ECLI:NL:RBNNE:2014:5195

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 oktober 2014
Publicatiedatum
22 oktober 2014
Zaaknummer
C/17/126991/HA ZA 13-139
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake dwangsom en naleving van erfdienstbaarheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Nederland is behandeld, hebben eisers, eigenaren van recreatiebungalows, een vordering ingesteld tegen gedaagden, ook eigenaren van recreatiebungalows, met betrekking tot de naleving van een eerder door het gerechtshof Leeuwarden uitgesproken arrest. Dit arrest, gedateerd 4 september 2012, had betrekking op de erfdienstbaarheid van vrije doorvaart en het verbod op het aanbrengen van bouwwerken in het water. Eisers stelden dat zij voldaan hadden aan de verplichtingen uit het arrest, terwijl gedaagden betwistten dat dit volledig was gebeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het arrest van het gerechtshof inmiddels kracht van gewijsde heeft gekregen, wat betekent dat de inhoud ervan niet meer ter discussie kan staan. De rechtbank heeft de handelingen van eisers ter uitvoering van het gebod beoordeeld aan de hand van de inhoud van het gebod en de strekking ervan. De rechtbank oordeelde dat eisers de rode lijn, zoals vastgesteld door het gerechtshof, als uitgangspunt mochten nemen voor de verwijdering van de bouwwerken. De rechtbank heeft de primaire vordering van eisers toegewezen, waarbij werd verklaard dat zij tijdig aan de verplichtingen uit het arrest hebben voldaan en dat er geen dwangsommen verschuldigd zijn aan gedaagden. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van eisers, die zijn vastgesteld op EUR 1.254,71. De rechtbank heeft de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het anders of meer gevorderde afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/126991 / HA ZA 13-139
Vonnis van 22 oktober 2014
in de zaak van

1.[eiser 1],

wonende te [www],
2.
[eiser 2],
wonende te [www],
eisers,
advocaat mr. I.J. Woltman, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen

