In deze zaak heeft verzoeker op 12 augustus 2014 een brief gestuurd aan de Rechtbank Noord-Nederland met het verzoek om onderzoek te doen in een tegen hem lopende strafzaak en om aangifte te doen tegen een andere persoon. De rechter-commissaris, mr. H. van der Werff, heeft op 19 augustus 2014 gereageerd en verzoeker verwezen naar de politie voor zijn aangifte. Tevens heeft zij aangegeven dat verzoeker zijn verhaal kan doen tijdens de behandeling van zijn strafzaak, maar dat er geen aanleiding is voor verdere onderzoekshandelingen. Op 22 augustus 2014 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. H. van der Werff, omdat hij meende dat zij aannames deed in haar brief. De rechter-commissaris heeft op 26 augustus 2014 laten weten niet in de wraking te berusten.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er in deze zaak geen gerechtelijk vooronderzoek is ingesteld en dat de rechter-commissaris geen rechter is die gewraakt kan worden, aangezien zij op dat moment geen zaak van verzoeker in behandeling had. Het verzoek tot wraking werd daarom als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft besloten dat een mondelinge behandeling niet nodig was en heeft het verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 10 september 2014, in aanwezigheid van de griffier.