ECLI:NL:RBNNE:2014:5462

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
6 november 2014
Zaaknummer
18.920228-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van een verdachte met schizofrenie en antisociale persoonlijkheidstrekken na geweldsdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten. De verdachte, die lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type en antisociale persoonlijkheidstrekken, heeft op 16 april 2013 in Beilen een persoon, genaamd [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel toegebracht door deze meermalen te stompen en te schoppen. Daarnaast heeft hij op dezelfde dag een vrouw, [slachtoffer 2], bedreigd met de dood. Op 28 juni 2013 heeft hij ook [slachtoffer 3] mishandeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaarste beschuldigingen, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling en mishandeling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met een psychiatrisch rapport dat concludeert dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De psychiater heeft aangegeven dat de kans op hernieuwde agressie aanwezig is en dat de Rechterlijke Machtiging voldoende kader biedt voor behandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers, wat hen gevoelens van angst heeft bezorgd. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek, gezien de psychische problematiek van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920228-13
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 14 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
verblijvende in de [kliniek], [woonplaats], [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 30 september 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. E.J.A. Schönfeld, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 16 april 2013, te Beilen, in elk geval in de gemeente Midden-Drenthe,
aan een persoon genaamd[slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (fractuur negende en tiende rib rechts), heeft toegebracht, door deze opzettelijk meermalen, althans eenmaal, zodanig tegen het hoofd te stompen en/of te slaan dat die [slachtoffer 1] over/tegen een kast of verwarming viel en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 april 2013, te Beilen, in elk geval in de gemeente Midden-Drenthe,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, zodanig tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen dat die[slachtoffer 1] over/tegen een kast of verwarming viel en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam van die[slachtoffer 1] heeft geschopt en/of getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 april 2013, te Beilen, in elk geval in de gemeente Midden-Drenthe,
opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), meermalen, althans eenmaal, zodanig tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen dat die [slachtoffer 1] over/tegen een kast of verwarming viel en/of (vervolgens) meermalen, althans eenmaal, tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2. hij op of omstreeks 16 april 2013, te Beilen, in elk geval in de gemeente Midden-Drenthe,
een vrouw, genaamd [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Als je [slachtoffer 1] gaat helpen of wanneer je een maatregel tegen mij neemt dan weet ik je wel te vinden en maak ik je dood" en/of "Jij bent sowieso het volgende slachtoffer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3. hij op of omstreeks 28 juni 2013, in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie, mr. J. Houwink, acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 2 niet bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte hiervan zal vrijspreken.
Hij acht hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 3 is tenlastegelegd wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit evenals de officier van justitie en de raadsman van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank komt wel tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 3 tenlastegelegde.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 3 volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
t.a.v. van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 september
2014.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, District
Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, registratienummer PL033V
2013038614 d.d. 5 juni 2013, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013026474-1 d.d. 18 april 2013, houdende de aangifte v[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], (pagina’s 3 en 4);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe, District Zuidwest, Basiseenheid Hoogeveen/Midden-Drenthe, proces-verbaalnummer PL033V 2013026055-3 d.d. 20 mei 2013, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevindingen van de verbalisant A. Vrielink (pagina’s 13 en 14).
t.a.v. van het onder 3 tenlastegelegde:
3. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 30 september
2014.
4. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Drenthe, Divisie O.D.,
Unit Justitiële Taken, registratienummer PL038K 2013045486 d.d. 2 november 2013, met
bijlagen, onder meer inhoudende:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2013045486-1 d.d. 7 juli 2013, houdende de aangifte[slachtoffer 3], wonende te [woonplaats], (pagina’s 5 en 6);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2013045486-2 d.d. 28 juni 2013, houdende de verklaring van de[getuige 1], wonende te [woonplaats], (pagina’s 7 en 8);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, Dienst Bedrijfsvoering, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer PL0300 2013045486-3 d.d. 27 augustus 2013, houdende de verklaring van de [getuige 2], wonende te [woonplaats], (pagina’s 9 en 10);

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1. hij op 16 april 2013, te Beilen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten[slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] meermalen zodanig tegen het hoofd heeft gestompt en geslagen dat die [slachtoffer 1] tegen een kast of verwarming viel en vervolgens meermalen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3. hij op 28 juni 2013, in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten Anne [slachtoffer 3]) tegen het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair en onder 3 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1 subsidiair en onder 3 bewezen geachte levert respectievelijk op:
1. Poging tot zware mishandeling,
Strafbaar gesteld bij artikel 302, juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
3. Mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 23 augustus 2014, opgemaakt door mevr. drs. F. Harmanny-Wiersma, psychiater te Groningen en vast gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van schizofrenie van het paranoïde type. Daarnaast heeft een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken en een gebrekkige gewetensfunctie.
Beide zaken waren aan de orde bij het ten laste gelegde onder 1. Bij het tenlastegelegde onder 1 speelde de psychotische stoornis een grotere rol dan bij het tenlastegelegde onder 3.
Deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden.
