ECLI:NL:RBNNE:2014:5313

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
29 oktober 2014
Zaaknummer
18.830161-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van TBS met verpleging van overheidswege na seksueel misbruik van adoptiezoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn adoptiezoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 maart 2012 tot 1 juli 2013 meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment minderjarig was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, maar zijn raadsvrouw heeft gepleit voor een partieel vrijspraak op basis van de tijdsperiode waarin de feiten zich zouden hebben voorgedaan.

De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en verklaringen van getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien de psychiatrische rapportages die pedofilie en een seks- en pornoverslaving vaststelden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen en heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaar, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Dit besluit werd genomen om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte, die een hoog recidiverisico vertoonde.

De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijk opgelegde straf van een eerdere veroordeling ten uitvoer te leggen, toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet alleen strafbaar was voor de bewezen feiten, maar ook dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de TBS-maatregel vereisten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor seksuele delinquenten en de bescherming van kwetsbare slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummers 18/830161-14 en 13/660384-12 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d.
24 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 oktober 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.C. Daniëls, advocaat te Amsterdam.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door
mr. P.M. van der Spek.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2011 tot en met 16 april 2014, te [pleegplaats], althans in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte, (telkens) zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht
en/of zijn penis door [slachtoffer] in de mond laten nemen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2011 tot en met 16 april 2014, te [pleegplaats], althans in Nederland, meerdere malen, althans eenmaal, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, (telkens) [slachtoffer]
heeft gestreeld over diens billen en/of penis en/of [slachtoffer] heeft gepijpt en/of afgetrokken en/of dat verdachte (telkens) zichzelf aftrok in aanwezigheid van [slachtoffer] en/of zich liet aftrekken door [slachtoffer]
en/of (daarbij) ejaculeerde op de buik, benen en/of billen van [slachtoffer];
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2011 tot en met 16 april 2014, te [pleegplaats], in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een afbeelding(en), te weten een (aantal) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en) heeft verspreid en/of aangeboden en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit, onder meer:
het oraal penetreren met de penis van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voor wat betreft de ten laste gelegde periode heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich na
oktober 2012 niet meer schuldig heeft gemaakt aan het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Verdachte moet dan ook partieel worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde.
Beoordeling van het bewijs
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
De bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 17 april 2014, opgenomen op pagina 19 e.v. van dossier nummer 2014041457 d.d. 10 juni 2014, inhoudende de verklaring van [slachtoffer]
Bijlagen 4.1, 5.1 en 5.2, opgenomen in het proces-verbaal van de gerechtelijke politie [plaats], nummer 2014041457 d.d. 28 februari 2014
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 25 augustus 2014, inhoudende de verklaring van
[slachtoffer], afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, zakelijk weergegeven:
U vraagt mij of ik mij nog kan herinneren dat het ook is gebeurd toen wij bij [persoon] inwoonden. Nee, toen was het al gestopt.
Een proces-verbaal d.d. 17 april 2014, opgenomen op pagina 49 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
[persoon] en ik zijn vanaf juli 2013 samen.
Met betrekking tot de ten laste gelegde periode van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde oordeelt de rechtbank als volgt. Ten aanzien van het begin van de ten laste gelegde periode zoekt de rechtbank aansluiting bij de strafbare feiten waarvoor verdachte is veroordeeld onder parketnummer 13/660384-12. Voor wat betreft het einde van de ten laste gelegde periode gaat de rechtbank uit van de verklaringen daaromtrent van aangever en verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 3 maart 2012 tot 1 juli 2013, te [pleegplaats] meerdere malen met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], hebbende verdachte telkens zijn penis in de mond van [slachtoffer] gebracht;
2.
hij in de periode van 3 maart 2012 tot 1 juli 2013, te [pleegplaats] meerdere malen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer], bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, [slachtoffer] heeft gestreeld over diens billen en/of penis en/of [slachtoffer] heeft gepijpt en/of afgetrokken en/of dat verdachte zichzelf aftrok in aanwezigheid van [slachtoffer] en/of zich liet aftrekken door [slachtoffer]
en/of (daarbij) ejaculeerde op de buik, benen en/of billen van [slachtoffer];
3.
hij in de periode van 3 maart 2012 tot 1 juli 2013 te [pleegplaats] meermalen telkens afbeeldingen, te weten films, heeft verspreid en vervaardigd, terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit, onder meer:
het oraal penetreren met de penis van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Feit 2: ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd.
Feit 3: een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden en vervaardigen, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 10 juni 2014, opgemaakt door
K.N. Broek, psychiater en de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 6 juni 2014, opgemaakt door E. de Vrij, psycholoog.
