer een kwart van de totale lengte van de kabel gestript. Met de gestripte koperdraden uit die kabel zijn we toen naar de [getuige 2] in Leeuwarden gegaan. Van het geld hebben we vlees voor de barbecue opgehaald.
3. een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer PL02R2-2014061117-8, d.d. 31 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
U vraagt mij hoe dat is gegaan met het inleveren van dat gestripte koper bij [getuige 2]in [pleegplaats 4]. [verdachte] en ik zijn daar toen met de BMW naartoe gereden. Wij hebben daar toen dat gestripte koper in een boodschappentas afgeleverd.
4. een ambtsedig proces-verbaal van verhoor, nummer PL02R2-2014061117-9, d.d. 31 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:
U toont mij een foto van een manspersoon die ik herken als zijne een persoon die begin juni 2014 bij mij een partijtje gestript koper kwam aanbieden. Hij had dat koper in een bigshopper van de Jumbo of iets dergelijks bij zich.
En als opmerking van verbalisant:
[getuige 2] toonde ik de foto van [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
5. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL02R2-2014061117-2, d.d. 20 juni 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 19 juni 2014 hebben wij onderzoek ingesteld en het volgende bevonden. Het was mij, [verbalisant 1], bekend geworden dat uit de verhoren van [verdachte] en diens medeverdachten naar voren was gekomen dat hij zou verblijven in een chalet op [camping] te [plaats 7]. Ik sprak de beheerder van de camping die mij, nadat ik hem een foto van verdachte toonde, vertelde dat deze man sinds een paar weken zou verblijven in chalet nummer 55. Terwijl ik, [verbalisant 1], met [vriendin] in gesprek was, liep ik, [verbalisant 2], naar de achterzijde van het chalet. Ik, [verbalisant 2], zag daar een dikke kabel met een doorsnee van circa 5 centimeter liggen. Ik, [verbalisant 2], zag dat deze kabel niet voorzien was van een stekker of iets dergelijks en vermoedelijk ergens vanaf was geknipt.
Vervolgens hebben wij, verbalisanten, een onderzoek ingesteld bij [bedrijf 1] in [pleegplaats 2]. Wij zagen dat de aanwezige kabels van de portalkranen identiek waren aan de door ons bij het chalet aangetroffen stuk kabel.
4. een ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, nummer PL02R2-2014060194-20, d.d. 27 juli 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 juli 2014 ben ik in gesprek gegaan met [vriendin] en diens moeder. Ik deelde mee dat ik van haar wilde horen op welke momenten en met wie zij op de [camping] in [plaats 7] is geweest. Ik had haar namelijk bij de eerdere aanhouding van verdachte op 19 juni 2014 getroffen bij de chalet nr. 55 waarover door [verdachte] werd verklaard. Omdat mij, verbalisant, bekend was dat tussen 6 en 10 juni 2014 die dikke kabel, die wij op 19 juni 2014 bij het chalet aantroffen, was ontvreemd bij het bedrijf [bedrijf 1] te [pleegplaats 2], vroeg ik haar wanneer zij voor het eerst die kabel had gezien. Ik hoorde dat ze tegen mij zei dat zij die kabel voor het eerst zag op het moment dat ik haar trof bij het chalet en dat ze zich niet kon herinneren dat ze die kabel eerder had gezien.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat er aangifte is gedaan van de weggenomen diesel. Voorts is er een huurauto aangetroffen met de diesel waarin tevens goederen van verdachte zijn gevonden, waaronder zijn mobiele telefoon. Bovendien is verdachte vaker veroordeeld voor diefstal van diesel. De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting aangevoerd dat het ontoereikend is om aan te nemen dat verdachte schuldig is aan het wegnemen van diesel nu zijn telefoon is aangetroffen in de auto waarin de gestolen diesel is gevonden. Volgens de raadsman moet er een vrijspraak volgen nu er geen wettig en overtuigend bewijs is.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 3. ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen nu uit de bewijsmiddelen in het dossier geen directe betrokkenheid van verdachte kan volgen. Er blijkt niet van een feitelijke uitvoeringshandeling door verdachte, noch blijkt dat hij anderszins betrokken is geweest bij het wegnemen van diesel. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.