ECLI:NL:RBNNE:2014:5221

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2014
Publicatiedatum
24 oktober 2014
Zaaknummer
C18/150976/PR RK 14-329
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hernieuwd wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedures

Op 13 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beslissing genomen op een hernieuwd wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. F. Sijens, die betrokken was bij bestuursrechtelijke procedures met registratienummers Awb 14/1719 en 13/3516. Het wrakingsverzoek was ingediend op 12 september 2014, omdat de verzoeker niet op de hoogte was gesteld van de wijziging in de samenstelling van de wrakingskamer. De verzoeker stelde dat hierdoor essentiële vormen niet in acht waren genomen en dat hij de Staat der Nederlanden aansprakelijk stelde voor de geleden schade.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) elke partij een verzoek tot wraking kan indienen tegen rechters die een zaak behandelen, indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trekken. De rechtbank benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank stelt vast dat de verzoeker geen concrete feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zouden wijzen op partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek richt zich enkel op de wijziging van de samenstelling van de wrakingskamer, wat volgens de rechtbank onvoldoende is om de onpartijdigheid van de rechter in twijfel te trekken.

Daarom verklaart de rechtbank de verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking. De rechtbank bepaalt tevens dat de procedure in de hoofdzaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen
meervoudige kamer
Zaaknummer/rolnummer: C18/150976/PR RK 14-329
Beslissing van 13 oktober 2014
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van
[naam],te [woonplaats],
verzoeker.

1.Procesverloop

1.1.
Bij brief van 12 september 2014 heeft verzoeker het verzoek tot wraking ingediend van mr. F. Sijens als rechter die de bestuursrechtelijke procedures met registratienummer Awb 14/1719 en 13/3516 behandelt.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het navolgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft, samengevat weergegeven, het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd. Verzoeker wraakt de behandelend rechter opnieuw, omdat hij niet geïnformeerd was over de wijziging van de samenstelling van de wrakingskamer. Verzoeker is van mening dat daarmee essentiële vormen voor de wrakingskamer niet in acht zijn genomen. Verzoeker stelt de Staat der Nederlanden aansprakelijk voor de schade die hij heeft geleden.

3.De beoordeling

3.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt geldt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter tegenover een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van de verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
3.3.
De rechtbank overweegt dat uit het wrakingsverzoek van verzoeker niet blijkt waarom verzoeker van mening is dat de rechter zich partijdig of vooringenomen zou hebben getoond. Verzoeker heeft hiertoe geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen aangezien het verzoek zich enkel richt op de wijziging van de samenstelling van de wrakingskamer. Omdat een motivering ontbreekt dient verzoeker in zijn verzoek
niet-ontvankelijk te worden verklaard en kan een mondelinge behandeling van het verzoek daarom achterwege blijven.

4.De beslissing

De rechtbank Noord-Nederland:
4.1.
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
4.2.
bepaalt dat het proces in de hoofdzaken (met zaaknummers Awb 14/14/1719 en
Awb 13/3516) wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
4.3.
beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. F. Sijens en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Deze beslissing is gegeven door mr. P. Molema, voorzitter, en mrs. R.B.M. Keurentjes en
B.R. Tromp, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Veenstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beschikking staat geen rechtsmiddel open.