De conclusies van deze rapporten luiden, zakelijk weergegeven, dat bij verdachte sprake is van pedofilie van het niet-exclusieve type en een seks- en pornoverslaving (stoornis in de inpulsbeheersing). Deze diagnose was ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig en beïnvloedde de gedragskeuzes van verdachte. Verdachte kon zijn pedoseksuele impulsen niet beheersen en heeft toen hem misbruik van zijn dochter ten laste werd gelegd zijn aandacht verplaatst naar zijn adoptiezoon.
Verdachte werd ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloed door zijn pedoseksuele gevoelens en zijn seksverslaving en mogelijk ook door de onderliggende eenzaamheidsproblematiek, maar niet in die mate dat zijn gedrag hier helemaal uit verklaard kan worden.
De psychiater adviseert om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor het hem ten laste gelegde.
De rechtbank verenigt zich met voormeld advies. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Oplegging van straf en maatregel

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Op deze wijze dient de maatschappij tegen verdachte te worden beschermd.
Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen van die feiten voor het slachtoffer. Verdachte toont geen empathie richting het slachtoffer en hij neemt geen echte verantwoordelijkheid voor de door hem gepleegde strafbare feiten. Zo heeft verdachte de mogelijkheid om zijn seksueel misbruik van het slachtoffer bij De Waag bespreekbaar te maken, onbenut gelaten.
De officier van justitie heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo heeft de psychiater in diens rapportage geadviseerd om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor de hem ten laste gelegde strafbare feiten.
Tot slot heeft de officier van justitie rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit op de dagvaarding en met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte bereid is om zich aan alle voorwaarden te houden die de reclassering heeft geformuleerd in het maatregelrapport d.d. 22 augustus 2014. De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in duur gelijk is aan het door verdachte ondergane voorarrest. Daarnaast heeft de raadsvrouw ervoor gepleit om aan verdachte geen TBS met voorwaarden op te leggen, maar een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
Strafoplegging
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn adoptiezoon ruim een jaar seksueel misbruikt. Dit misbruik vond telkens thuis plaats. Door zo te handelen heeft verdachte een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, die vanwege zijn leeftijd en relatie met hem in een kwetsbare positie verkeerde.
Slachtoffers van dit soort ernstige feiten ondervinden daar nog jarenlang, zo niet hun leven lang, last van. De herinnering aan die strafbare feiten hindert hen dikwijls in hun dagelijks functioneren. Verdachte is volstrekt voorbij gegaan aan wat voor gevolgen zijn handelen voor het slachtoffer zou hebben. Hij heeft alleen oog gehad voor het bevredigen van zijn eigen lustgevoelens.
Daarnaast heeft verdachte filmpjes gemaakt van dit misbruik en deze filmpjes verspreid via internet, door ze te delen met een chatcontact. Nu het slachtoffer de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen.
In het nadeel van verdachte zal de rechtbank er bovendien rekening mee houden dat verdachte ter terechtzitting van 10 oktober 2014 het bezit op 16 april 2014 van 7 kinderpornografische afbeeldingen en 20 afbeeldingen met daarop pornografie tussen mens en dier heeft bekend, welk strafbaar feit ad informandum op de dagvaarding met parketnummer 18/830161-14 staat vermeld. Voor dit feit zal verdachte niet afzonderlijk worden vervolgd.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat het seksueel misbruik deels plaatsvond in een periode dat verdachte werd behandeld in verband met seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter.
In strafmatigende zin zal de rechtbank er rekening mee houden dat uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat bij verdachte sprake is van seksuele stoornissen en een stoornis in de impulsbeheersing en dat hij als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten tijde van het plegen van de strafbare feiten.
De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank zal een kortere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank van oordeel is dat de straf die de rechtbank zal opleggen de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt.
Oplegging van de maatregel
Voormeld psychologisch rapport van De Vrij houdt naast het eerder overwogene - voor zover hier van belang - in, zakelijk weergegeven:
Het risico op het plegen van soortgelijke strafbare feiten wordt beoordeeld als matig tot hoog. Risicofactoren zijn de deviante pedoseksuele voorkeur, de onvoldoende open c.q. onvoldoende betrouwbare houding ten tijde van het eerder gevolgde behandeltraject voor incestplegers, het onvoldoende nemen van persoonlijke verantwoordelijkheid voor de eigen onmaatschappelijke keuzes en de onvoldoende doorleefde slachtofferempathie. Ook vormt de (meer psychodynamisch gezien) existentiële eenzaamheid een risicofactor voor terugval in delictgedrag.