Bij het tenlastegelegde onder 1 was verdachte er van overtuigd (een psychotische overtuiging) naar zijn zeggen dat zowel het slachtoffer als de verpleegkundige in een complot zat om hem te vermoorden en slechts een aanleiding zochten om dit te doen. De aanleiding werd volgens hem gezocht in een discussie over wiens loempia’s in de vriezer lagen. Verdachte reageerde daarop door het slachtoffer forse klappen en schoppen te geven. Hij ging daarmee door ook toen het slachtoffer al op de grond lag en zich moeilijk kon verweren. Slachtoffer is een tenger gebouwde man, veel minder krachtig dan verdachte die getraind en gespierd is. Het leverde het slachtoffer twee gebroken ribben op, forse bloeduitstortingen en veel pijn. Het was voor het slachtoffer een traumatische ervaring waarvan hij langdurig veel last heeft gehad.
De antisociale trekken van betrokkene komen duidelijk naar voren in de reactie in gesprek naar rapporteur toe waarbij verdachte geen enkele mededogen met zijn slachtoffer heeft, maar vindt dat het slachtoffer van geluk mag spreken omdat hij verdiende dat alle botten in zijn lichaam gebroken hadden moeten worden, dat had hij verdiend. De verpleegkundige die hij verbaal bedreigde met de dood, zat naar zijn zeggen ook in het complot om hem te vermoorden.
Verdachte is door zijn persoonlijkheidsproblematiek niet goed in staat hier op een gepaste wijze een discussie over aan te gaan dan wel zich te conformeren aan de eisen die hem in deze worden gesteld.
Wat betreft het ten last gelegde onder 1 presenteert verdachte een psychotisch aandoend verhaal over een complot waarbij men hem zou willen vermoorden. Waarom men hem wil vermoorden kan hij niet vertellen. Het slachtoffer heeft hem naar zijn zeggen ooit een mes laten zien zonder er iets bij te zeggen. Wanneer hij denkt dat slachtoffer en de verpleegkundige een aanleiding zoeken om hem te vermoorden, deelt hij forse klappen en schoppen uit, maar gaat niet op zoek naar een mes op het lichaam van het slachtoffer, heeft het hier helemaal niet over. Het kan niet uitgesloten worden dat verdachte vooral heeft gehandeld vanuit frustratie omdat iemand hem wilde beletten loempia’s te eten waarbij in zijn gedrag zijn antisociale trekken meer op de voorgrond stonden. Echter, opgemerkt moet worden dat waandenkbeelden onlogisch qua gevolgtrekkingen kunnen zijn.
Wat betreft het ten laste gelegde onder 3 is duidelijk dat de nicotinebehoefte van verdachte een grote rol speelde en hij zijn frustratie botvierde op een van de bij het gesprek aanwezige mensen en daarbij niet gehinderd werd door morele remmingen, hetgeen voortkomt uit zijn antisociale persoonlijkheidstrekken en gebrekkige gewetensvorming. Verdachte vindt nu (augustus 2014) nog steeds dat hij in zijn recht stond om dit te doen. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte op dat moment waandenkbeelden had over de bij het gesprek aanwezige personen.
Wat betreft het ten laste gelegde onder 1 adviseert de psychiater om verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
Wat betreft het ten laste gelegde onder 3 adviseert de psychiater eveneens om verdachte te
beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van het feit en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 27 augustus 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De officier van justitie heeft voor de tenlastegelegde feiten een voorwaardelijke gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 3 jaren.
De raadsman van verdachte heeft onder meer gesteld dat verdachte gedwongen wordt behandeld in een kliniek, krachtens een Rechterlijke Machtiging. Bij beslissing van 10 september 2014 is deze machtiging met een jaar is verlengd en wel tot 15 augustus 2015.
De raadsman heeft zich verder gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezenverklaarde ernstige feiten betreffen waarbij verdachte door zijn handelen een forse inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers en door zijn handelingen bij hen gevoelens van angst heeft opgewekt.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de bevindingen en het advies van psychiater Harmanny-Wiersma in haar rapport van 23 augustus 2014, waarin zij stelt dat de psychopathologie van verdachte bestaat uit een chronisch psychotische stoornis en forse antisociale en narcistische persoonlijkheidstrekken, gepaard gaande met een gebrekkige gewetensfunctie en dat de combinatie ervan problematisch is te noemen. De psychiater stelt dat verdachte er nog steeds van overtuigd is dat hij in zijn recht stond bij het hem tenlastegelegde. De kans op hernieuwde agressie is naar de mening van de psychiater aanwezig.
Verder stelt de psychiater onder meer dat de Rechterlijke Machtiging voldoende kader biedt om de verdachte te behandelen en dat het vanuit het strafrecht moeilijk is een zinvol alternatief te geven. Een artikel 37 plaatsing is niet aan de orde aangezien verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar is.
Bovendien stelt de psychiater dat een artikel 37 plaatsing niet meer mogelijkheden biedt binnen een (dwang)behandeling.
Verdachte wordt reeds in een gedwongen kader behandeld in een forensisch psychiatrische kliniek gespecialiseerd in de behandeling van mensen met een psychiatrische stoornis zoals schizofrenie.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden de voorwaardelijk gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd passend en geboden, echter met dien verstande dat de rechtbank de proeftijd verbonden aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal bepalen op 2 jaren.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en onder 2 is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan telkens vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
gevangenisstrafvoor de duur van
2 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt dat het voorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. J.J. Schoemaker, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 14 oktober 2014.