ECLI:NL:RBNNE:2014:5374

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
930121-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van geldbedrag van bejaarde vrouw nabij treinstation Assen

Op 4 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal van een geldbedrag van een bejaarde vrouw. De verdachte, die niet aanwezig was tijdens de zitting, werd vertegenwoordigd door haar raadsman, mr. J.W. Brouwer. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 9 juli 2014, waarbij de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een geldbedrag heeft weggenomen uit de portemonnee van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de bejaarde vrouw aansprak en geld vroeg, waarna zij een greep in de portemonnee deed en een aantal bankbiljetten wegnam.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en getuigen als bewijs gebruikt. De getuigen hebben de verdachte herkend en verklaard dat zij de verdachte zagen weglopen met het geld. De rechtbank heeft de geweldscomponent, zoals ten laste gelegd onder artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht, niet bewezen geacht. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 15 dagen, wat de rechtbank heeft opgelegd, met inachtneming van de tijd die de verdachte al in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten en de impact van de diefstal op het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, zoals strafbaar gesteld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, en heeft haar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 dagen. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/930121-14
Vonnisvan de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 04 november 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
verblijvende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 21 oktober 2014.
De verdachte is niet verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen. Deze is door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigd om namens haar de verdediging te voeren.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
zij op of omstreeks 09 juli 2014 in de gemeente Assen
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke
diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat
verdachte,
die [slachtoffer] aansprak en om geld vroeg en toen die [slachtoffer] haar portemonnee
pakte en/of (vervolgens) de woorden uitte "Ik kijk wel even", althans
woorden van een dergelijke strekking en/of inhoud en (daarbij) onverhoeds een
greep naar/in die portemonnee deed waarbij zij een of meer bankbiljetten weg
nam en/of vervolgens weg liep;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen is tenlastegelegd (diefstal, behoudens het tenlastegelegde geweld) wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek
van Strafrecht;
 opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Bewijsmotivering

