1.23seconden is zichtbaar dat de verdachte in loopt op de politieman en vervolgens een bovenhandse steekbeweging maakt met zijn rechterarm naar het hoofd/lichaam van de politieman die hem nog maar net kan ontwijken door zijdelings /achterwaarts te springen. De afstand van het mes en het hoofd/borst van de politieman is op dat moment slechts 20 tot 30 cm.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 15 juli 2014, opgenomen op p. 24 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige]
Op dinsdag 15 juli 2014 kwam via de voordeur van coffeeshop de [coffeeshop] te [pleegplaats 4] een manspersoon naar binnen. Ik zag meteen dat deze man een mes in zijn hand hield. Ik zag dat de man meerdere keren met het mes op de deur in stak. Ik zag dat hij de politieagent probeerde te raken met zijn mes. De man stak het mes om de deur heen, in de richting van de agent die aan de andere kant van de deur stond. Ook toen de agent binnenkwam maakte de man zwaaiende en stekende bewegingen richting de agent. Er is schade ontstaan aan het kozijn en er zitten nu krassen op liet raam. Deze schade is ontstaan omdat de man met een mes op liet raam en het kozijn instak.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2014, als los document gevoegd bij voornoemd dossier
Tijdens de insluiting van verdachte [verdachte] is in zijn portemonnee zakjes met witte poeder, vermoedelijk verdovende middelen, aangetroffen. Ik, verbalisant [slachtoffer 4], heb deze goederen in beslag genomen. Deze zakjes zijn overgedragen aan FO.
Een proces-verbaal verdovende middelen d.d. 30 juli 2014, als los document opgenomen in voornoemd dossier
Op 28 juli 2014 ontvingen wij uit handen van het sporenbeheer te Assen een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen. De verdovende middelen zijn voorzien van een Spoor Identificatie Nummer (SIN): AAGW8203NL.
Het bovenstaande goed werd getest met de NMC Opiaten/Amfetamine test: positief op Amfetamine.
Een NFI rapport nr. 2014.08.04.003 d.d. 8 augustus 2014, opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong, opgenomen in voornoemd dossier
AAGW82O3NL: In totaal volgens opgave 1,259 gram, crèmekleurig poeder; aantal onderzocht: één-> bevat amfetamine.
Een proces-verbaal aanhouding d.d. 9 november 2013, opgenomen op p. 6 e.v. van dossier met nr. PL01PD 2013118965 d.d. 14 november 2013 van Politie Eenheid Noord-Nederland, district Groningen,
Verdachte had wegens het rijden onder invloed een rijontzegging tot 9 november 2013 tot 10:00 uur, dit in verband met de 505 ug/l die de verdachte had geblazen. De verdachte zou rijden in een Opel Astra caravan voorzien van het [kenteken]. Wij, verbalisanten, [slachtoffer 5], hoofdagent van politie, en [slachtoffer 6], hoofdagent van politie, zagen te [pleegplaats 2] het voertuig van verdachte rijden. Verdachte werd om 05.55 uur aangehouden wegens het rijden tijdens een rijverbod. Ik, verbalisant [slachtoffer 6], heb nogmaals een blaastest bij de verdachte afgenomen middels het voorselectie apparaat voor alcohol. Dit voorselectie middel gaf de indicatie “Alcohol”.
Ik, verbalisant [slachtoffer 5], heb de verdachte vervolgens bij zijn rechter arm gepakt en probeerde hier de handboeien aan te slaan. Echter op het moment van aanslaan van de handboeien trok de verdachte zijn arm naar binnen en pakte de handboeien vast. Wij verbalisanten probeerden hierop de verdachte die zich met kracht tegen zijn aanhouding verzette te fixeren op de motorkap van ons dienstvoertuig. De verdachte wist zich los te rukken en nam hierop een dreigende houding aan tegenover ons verbalisanten.
De verdachte gaf vervolgens een duw in de richting van mij, verbalisant [slachtoffer 5], en drukte mij hiermee tegen ons dienstvoertuig aan. De verdachte nam opnieuw een dreigende houding aan. Dit door middel van zijn vuisten te ballen en agressief te schreeuwen richting ons verbalisanten.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2013, opgenomen op p. 9 e.v. van voornoemd dossier
Wij, [slachtoffer 7], agent van politie, en [slachtoffer 8], hoofdagent van politie, waren aanwezig tijdens de aanhouding van [verdachte]. Wij hoorden dat de verdachte ons de gehele rit naar [pleegplaats 3] uitschold voor van alles en nog wat en ons tevens bedreigde met de dood. Wij hoorden dat de verdachte meerdere keren herhaalde: “Ik heb jullie gezichten in mijn hoofd geprint. Ik ga jullie vinden en maak jullie dood!” of woorden van gelijke strekking. Ik, verbalisant [slachtoffer 7], zat links achterin de dienstauto naast de verdachte. Ik zag dat de verdachte mij in de ogen keek en zei: “Ik onthoud je gezicht, ik zoek je op, ik maak je dood, Ik verkracht je kinderen en maak ze dood, je bent een kanker mongool.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg - in casu de dood - aanwezig is indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Of in een concreet geval sprake is van voorwaardelijke opzet zal, indien de verklaringen van verdachte en/of eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in verdachte is omgegaan, afhangen van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht van belang zijn. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen is komen vast te staan dat verdachte heeft getracht aangever [slachtoffer 1] meerdere keren met een mes te steken op vitale lichaamsdelen. Verdachte heeft in coffeeshop de [coffeeshop] een bovenhandse steekbeweging gemaakt naar het hoofd/lichaam van aangever [slachtoffer 1]. De afstand tussen het mes en het hoofd/ de borst van aangever [slachtoffer 1] is op enig moment slechts 20 tot 30 centimeter. Deze gedraging van verdachte - te weten de stekende bewegingen met een mes op korte afstand van kwetsbare onderdelen van het menselijke lichaam, namelijk naar het hoofd en de borst van aangever - kan naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op de dood van aangever [slachtoffer 1] dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. Gelet op vorenstaande is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op de dood van aangever [slachtoffer 1].