1.[gedaagde 1],

wonende te [www],
2.
[gedaagde 2],
wonende te Wirdum,
3.
[gedaagde 3],
wonende te Wirdum,
4.
[gedaagde 4],
wonende te Haren,
5.
[gedaagde 5],
wonende te Drachtstercompagnie,
6.
[gedaagde 6],
wonende te Drachten,
7.
[gedaagde 7],
wonende te [www],
8.
[gedaagde 8],
wonende te Maastricht,
gedaagden,
advocaat mr. B. Korvemaker, kantoorhoudende te Leeuwarden.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagden] en [eisers] zijn eigenaren van recreatiebungalows met bijbehorende grond aan de Haan 's Krite te [www]. De woningen zijn gelegen rond een haventje, dat toegang geeft tot het [meer]. De ingang van het haventje bevindt zich op het perceel van [eisers]
2.2.
Ten behoeve van de doorvaart naar en van het [meer] van en naar de woningen van [gedaagden] is ten laste van het perceel van [eisers] en ten gunste van de percelen van [gedaagden] een erfdienstbaarheid gevestigd om te komen en te gaan van en naar het [meer]. Over en weer zijn ten gunste en ten laste van de percelen van de aanwonenden erfdienstbaarheden gevestigd strekkende tot het medegebruik van het haventje. In de akte van levering van de woning aan [eisers] van 12 juni 1987 is - zakelijk weergegeven - eveneens als erfdienstbaarheid opgenomen dat er in het gekochte water niet gebouwd mag worden. Tussen partijen is niet in geschil dat alle aanwonenden van de Haan 's Krite ("het haventje"), waaronder [gedaagden], recht hebben op vrije doorvaart van en naar het [meer].
2.3.
Tussen [eisers] enerzijds en [gedaagden] anderzijds is een procedure aanhangig geweest bij deze rechtbank over - kort samengevat - de vraag of [eisers] inbreuk maakt op het bij erfdienstbaarheid gevestigde recht van [gedaagden] op vrije doorvaart van het haventje aan de [adres]naar het [meer] en vice versa én of [eisers] inbreuk heeft gemaakt op de erfdienstbaarheid geen bouwwerken aan te brengen.
De voormalige rechtbank Leeuwarden (hierna eveneens te noemen: de rechtbank) heeft bij vonnis van 15 oktober 2008 beslist dat [eisers] geen inbreuk maakt op de hiervoor bedoelde erfdienstbaarheden.
[gedaagden] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
2.4.
Na het wijzen van tussenarresten op 4 mei 2010 en 31 januari 2012 - waarbij is overwogen dat [eisers] geen inbreuk maakt op het gevestigde recht op vrije doorvaart - heeft het (toenmalige) gerechtshof Leeuwarden bij arrest van 4 september 2012 overwogen dat [eisers] wél inbreuk maakt op de erfdienstbaarheid geen bouwwerken aan te brengen. In dit arrest is (onder meer) het volgende beslist:
[…]
1. gebiedt [eisers] om binnen vier weken na betekening van dit arrest alle (bouw)werken, die door hen sinds 1987 zijn aangebracht in of op de kadastrale percelen gemeente [wwww] sectie C nummer 1820, 1821 en 2005 - voor zover die zijn geplaatst in of op die delen van de betreffende percelen die in 1987 bestonden uit water en/of riet en die gelegen zijn in de ontsluiting van en naar het [meer]-, te verwijderen en verwijderd te houden;
[…]
3. veroordeelt [eisers] hoofdelijk tot betaling van een dwangsom van € 250,-- voor iedere dag dat [eisers] nalatig blijven in de nakoming van de onder punt 1 en 2 geformuleerde ge- en verboden, met een maximum van € 100.000,--;
[…]
2.5.
Bij tussenarrest van 31 januari 2012 heeft het gerechtshof Leeuwarden onder meer het volgende overwogen:
[…]
De erfdienstbaarheid tot niet bouwen (b).
3.6.
Naar 's hofs oordeel ligt deze erfdienstbaarheid in zoverre in het verlengde van die onder (a) dat het verbod om in het water te bouwen, erfdienstbaarheid (b), de uitvoering van de erfdienstbaarheid tot doorvaart (a) faciliteert. Het aanbrengen van bouwwerken in het water van [eisers] zal de doorvaart immers, zo al niet onmogelijk maken, in ieder geval bemoeilijken.
3.7.
[gedaagden] stellen dat [eisers] in de loop van de jaren na aankoop van de woning steeds omvangrijker werken in het water hebben aangebracht, zoals een walbeschoeiing, damwand, plateau, steiger en een boatsaver, waardoor de ingang van het haventje is versmald. [gedaagden] stellen dat de ingang ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid zeker twaalf meter breed was en dat die thans door de door [eisers] aangebrachte werken nog slechts (ongeveer) 7 meter bedraagt. Ter onderbouwing van deze stelling hebben zij bij memorie van grieven een vijftal produkties overgelegd waaruit dat zou blijken. [eisers] hebben gemotiveerd verweer gevoerd en bij memorie van antwoord produkties overgelegd waaruit zou blijken dat de ingang van het haventje nimmer breder is geweest dan 7 meter en dat de door hen geplaatste steiger, plateau en boatsaver niet in het water zijn geplaatst, maar op een plaats waar ten tijde van het vestigen van de erfdienstbaarheid nog grond was.
3.8.
Het hof overweegt dat de bewijslast van de gestelde inbreuk op deze erfdienstbaarheid bij [gedaagden] ligt. [gedaagden] hebben uitdrukkelijk bewijs aangeboden van hun stelling dat [eisers] water hebben "weggenomen" en daarvoor in de plaats grond/werken hebben aangebracht. Alvorens [gedaagden] toe te laten tot bewijslevering middels de door hen genoemde getuigen zal het hof [gedaagden] in de gelegenheid stellen tot het nemen van een akte waarbij desgewenst nadere kadastrale kaarten en andere bescheiden in het geding worden gebracht. Uit hetgeen [gedaagden] tot nu toe aan produkties in het geding hebben gebracht wordt het door hen gestelde "bouwen in het water" door [eisers] namelijk niet zonder meer duidelijk.
[…]
2.6.
Bij eindarrest van 4 september 2012 heeft het gerechtshof Leeuwarden onder meer het volgende overwogen:
[…]
3. Om te bepalen of [eisers] in strijd met de erfdienstbaarheid hebben gehandeld dient het hof eerst vast te stellen hoe de situatie was op het moment dat [eisers] de woning in juni 1987 geleverd kregen en hoe de situatie thans is. Bij akte van depot van 14 maart 2012 hebben [gedaagden] een viertal originele luchtfoto's in het geding gebracht die naar 's hofs oordeel doorslaggevend zijn voor de uitkomst van het tussen partijen gerezen geschil omtrent erfdienstbaarheid (b), waartoe het volgende wordt overwogen.
4. Op de uit 1986 stammende luchtfoto is te zien dat wanneer een rechte lijn wordt doorgetrokken in het verlengde van de steiger ten westen van de woning van [zzz] (thans [mmm]), deze lijn eindigt op een plaats waar zich uitsluitend water bevindt. Het hof merkt op dat [eisers] weliswaar niet in 1986, maar in 1987 de woning hebben gekocht en dat derhalve niet is uitgesloten dat de situatie toen anders was, maar zulks is door [eisers] niet gesteld en daarvan is ook anderszins niet gebleken. Het hof gaat er derhalve vanuit dat de situatie op het moment van de koop van de woning door [eisers] zo was als weergegeven op de luchtfoto van 1986 en het neemt deze foto als referentiekader.
5. De daarop volgende overgelegde luchtfoto is gemaakt in 1995. Op deze foto valt op dat zich ten westen van de woning van [eisers] aanzienlijk meer grond bevindt dan in 1986 het geval was. Wanneer dezelfde lijn als hiervoor onder rechtsoverweging 4 aangegeven wordt getrokken, is waarneembaar dat deze lijn niet langer slechts water snijdt, maar nu ook grond. De zuidwestelijke hoek van het perceel van [eisers] is vergroot, waar water was is nu grond te zien.
6. Vervolgens is op de luchtfoto uit 2004 te zien dat een deel van de onder 5 genoemde grond kennelijk is afgegraven en dat op die plaats een steiger is aangelegd. Duidelijkheidshalve merkt het hof op dat die steiger zich dus bevindt op de plaats waar zich ten tijde van de aankoop van de woning door [eisers] alleen water bevond.
7. Tenslotte is op de luchtfoto van 2006 duidelijk te zien dat deze steiger is verlengd in de richting van de woning van [mmm].
8. De conclusie van het hof luidt dat op grond van de overgelegde luchtfoto's duidelijk is geworden dat [eisers] met het plaatsen van de steiger hebben gehandeld in strijd met de erfdienstbaarheid onder (b). De overige overgelegde produkties maken dit niet anders en behoeven geen afzonderlijke bespreking meer. Het enkele verweer van [eisers] dat luchtfoto's niet nauwkeurig zijn, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, onvoldoende om tot een andere conclusie te geraken.
Het voorgaande betekent eveneens dat de bodem onder de overige verweren van [eisers] wegvalt. Waar [eisers] stellen dat de walbeschoeiing, de damwand, het plateau en de steiger niet in het water zijn aangebracht maar op uitgegraven grond, moge dit (deels) juist zijn, doch het betreft dan uitgegraven grond die [eisers] zich onrechtmatig, namelijk in strijd met de gevestigde erfdienstbaarheid (b) hadden toegeëigend. Waar [eisers] stellen dat de damwand reeds 20 jaar ter plaatse is acht het hof dat niet relevant. Mochten [eisers] beogen daarmee een beroep op de bevrijdende verjaring van artikel 3.105BW te doen dan overweegt het hof dat, daargelaten of aan de overige vereisten voor bevrijdende verjaring is voldaan, de verjaring is gestuit door het aangetekend schrijven van de advocaat van [gedaagden] van 12 februari 2007 gevolgd door het uitbrengen van de inleidende dagvaarding op 31 juli 2007.
9. […]
10. Het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien met hetgeen bij tussenarrest is overwogen leidt het hof ertoe te oordelen dat [eisers] onrechtmatig hebben gehandeld door in strijd met erfdienstbaarheid (b) bouwwerken in het water aan te brengen. De notariële akte van 12 juni 1987 waarbij Van der Kamp de woning geleverd heeft gekregen bepaalt weliswaar dat de
op dat momentaanwezige steiger mag worden gehandhaafd, hersteld, en zo nodig vernieuwd, maar duidelijk is dat [eisers] veel verder zijn gegaan dan wat de erfdienstbaarheid op dit punt toelaat. Dat [gedaagden] ondanks deze "landwinning" door [eisers] nog steeds de haveningang in en uit kunnen varen doet aan het onrechtmatig karakter van de gepleegde inbreuk niet af. Waar het hof bij tussenarrest van 21 januari 2012 heeft overwogen dat het verbod om in het water te bouwen, erfdienstbaarheid (b), het recht op vrije doorvaart, erfdienstbaarheid (a), faciliteert is daarmee, anders dan [eisers] bij akte na tussenarrest stellen, niet gezegd dat aan erfdienstbaarheid (b) iedere zelfstandige betekening dient te worden ontzegd. Een andere opvatting zou immers tot de uitkomst leiden dat [eisers] zich zoveel water kunnen toe-eigenen ter bebouwing als zij wensen zolang zij maar een zodanige strook water vrij laten dat [gedaagden] nog in en uit kunnen varen. In dat geval zou het vestigen van erfdienstbaarheid (b) volstrekt zinledig zijn geweest.
[…]
2.7.
[gedaagden] heeft het eindarrest van 4 september 2012 op 7 september 2012 aan [eisers] laten betekenen. Het arrest van 4 september 2012 heeft inmiddels kracht van gewijsde gekregen.
2.8.
Tussen (de advocaten van) partijen is gecorrespondeerd omtrent de uitleg van het in het eindarrest van 4 september 2012 aan [eisers] opgelegde gebod.
2.9.
Ter uitvoering van het hiervoor bedoelde gebod heeft [eisers] de bootsaver, de steiger en de nodige grond (laten) verwijderen, waarbij de in de arresten van het gerechtshof Leeuwarden bedoelde rode lijn als uitgangspunt is genomen, aldus, dat hetgeen zich ten westen van deze lijn bevond, is verwijderd.

