In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn adoptiezoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 3 maart 2012 tot 1 juli 2013 meerdere ontuchtige handelingen heeft gepleegd met het slachtoffer, die op dat moment minderjarig was. De tenlastelegging omvatte onder andere het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer en het vervaardigen en verspreiden van kinderpornografische afbeeldingen. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten, maar zijn raadsvrouw heeft gepleit voor een partieel vrijspraak op basis van de tijdsperiode waarin de feiten zich zouden hebben voorgedaan.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en verklaringen van getuigen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, gezien de psychiatrische rapportages die pedofilie en een seks- en pornoverslaving vaststelden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer in overweging genomen en heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaar, met daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. Dit besluit werd genomen om de maatschappij te beschermen tegen de verdachte, die een hoog recidiverisico vertoonde.
De rechtbank heeft ook de vordering van de officier van justitie om de voorwaardelijk opgelegde straf van een eerdere veroordeling ten uitvoer te leggen, toegewezen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte niet alleen strafbaar was voor de bewezen feiten, maar ook dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van de TBS-maatregel vereisten. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling voor seksuele delinquenten en de bescherming van kwetsbare slachtoffers.