[…]
3. Om te bepalen of [eisers] in strijd met de erfdienstbaarheid hebben gehandeld dient het hof eerst vast te stellen hoe de situatie was op het moment dat [eisers] de woning in juni 1987 geleverd kregen en hoe de situatie thans is. Bij akte van depot van 14 maart 2012 hebben [gedaagden] een viertal originele luchtfoto's in het geding gebracht die naar 's hofs oordeel doorslaggevend zijn voor de uitkomst van het tussen partijen gerezen geschil omtrent erfdienstbaarheid (b), waartoe het volgende wordt overwogen.
4. Op de uit 1986 stammende luchtfoto is te zien dat wanneer een rechte lijn wordt doorgetrokken in het verlengde van de steiger ten westen van de woning van [zzz] (thans [mmm]), deze lijn eindigt op een plaats waar zich uitsluitend water bevindt. Het hof merkt op dat [eisers] weliswaar niet in 1986, maar in 1987 de woning hebben gekocht en dat derhalve niet is uitgesloten dat de situatie toen anders was, maar zulks is door [eisers] niet gesteld en daarvan is ook anderszins niet gebleken. Het hof gaat er derhalve vanuit dat de situatie op het moment van de koop van de woning door [eisers] zo was als weergegeven op de luchtfoto van 1986 en het neemt deze foto als referentiekader.
5. De daarop volgende overgelegde luchtfoto is gemaakt in 1995. Op deze foto valt op dat zich ten westen van de woning van [eisers] aanzienlijk meer grond bevindt dan in 1986 het geval was. Wanneer dezelfde lijn als hiervoor onder rechtsoverweging 4 aangegeven wordt getrokken, is waarneembaar dat deze lijn niet langer slechts water snijdt, maar nu ook grond. De zuidwestelijke hoek van het perceel van [eisers] is vergroot, waar water was is nu grond te zien.
6. Vervolgens is op de luchtfoto uit 2004 te zien dat een deel van de onder 5 genoemde grond kennelijk is afgegraven en dat op die plaats een steiger is aangelegd. Duidelijkheidshalve merkt het hof op dat die steiger zich dus bevindt op de plaats waar zich ten tijde van de aankoop van de woning door [eisers] alleen water bevond.
7. Tenslotte is op de luchtfoto van 2006 duidelijk te zien dat deze steiger is verlengd in de richting van de woning van [mmm].
8. De conclusie van het hof luidt dat op grond van de overgelegde luchtfoto's duidelijk is geworden dat [eisers] met het plaatsen van de steiger hebben gehandeld in strijd met de erfdienstbaarheid onder (b). De overige overgelegde produkties maken dit niet anders en behoeven geen afzonderlijke bespreking meer. Het enkele verweer van [eisers] dat luchtfoto's niet nauwkeurig zijn, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende om tot een andere conclusie te geraken.
Het voorgaande betekent eveneens dat de bodem onder de overige verweren van [eisers] wegvalt. Waar [eisers] stellen dat de walbeschoeiing, de damwand, het plateau en de steiger niet in het water zijn aangebracht maar op uitgegraven grond, moge dit (deels) juist zijn, doch het betreft dan uitgegraven grond die [eisers] zich onrechtmatig, namelijk in strijd met de gevestigde erfdienstbaarheid (b) hadden toegeëigend. Waar [eisers] stellen dat de damwand reeds 20 jaar ter plaatse is acht het hof dat niet relevant. Mochten [eisers] beogen daarmee een beroep op de bevrijdende verjaring van artikel 3.105BW te doen dan overweegt het hof dat, daargelaten of aan de overige vereisten voor bevrijdende verjaring is voldaan, de verjaring is gestuit door het aangetekend schrijven van de advocaat van [gedaagden] van 12 februari 2007 gevolgd door het uitbrengen van de inleidende dagvaarding op 31 juli 2007.
9. […]
10. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen bij tussenarrest is overwogen leidt het hof ertoe te oordelen dat [eisers] onrechtmatig hebben gehandeld door in strijd met erfdienstbaarheid (b) bouwwerken in het water aan te brengen. De notariële akte van 12 juni 1987 waarbij Van der Kamp de woning geleverd heeft gekregen bepaalt weliswaar dat de
op dat momentaanwezige steiger mag worden gehandhaafd, hersteld, en zo nodig vernieuwd, maar duidelijk is dat [eisers] veel verder zijn gegaan dan wat de erfdienstbaarheid op dit punt toelaat. Dat [gedaagden] ondanks deze "landwinning" door [eisers] nog steeds de haveningang in en uit kunnen varen doet aan het onrechtmatig karakter van de gepleegde inbreuk niet af. Waar het hof bij tussenarrest van 21 januari 2012 heeft overwogen dat het verbod om in het water te bouwen, erfdienstbaarheid (b), het recht op vrije doorvaart, erfdienstbaarheid (a), faciliteert is daarmee, anders dan [eisers] bij akte na tussenarrest stellen, niet gezegd dat aan erfdienstbaarheid (b) iedere zelfstandige betekening dient te worden ontzegd. Een andere opvatting zou immers tot de uitkomst leiden dat [eisers] zich zoveel water kunnen toe-eigenen ter bebouwing als zij wensen zolang zij maar een zodanige strook water vrij laten dat [gedaagden] nog in en uit kunnen varen. In dat geval zou het vestigen van erfdienstbaarheid (b) volstrekt zinledig zijn geweest.
[…]