Een behandeling voor seksuele delinquenten is (opnieuw) noodzakelijk. Hierbij wordt gezien de veronderstelde schijnaanpassing binnen de ambulante behandelsetting een klinische start binnen een forensisch psychiatrische kliniek noodzakelijk geacht. Binnen een klinische setting kan de diagnostiek worden verfijnd, kan op meerdere fronten aan zijn problemen worden gewerkt en kan bij goed verloop worden overgegaan op externe (deeltijd)trajecten. Gezien de ernst van het delictgedrag (feitelijk een recidive) wordt geadviseerd het strakkere kader van een TBS-maatregel in overweging te nemen, waarbij - indien aannemelijk wordt geacht dat betrokkene sinds begin 2013 zijn leven aan het beteren is - de voorkeur gegeven wordt aan het kader van een TBS met voorwaarden.
Het psychiatrische rapport van Broek houdt naast het eerder overwogene - voor zover hier van belang - in, zakelijk weergegeven:
Voor het risico op recidive is van belang dat verdachte ontkent dat er sprake is van pedofilie. Verdachte heeft weinig slachtofferempathie. Een belangrijk item voor de inschatting op het risico op recidive is de eenzaamheid als luxerende factor. Eenzaamheid verdraagt verdachte nauwelijks, waardoor hij weer sneller kan terugvallen in oude patronen. Wanneer er in de toekomst weer kinderen aan het toezicht van verdachte worden toevertrouwd, wordt het risico op recidive van seksueel misbruik matig tot hoog ingeschat. Het risico voor het kijken naar kinderporno wordt zowel op de korte als op de lange termijn hoog ingeschat.
Verdachte is gerecidiveerd nadat het misbruik van zijn dochter hem al ten laste was gelegd. Gezien de kans op recidive, de aard van de problematiek, de gewenste controle en de verwachte duur van de behandeling biedt een deels voorwaardelijke straf met voorwaarden niet voldoende bescherming. Het advies is om verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen, waarbij een start met een klinische behandeling een voorwaarde is. Mochten er tijdens het politieonderzoek meerdere feiten naar voren komen waaruit blijkt dat zijn pedoseksuele gedrag na januari 2013 niet is gestopt, dan is het de vraag in hoeverre hij van een TBS met voorwaarden kan profiteren en is het aan de rechtbank om een TBS met verpleging van overheidswege te overwegen.
Beide rapporteurs achten, mede op basis van het voorgaande, behandeling van verdachte noodzakelijk. De rechtbank onderschrijft deze conclusies in zoverre en maakt deze tot de hare.
Beide rapporteurs adviseren het opleggen van een TBS-maatregel met voorwaarden, mits het pedoseksuele gedrag van verdachte na 1 januari 2013 is gestopt.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij in 2013 diverse seksueel getinte chatsessies heeft gevoerd met een zestienjarig meisje.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alleen door een behandeling in het kader van een TBS met verpleging van overheidswege het recidiverisico in voldoende mate kan worden verminderd. Het is in het belang van de maatschappij dat verdachte zich pas weer in de samenleving begeeft wanneer hij de volledige behandeling heeft ondergaan. De maatschappij dient de grootst mogelijke bescherming te worden geboden tegen verdachte. De rechtbank zal dan ook – anders dan door de officier van justitie is gevorderd en door de raadsvrouw is bepleit – aan verdachte TBS met verpleging van overheidswege opleggen.
Gebleken is dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond. De door hem begane feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
De rechtbank beoordeelt het recidivegevaar als groot. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen eisen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling en het daarbij te geven bevel dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Tot slot merkt de rechtbank op dat het misdrijven betreft die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde straf bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 22 november 2012 geheel ten uitvoer te leggen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de proeftijd van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 22 november 2012 voorwaardelijk opgelegde straf is ingegaan op
8 december 2012. Nu niet kan worden bewezen dat verdachte na 26 oktober 2012 nog strafbare feiten heeft gepleegd, is verdachte niet tijdens de proeftijd de fout ingegaan. De vordering tenuitvoerlegging van de officier van justitie moet dan ook worden afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 22 november 2012, gewezen door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, is de verdachte veroordeeld tot - voor zover hier van belang - een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 5 september 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd.
Nu de veroordeelde de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 22 november 2012 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 37a, 37b, 57, 63, 240b, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van
twee jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de veroordeelde ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Gelast de tenuitvoerlegging van het vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam d.d. 22 november 2012 onder parketnummer 13/660384-12, voor zover betreft de toen voorwaardelijk opgelegde
gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter,
mrs. L.W. Janssen en C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op
24 oktober 2014.