De raadsman van verdachte heeft verklaard dat verdachte het tenlastegelegde feit ontkent en dat hij de bewijsvraag aan de rechtbank overlaat.
De rechtbank acht op basis van na te vermelden bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte wederrechtelijk een geldbedrag van mevrouw [slachtoffer] heeft weggenomen. De rechtbank acht -evenals als de officier van justitie- niet bewezen dat er sprake is van een diefstal, welke werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging daarmee als bedoeld in artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft het bewijs gebaseerd op de navolgende bewijsmiddelen
Aangeefster [slachtoffer] verklaart -zakelijk weergegeven- [1] : Op 9 juli 2014 fietste ik te Assen. Ik werd aangesproken door een vrouw. Ik was afgestapt. Ik keek in mijn portemonnee, daarin zaten een briefje van 50, 20 en 10 euro. Ik zag dat de vrouw geld uit mijn portemonnee pakte. Zij liep vervolgens weg. Ik zag dat er een man naar mij toe liep in de tunnel. Ik zag dat zijn vrouw, achter de vrouw aan door de tunnel naar de Vredeveldseweg liep. Die vrouw heeft uiteindelijk een foto van de vrouw gemaakt en zij heeft ook nog met de vrouw gesproken. Ik kan de vrouw als volgt omschrijven: Gezet postuur, 35-40 jaar, Negroide, Blauw jack, Bandana om haar hoofd in de kleuren beige/roze en Rozeachtige rok met broek eronder.
Verbalisant [verbalisant] verklaart -zakelijk weergegeven- [2] : Op 9 juli 2014 kwam bij mij een collega om mij een foto te laten zien. Ik herkende deze persoon als mevrouw [verdachte] (verdachte). De aan mij getoonde foto was gekregen van getuige [getuige 1].
Getuige [getuige 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [3] : Op 9 juli 2014 was ik op het station van Assen. Bij het fietspad zag ik een oudere vrouw met een portemonnee in haar hand samen met de verdachte. Halverwege de trap hoorde mijn man de fiets vallen. Toen ik beneden kwam hielp mijn man de vrouw haar fiets op te rapen. De vrouw verklaarde: “alles is er uit. Al mijn geld is weg.” Terwijl ik op het perron sta zie ik de verdachte de trap op rennen, en zich achter het elektriciteitshuisje verstoppen. Ik ben achter de verdachte aangerend. Ik dacht dat de negroïde vrouw er mogelijk wat mee te maken had. Ik zag de verdachte op dat moment lopen op straat. Ze was dus achter het elektriciteitshuisje vandaan gekomen. Ik zei dat ik een foto van haar zou maken en deze zou versturen naar de politie. Ik heb vervolgens twee foto’s [4] van de verdachte gemaakt.
Getuige [getuige 1] verklaart -zakelijk weergegeven- [5] :
V: Die persoon die u hier op de foto heeft gezet is dat dezelfde persoon als diegene die u in liet tunneltje heeft gezien en daarna achter liet elektriciteitshuisje is gaan verstoppen?
A: Ja.
Getuige [getuige 2] verklaart -zakelijk weergegeven- [6] : Voor de trap naar het perron zag ik twee vrouwen staan en tussen hun in stond een fiets. De blanke vrouw had een portemonnee in haar hand. Toen de negroïde vrouw weg liep zag ik dat zij achterom keek en hoorde ik haar zeggen: “ Het is je eigen schuld”. Toen ik bij de blanke vrouw stond hoorde ik haar zeggen: “ Ze deed een greep in mijn portemonnee, terwijl ik hem nog in mijn handen had.” Ik omschrijf de Negroïde vrouw als volgt: donkere huidskleur, mollig type. Zij had zwart haar wat zij wat strakker achterover droeg. Achteraf heb ik gehoord van mijn vrouw dat zij een foto heeft genomen van de negroïde vrouw die zij eerder in de Vredeveldsetunnel had gezien.
Verdachte verklaart -zakelijk weergegeven- [7] : Ik ben wel langs het station geweest.
V: Een mevrouw heeft verklaard dat u haar aansprak vanaf de Vredeveldseweg bij de trap en dat ze met de fiets bij u stopte. Wat zei u tegen deze mevrouw?
A: Ik zou het niet weten. Ik weet nog wel dat er een vrouw aan kwam en die mij op camera wilde hebben.
0: Verbalisanten tonen de foto gemaakt door de getuige.
A: Ja dat is door die mevrouw. Ik weet niet meer of dat vandaag of gister is geweest.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op 09 juli 2014 in de gemeente Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het bewezen geachte levert op:
diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Strafbaarheid

De rechtbank is op grond van het omtrent verdachte d.d. 10 maart 2011 opgemaakte psychologisch rapport door psycholoog-psychotherapeut G. de Bruijn en de daarna -op voornoemd rapport gebaseerde- uitgebrachte rapportages van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.

Strafmotivering

De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een geldbedrag (uit een portemonnee) van een nietsvermoedende bejaarde vrouw in de nabijheid van het treinstation te Assen.
Door aldus te handelen heeft verdachte het slachtoffer angst aangejaagd. Van een dergelijke diefstal ondervinden slachtoffers niet zelden nog lange tijd nadelige gevolgen. Tevens veroorzaakt een dergelijk feit gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank rekent dit feit verdachte zwaar aan.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking, de aard en de ernst van het gepleegde feit, voornoemde omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 september 2014, waaruit blijkt dat verdachte eerder terzake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
De officier van justitie heeft gevorderd oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 dagen, zijnde gelijk aan de reeds door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. De raadsman van verdachte heeft aangegeven zich in de eis van de officier van justitie te kunnen vinden.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden een gevangenisstraf voor de duur zoals door de officier van justitie is gevorderd passend en geboden. De rechtbank heeft bij de strafbepaling met name laten meewegen dat verdachte thans krachtens een BOPZ-maatregel in de FPK te Assen is opgenomen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 15 dagen.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Läkamp , voorzitter,
en mr. M.A.A. van Capelle en mr. M. van der Veen, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 04 november 2014,
zijnde mr. Van der Veen buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 24ev van het proces-verbaal van de politie, registratienummer: PL031V-2014053395 (het PV)
2.op pagina 30 van het PV
3.op pagina 32ev van het PV
4.op pagina 34/35 van het PV
5.op pagina 42 van het PV
6.op pagina 38ev van het PV
7.op pagina 47ev van het PV