ECLI:NL:RBNNE:2014:5363

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2014
Publicatiedatum
31 oktober 2014
Zaaknummer
C/18/149146/HA ZA 14-170
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cumulatie van vorderingen in civiele procedure met verwijzing naar kantonrechter

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, is op 29 oktober 2014 vonnis gewezen in een incident. De zaak betreft een vordering van KNP B.V. en andere eiseressen tegen een gedaagde, die verzocht om onbevoegdheid van de rechtbank en verwijzing naar de kantonrechter. De eiseressen, KNP B.V., Autobedrijf Velting B.V. en Motorspuitbedrijf Hazelaar V.O.F., stelden dat hun vorderingen gezamenlijk behandeld moesten worden, ondanks dat geen van de individuele vorderingen het bedrag van € 25.000,00 overschreed. De rechtbank heeft de argumenten van de gedaagde, die stelde dat de vorderingen afzonderlijk beoordeeld moesten worden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van KNP B.V. samen met de rente en beslagkosten het bedrag van € 25.000,00 overschreden, waardoor de kantonrechter bevoegd was. De rechtbank heeft de vordering van de gedaagde toegewezen en de zaak verwezen naar de kamer voor kantonzaken. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De partijen zijn geïnformeerd dat zij niet verplicht zijn om een advocaat te hebben in de verdere procedure en dat het griffierecht verlaagd zal worden. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. M.A.B. Faber-Siermann.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Groningen
zaaknummer / rolnummer: C/18/149146 / HA ZA 14-170
Vonnis in incident van 29 oktober 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KNP B.V.,
gevestigd te Haren Gn,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AUTOBEDRIJF VELTING B.V.,
gevestigd te Bedum,
3. de vennootschap onder firma
MOTORSPUITBEDRIJF HAZELAAR V.O.F.,
gevestigd te Groningen,
eiseressen in de hoofdzaak,
verweersters in het incident,
advocaat mr. W.L.R. Schuurmans te Roden,
tegen
[gedaagde] [naam],
wonende te Haren Gn,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. R.G. Holtz te Groningen.
Partijen zullen hierna gezamenlijk KNP c.s. en afzonderlijk KNP, Velting en Hazelaar en [naam] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid c.q. verwijzing naar de kantonrechter,
  • de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling in het incident

2.1.
[naam] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart en de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. KNP c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2.
[naam] stelt zich op het standpunt dat indien er sprake is van subjectieve cumulatie, voor elke eiser afzonderlijk moet worden bezien welke sector bevoegd is. Geen van de individuele vorderingen van KNP c.s. gaan ieder op zich een bedrag van € 25.000,00 te boven, zodat ingevolge artikel 93 sub a Wetboek van Rechtsvordering de zaak behandeld en beslist dient te worden door de kantonrechter.
2.3.
KNP c.s. verweert zich en stelt daartoe dat vorderingen van KNP c.s., gelet op hun samenhang en vanuit proceseconomisch oogpunt, gezamenlijk behandeld dienen te worden. Ten aanzien van de hoogte van de vorderingen stelt KNP c.s. dat de vorderingen van KNP het bedrag van € 25.000,00 wel te boven. De vordering sub 1. van KNP bedraagt
€ 22.297,00 in hoofdsom en € 1.574,44 aan rente tot aan de dagvaarding en de vordering sub 2. een bedrag van € 1.252,63 aan beslagkosten. Tezamen bedragen de vorderingen van KNP derhalve € 25.124,07.
2.4.
De rechtbank is van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering kunnen dragen. Hiertoe is het volgende van belang.
2.5.
Op grond van artikel 93 onder a Rv, is de kantonrechter bevoegd tot kennisname van zaken betreffende vorderingen met een beloop van ten hoogste € 25.000,00, de tot aan de dag van dagvaarding verschenen rente daarbij inbegrepen. Op grond van artikel 94 Rv mogen voor de toepassing van artikel 93 onder a (en b) Rv het totale beloop of de totale waarde van de vorderingen worden opgeteld, indien meer dan één vordering wordt ingesteld. In het onderhavige geval vordert KNP betaling van een bedrag van € 22.297,00 vermeerderd met de rente tot aan de dagvaarding van € 1.574,44, tezamen € 23.871,44, én een bedrag van € 1.252,63 aan beslagkosten. Beslagkosten dienen echter op grond van artikel 237 juncto 240 Rv te worden gerekend tot de te liquideren proceskosten. De in de onderhavige zaak gevorderde beslagkosten mogen niet meetellen bij de bepaling van de competentiegrens. De vorderingen van KNP komen dan neer op een bedrag van
€ 23.871,44, zodat de kantonrechter in de onderhavige zaak ten aanzien van die vorderingen bevoegd is. Ingeval van subjectieve cumulatie moet voor elke eiser afzonderlijk worden bezien welke rechter bevoegd is tot kennisname. De vorderingen van Velting en Hazelaar bedragen respectievelijk € 723,52 en € 1.936,00, zodat de kantonrechter ook ten aanzien van die vorderingen bevoegd is.
2.6.
Nu de kantonrechter, gelet op het voorgaande, ten aanzien van alle (neven)vorderingen bevoegd is, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of er voldoende samenhang is tussen de vorderingen.
2.7.
Naar het voorlopig oordeel van de rechtbank dient de onderhavige zaak, gelet op het beloop van de vorderingen, verder te worden behandeld en beslist door de kantonrechter. Daarom zal de zaak worden verwezen naar de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank.
2.8.
De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
3.1.
wijst de vordering toe,
3.2.
houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
3.3.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de kamer voor kantonzaken van deze rechtbank, locatie Groningen, op woensdag 26 november om 11.00 uur,
3.4.
wijst partijen erop dat zij op de hiervoor vermelde rolzitting niet hoeven te verschijnen, omdat de kantonrechter eerst zal beslissen op welke wijze de procedure zal worden voortgezet, waarna de griffier partijen over deze beslissing zal informeren,
3.5.
wijst partijen erop dat zij in het vervolg van de procedure niet meer vertegenwoordigd hoeven te worden door een advocaat, maar ook persoonlijk of bij gemachtigde kunnen verschijnen,
3.6.
wijst partijen erop dat het in deze procedure geheven griffierecht ingevolge art. 8 lid 4 WGBZ zal worden verlaagd en dat het teveel betaalde griffierecht door de griffier zal worden teruggestort.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.B. Faber-Siermann en in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.type: