ECLI:NL:RBNNE:2014:5297

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
18.920123-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van bedreiging met vuurwapen en wapenbezit

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met een vuurwapen en wapenbezit. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit, namelijk het opzettelijk van het leven beroven van een slachtoffer, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte daadwerkelijk heeft geschoten. De rechtbank heeft hierbij de verklaringen van de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie in overweging genomen, die allen tot de conclusie kwamen dat het bewijs onvoldoende was.

De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte op 18 juni 2014 het slachtoffer heeft bedreigd met een vuurwapen, wat als een ernstig feit wordt beschouwd. De verdachte heeft het wapen op het slachtoffer gericht, wat niet alleen angst heeft veroorzaakt bij het slachtoffer, maar ook bij omstanders. De rechtbank heeft de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de achtergrond van de verdachte meegewogen in de strafmaat.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht maanden geëist, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank heeft deze eis in overweging genomen en heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Tevens zijn de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en munitie, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om mee te werken aan reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer: 18.920123-14
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 28 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [woonadres],
thans verblijvende in [verblijfplaats]
.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 14 oktober 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M.G. Doornbos, advocaat te Assen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 18 juni 2014 te [pleegplaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met behulp van een vuurwapen, gericht, een of meer kogel(s) naar die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 18 juni 2014 te [pleegplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gericht op die [slachtoffer], althans dat vuurwapen/voorwerp zichtbaar voor die [slachtoffer] vastgehouden, daarbij kijkend naar die [slachtoffer];
2. hij op of omstreeks 18 juni 2014 te en in de gemeente [pleegplaats] een of meer wapens van categorie III onder 1, te weten een (dubbelloops) pistool, en/of munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. P. van der Vliet acht hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
De officier van justitie acht hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert voor deze feiten een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van de dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden een meldingsgebod, een gedragsinterventie in de vorm van de COVAplus-training en een verplichte ambulante behandeling.
Voorts vorderde zij de onttrekking aan het verkeer van de in beslaggenomen voorwerpen, te weten een dubbelloops pistool, merk Gun Toys, model Derringer, kaliber . 22 en 2 kogelpatronen, merk CCI, kaliber .22.

Vrijspraak

De verdachte dient van het hem onder 1 primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit feit, evenals de verdachte, diens raadsman en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geschoten.

Bewijsmiddelen

Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van de feiten 1 subsidiair en 2 volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
1. de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 14 oktober
2014.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Eenheid Noord-
Nederland, Districtsrecherche, proces-verbaalnummer 2014047234 d.d. 16 juli 2014, met bijlagen, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Zuidwest, Unit Recherche Zuidwest, proces-verbaalnummer PL033E-2014047234-1 d.d. 18 juni 2014, houdende de verklaring van aangever [slachtoffer], wonende te [plaats] (pagina’s 19 t/m 24);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2014047240-1 d.d. 18 juni 2014, houdende de verklaring van aangeefster/[getuige 1], wonende te [plaats] (pagina’s 26 en 27);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Noord, Basiseenheid Assen, proces-verbaalnummer PL031V 2014047234-24 d.d. 18 juni 2014, houdende de verklaring van de [getuige 2], wonende te [plaats] (pagina’s 28 t/m 30);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van Politie Eenheid Noord-Nederland, District Noord, Unit Recherche Noord, proces-verbaalnummer PL031E-2014047234-32 d.d. 27 juli 2014, houdende de verklaring van de verdachte (pagina’s 118 t/m 122).
3. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Eenheid Noord-Nederland, Dienst Regionale Recherche, Team Wapens, Munitie en Explosieven, proces-verbaal nr. 03-2014047234, d.d. 21 juli 2014 met bijbehorend fotoblad betreffende het technisch onderzoek naar het inbeslaggenomen dubbelloops pistool en munitie, en houdende zakelijk weergegeven de bevinding van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dat de inbeslaggenomen wapen en munitie vallen onder categorie III van de Wet Wapens en Munitie.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 18 juni 2014 te [pleegplaats] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen gericht op die [slachtoffer];
2. hij op 18 juni 2014 te en in de gemeente [pleegplaats] een wapen van categorie III onder 1, te weten een dubbelloops pistool, en munitie van categorie III, te weten een aantal patronen, voorhanden heeft gehad.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificaties

Het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
1. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
2. Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.17 september 2014.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 8 maanden met aftrek van de dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan een gedeelte groot 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden een meldingsgebod, een gedragsinterventie in de vorm van de COVAplus-training en een verplichte ambulante behandeling.
De raadsman van verdachte heeft een straf bepleit waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk zal zijn aan de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De raadsman heeft verder nog aangevoerd dat verdachte zich kan vinden in het advies van de reclassering, voor wat betreft de op te leggen bijzondere voorwaarden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Het voorhanden hebben van wapens, zeker als het gaat om wapens waarmee daadwerkelijk munitie kan worden afgevuurd, is een ernstig feit. Verdachte heeft met een dergelijk wapen op klaarlichte dag op de openbare weg aangever bedreigd door dat wapen op hem te richten, terwijl bovendien toevallig passerende mensen daar getuige van zijn geweest. Door aldus te handelen heeft verdachte niet alleen aangever grote angst aangejaagd, maar ook toevallig aanwezige voorbijgangers. Verdachte heeft daardoor inbreuk gemaakt op de psychische integriteit van deze mensen; van een dergelijke traumatiserende inbreuk ondervinden slachtoffers niet zelden nog lange tijd nadelige gevolgen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het reclasseringsadvies van Het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering van 25 augustus 2014.
De rechtbank acht in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden de deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met de bijzondere voorwaarden, zoals door de officier van justitie gevorderd passend en geboden.

Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer

De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen, te weten te weten een dubbelloops pistool, merk Gun Toys, model Derringer, kaliber . 22 en 2 kogelpatronen, merk CCI, kaliber .22 vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, aangezien met deze voorwerpen de feiten door verdachte zijn gepleegd en van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet dan wel het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 maandenwaarvan een gedeelte groot
3 maanden voorwaardelijkmet een proeftijd van 3 jaren;
De rechtbank beveelt, dat het voorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank geeft opdracht aan de reclassering Nederland tot toezicht op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden overeenkomstig artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid van het wetboek van strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich binnen 7 dagen nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden zal melden bij het Leger des Heils, Damsterdiep 271, 9713 EE te Groningen, en zich zal houden aan alle hem door de reclassering te geven aanwijzingen, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, en zich gedurende door de reclasseringsorganisatie bepaalde perioden zal blijven melden zo frequent als de reclassering deze perioden nodig acht;
- verplicht zal deelnemen aan de gedragsinterventie GI-LdH CoVaplus;
- verplicht zal meewerken aan diagnostiek en, indien geïndiceerd zal deelnemen aan een behandeling bij de forensische psychiatrie - AFPN Assen of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelbaar zullen worden gegeven.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 15 november 2014.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een dubbelloops pistool, merk Gun Toys, model Derringer, kaliber . 22 en 2 kogelpatronen, merk CCI, kaliber .22.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. de Bock, voorzitter, mr. E. Läkamp en mr. M.A.A. van Capelle, rechters, in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 28 oktober 2014.