Ten aanzien van het beroep van de de raadsvrouw op het ontbreken van opzet van verdachte in verband met zijn ernstige geestelijke stoornis stelt de rechtbank voorop dat een dergelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken (vgl. onder meer HR 9 december 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2775). Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Het enkele feit dat de verdachte gedurende de psychose "ontoerekeningsvatbaar" was, sluit niet uit dat sprake is geweest van opzettelijk handelen. De rechtbank komt in dit geval tot het oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte verkeerde in een toestand waarin hem elk inzicht in de reikwijdte van zijn handelen heeft ontbroken. Weliswaar verkeerde verdachte in een psychose, maar verdachte is niettemin in staat geweest zijn agressie jegens dan wel angst voor de politiemensen te vertalen in een met die agressie of angst te rijmen consistente reeks handelingen, te weten handelingen met een bedreigende of gewelddadige strekking gericht jegens die politiemensen. Van het geheel ontbreken van opzet is dan ook geen sprake. De verklaringen van de verbalisanten kunnen naar het oordeel van de rechtbank voor het bewijs worden gebezigd. De verklaringen vinden niet alleen steun in onderlinge bevestiging van de inhoud daarvan maar worden tevens ondersteund door objectieve bewijsmiddelen te weten de camerabeelden en de verklaring van getuige De Knegt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen is eveneens komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], meerdere keren met een mes heeft bedreigd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 15 juli 2014 te [pleegplaats 4]
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk een politieambtenaar, te weten [slachtoffer 1] (hoofdagent van
politie), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, van het leven te beroven, met dat opzet met een mes,
- heeft gestoken naar de borst, en
- ( vervolgens) op die politieambtenaar is afgelopen, en
bovenhands stekende bewegingen naar het hoofd en lichaam van die politieambtenaar heeft gemaakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
hij op 15 juli 2014 te [pleegplaats 4] politieambtenaren, te weten [slachtoffer 2] (aspirant van politie) en [slachtoffer 3] (inspecteur van politie) en [slachtoffer 4] (brigadier van
politie), gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
immers heeft verdachte opzettelijk dreigend (met) een mes,
- gestoken naar die politieambtenaren, en
- vooruit gestoken (houdend) op die politieambtenaren afgelopen, en
- ongecontroleerd om zich heen gezwaaid, en
- aan die politieambtenaren getoond, en
aldus een voor die politieambtenaren dreigende situatie geschapen.
hij op 15 juli 2014 te [pleegplaats 4]
opzettelijk en wederrechtelijk een deur van [perceel],
toebehorende aan [coffeeshop], heeft beschadigd.
hij op 15 juli 2014 te[pleegplaats 4]
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,259 gram amfetamine,
zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(gevoegd parketnr. 18-203942-13)
hij op 09 november 2013 in [pleegplaats 2],
toen de aldaar dienstdoende opsporingsambtenaren [slachtoffer 5]
(hoofdagent van politie), [slachtoffer 6] (hoofdagent van politie), [slachtoffer 7] (agent
van politie) en [slachtoffer 8] (hoofdagent van politie) verdachte op verdenking
van het overtreden van artikelen 8.2.a Wegenverkeerswet 1994 en 162.3
Wegenverkeerswet 1994, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden en
vastgegrepen, teneinde hem ten spoedigste te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten een politiebureau,
zich met geweld en bedreiging met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde
opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner
bediening, door opzettelijk gewelddadig en/of dreigend
- zijn arm weg te trekken in een richting
tegengesteld aan die, waarin de opsporingsambtenaren [slachtoffer 5]
en/of [slachtoffer 6] verdachte trachtten te geleiden en zich uit de greep
van die opsporingsambtenaren [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] los te
rukken en die opsporingsambtenaar [slachtoffer 5] (weg) te duwen,
en (vervolgens) zijn vuisten te ballen en daarbij agressief te
schreeuwen naar die opsporingsambtenaren [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6], en
- tegen die opsporingsambtenaren [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] te zeggen "Ik heb
jullie gezichten in mijn hoofd geprint. Ik ga jullie vinden en maak jullie
dood" en "Ik onthoud je gezicht, ik zoek je op, ik maak je dood, ik
verkracht je kinderen en maak ze dood".
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.