3.De vordering

3.1.
De vordering van [eisers] strekt ertoe, dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. voor recht verklaart dat [eisers] tijdig heeft voldaan aan de verplichting voortvloeiende uit het arrest van het gerechtshof Leeuwarden d.d. 4 september 2012, meer in het bijzonder onder punt 1 van het petitum en derhalve geen dwangsommen is verschuldigd aan [gedaagden];
subsidiair:
2. bepaalt dat de in het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 4 september 2012 (zaaknummer [nummer]) opgelegde dwangsommen worden opgeheven dan wel matigt tot nihil dan wel een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
3. concreet aangeeft op welke wijze [eisers] dient te voldoen aan de verplichtingen voortvloeiende uit het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van 4 september 2012, meer in het bijzonder punt 1 van het petitum, door aan te geven welke (bouw)werken en/of perceel grond [eisers] alsnog dient te verwijderen;
primair en subsidiair:
4. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2.
[gedaagden] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna - voor zover van belang - nader ingegaan.

4.Het geschil en de beoordeling daarvan

4.1.
De primaire vordering van [eisers] strekt ertoe dat voor recht wordt verklaard dat hij heeft voldaan aan het door het gerechtshof Leeuwarden bij eindarrest van 4 september 2012 opgelegde gebod en dat derhalve geen dwangsommen verbeurd zijn.
Volgens [eisers] heeft hij aan het gebod voldaan door de bootsaver, de steiger en de nodige grond te (laten) verwijderen, waarbij de in de arresten van het gerechtshof Leeuwarden bedoelde rode lijn als uitgangspunt is genomen, aldus, dat hetgeen zich ten westen van deze lijn bevond, is verwijderd.
4.2.
[gedaagden] stelt zich op het standpunt dat door [eisers] niet (volledig) is voldaan aan het door het gerechtshof Leeuwarden in haar eindarrest van 4 september 2012 opgelegde gebod. Volgens [gedaagden] is de bewuste rode lijn door het gerechtshof Leeuwarden slechts gebruikt om te kunnen vaststellen dát het "bouwverbod" is overtreden door [eisers] en niet (ook) om te beoordelen welke omvang die overtreding heeft (gehad). Dat is in ieder geval de opzet van [gedaagden] geweest toen hij het gerechtshof die rode lijn presenteerde. Het gebod is ruim geformuleerd. De bedoeling is dat alle ná 1987 aangebrachte werken worden verwijderd, ongeacht aan welke kant van de bewuste rode lijn die werken zijn gelegen. Volgens [gedaagden] is er slechts aan het gebod voldaan - zoals hij [eisers] ook in correspondentie ná het wijzen van het arrest heeft medegedeeld - indien een lijn wordt getrokken, die evenwijdig loopt aan de oorspronkelijke westgevel (= schoorsteen) en op 1 meter afstand daarvan, enerzijds richting [meer] en anderzijds richting de buren ([zzz]/[mmm]) en alles ten westen van die lijn wordt verwijderd. [eisers] heeft dan ook volgens [gedaagden] niet (volledig) aan het gebod voldaan.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat het arrest van het gerechtshof Leeuwarden van
4 september 2012 inmiddels kracht van gewijsde heeft gekregen. Daarmee moet van de juistheid van dat arrest worden uitgegaan en kan die juistheid in dit geding niet meer ter beoordeling staan. Aan de stellingen van [eisers] zal dan ook voorbij worden gegaan voorzover [eisers] daarmee heeft willen betogen dat het arrest onjuist is.
4.4.
De rechtbank dient zich gelet op het voorgaande te beperken tot een toetsing van de ter uitvoering van het gebod verrichte handelingen aan de inhoud van het gebod, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de rechtbank het doel en de strekking van het gebod tot richtsnoer te nemen in die zin dat het gebod niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel. Maatstaf daarbij is dat de draagwijdte van het gebod beperkt is te achten tot handelingen waarvan in ernst niet kan worden betwijfeld dat zij, mede gelet op de gronden waarop de veroordeling werd gegeven, tot dit gebod behoorden. De omstandigheid dat het gebod is versterkt met een dwangsom, dwingt tot een beperkte uitleg van het gebod. Bovendien moet in aanmerking worden genomen dat een in het dictum uitgesproken veroordeling steeds moet worden gelezen in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt.
4.5.
Bij tussenarrest van 31 januari 2012 heeft het gerechtshof Leeuwarden overwogen dat het door [gedaagden] gestelde "bouwen in het water" door [eisers], waardoor de ingang van de haven volgens [gedaagden] zou zijn versmald, niet zonder meer duidelijk was. Na het in het geding brengen door [gedaagden] van (onder meer) een viertal originele luchtfoto's heeft het gerechtshof Leeuwarden bij eindarrest van 4 september 2012 op basis van een vergelijking van deze luchtfoto's, waarop door [gedaagden] de bewuste rode lijn was aangebracht, vastgesteld dat waar in het jaar 1986 deze rode lijn eindigt op een plaats waar zich uitsluitend water bevindt, diezelfde lijn nadien niet langer slechts water snijdt, maar ook grond. De rechtbank stelt vast dat het gerechtshof Leeuwarden enkel op basis van deze rode lijn vervolgens tot de conclusie is gekomen dat [eisers] in strijd met erfdienstbaarheid (b) bouwwerken in het water heeft aangebracht.
4.6.
Hoewel het gebod vervolgens - conform het petitum, tegen de formulering waarvan door [eisers] geen zelfstandig verweer was gevoerd - ruim is geformuleerd, brengt een beperkte uitleg van het onderhavige gebod, gelezen in verband met de hiervoor bedoelde (samengevatte) rechtsoverwegingen waarop zij steunt, naar het oordeel van de rechtbank met zich dat [eisers] de bewuste rode lijn als uitgangspunt heeft mogen nemen, zoals hij (zoals hij onweersproken heeft gesteld) heeft gedaan. Alleen in zoverre kan immers niet in ernst worden betwijfeld dat het verwijderen van (bouw)werken, mede gelet op de gronden waarop het gebod werd gegeven, tot dit gebod behoorden. Voor het overige heeft het gerechtshof immers geen inbreuken op erfdienstbaarheid (b) vastgesteld. Over een thans door [gedaagden] voorgestane lijn die evenwijdig loopt aan de oorspronkelijke westgevel (= schoorsteen) en op 1 meter afstand daarvan, enerzijds richting [meer] en anderzijds richting de buren ([zzz]/[mmm]), wordt in het arrest niet gerept.
4.7.
Gelet op het voorgaande zal de (primair) gevorderde verklaring voor recht worden toegewezen. Deze verklaring voor recht zal evenwel niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, nu de aard van een dergelijke rechterlijke beslissing zich er niet toe leent om uitvoerbaar bij voorraad verklaard te worden. Wel zal de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
4.8.
Gelet op de omstandigheid dat de primaire vordering van [eisers] zal worden toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de subsidiaire vordering van [eisers] strekkende tot opheffing, dan wel matiging van de dwangsommen en het geven van een aanwijzing op welke wijze aan het door het gerechtshof opgelegde gebod dient te worden voldaan.
4.9.
[gedaagden] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. De kosten aan de zijde van [eisers] zullen worden vastgesteld op:
- dagvaardingskosten EUR 76,71
- griffierecht EUR 274,00
- salaris voor de advocaat EUR
904,00(2 punten x tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.254,71.
4.10.
De gevorderde hoofdelijkheid ten aanzien van de proceskostenveroordeling dient als ongegrond te worden afgewezen. Er bestaat gebondenheid voor gelijke delen, tenzij uit de wet, gewoonte of rechtshandeling iets anders voortvloeit. Gesteld noch gebleken is dat van een dergelijke uitzondering op vorenbedoelde hoofdregel sprake is.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart voor recht dat [eisers] (tijdig) heeft voldaan aan de verplichting voortvloeiende uit het arrest van het gerechtshof Leeuwarden d.d. 4 september 2012, meer in het bijzonder onder punt 1 van het petitum en dat derhalve geen dwangsommen zijn verschuldigd aan [gedaagden],
5.2.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het geding, aan de zijde van [eisers] vastgesteld op EUR 1.254,71,
5.3.
verklaart de veroordeling onder 5.2 uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2014. [1]

Voetnoten

1.82.