ECLI:NL:RBNNE:2014:5108

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
730226-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en verlaten plaats ongeval door automobilist na aanrijding met wielrenner

Op 20 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 mei 2014 met zijn auto een groep wielrenners had afgesneden, waardoor een van hen ten val kwam. De verdachte heeft de plaats van het ongeval verlaten, wat leidde tot de tenlastelegging van poging tot zware mishandeling en het verlaten van de plaats van het ongeval. Tijdens de zitting op 6 oktober 2014 verklaarde de verdachte dat hij de wielrenners had ingehaald en hen naar rechts had gedrukt. De officier van justitie eiste een taakstraf van 180 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de kans op zwaar lichamelijk letsel had gecreëerd en dat hij zich bewust was van de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot zware mishandeling en het verlaten van de plaats van het ongeval. De straf bestond uit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 dagen, een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 4 maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte rekening had moeten houden met de kwetsbare positie van de wielrenners in het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730226-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. J. Houwink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 mei 2014 te of nabij [plaats], (althans) in de gemeente
Opsterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
een of meer fietser(s), (waaronder of te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet -als bestuurder een
(personen)auto rijdend op de weg, [adres], althans op een weg, links
naast een groep (race-)fietsers die op die weg in dezelfde richting reden-
zodanig naar rechts is gaan rijden, dat hij met zijn auto in aanraking kwam
met één van die fietsers, te weten [slachtoffer], of met de fiets van die
[slachtoffer], of dat die [slachtoffer] zodanig moest uitwijken, om een
aanrijding of botsing met de door verdachte bestuurde (personen)auto te
voorkomen, dat die [slachtoffer] ten val kwam,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 mei 2014
te of nabij [plaats], (althans) in de gemeente Opsterland,
opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer]) heeft mishandeld, door
als bestuurder een (personen)auto rijdend op de weg, [adres], althans
op een weg, links naast die [slachtoffer], die op die weg in dezelfde
richting fietste, zodanig naar rechts te gaan rijden, dat hij met zijn auto in
aanraking kwam met die [slachtoffer], of met de fiets van die [slachtoffer]
waardoor, of door welke manoeuvre van verdachte die [slachtoffer]
zodanig moest uitwijken, om een aanrijding of botsing met de door verdachte
bestuurde (personen)auto te voorkomen, dat die [slachtoffer] ten val kwam,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 26 mei 2014 te of nabij [plaats], (althans) in de gemeente
Opsterland, als bestuurder van een motorrijtuig (een (personen)auto), daarmee
heeft gereden over de rijbaan van de weg, [adres], althans van een weg,
komende uit [richting] en gaande in de richting van
[plaats], met het door verdachte bestuurde motorrijtuig één of meer, in
dezelfde richting als verdachte, over de rijbaan van die weg rijdende
(race-)fietser(s) (ter linkerzijde) is gaan inhalen en/of (vervolgens) links
naast die fietsers rijdende (pardoes) naar rechts is gaan rijden en/of naar
rechts heeft gestuurd en/of is gereden,
waarbij of waarna verdachte met (de rechterzijde van) het door hem bestuurde
motorrijtuig is aangereden of (op)gebotst tegen één van die fietsers,
[slachtoffer] geheten, althans tegen de door die [slachtoffer] bestuurde fiets,
in elk geval door welke stuurmanoeuvre van verdachte één van die fietsers
zodanig moest uitwijken om een aanrijding of botsing met het door verdachte
bestuurde motorrijtuig te voorkomen, dat die fietser, voornoemde
[slachtoffer], (daardoor) ten val kwam,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
2.
hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken
was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in of nabij [plaats],
(althans) in de gemeente Opsterland op/aan [adres], althans een weg,
op of omstreeks 26 mei 2014 de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan
een ander (te weten [slachtoffer]) letsel en/of schade was toegebracht.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde;
- oplegging van een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
4 maanden met een proeftijd van twee jaren.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1. primair en 2. tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ten aanzien van het onder
1. primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte door een groepje wielrenners af te snijden de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen. Verdachte heeft deze kans blijkens zijn handelen op de koop toegenomen. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte de botsing met een van de wielrenners zelf heeft veroorzaakt en na de botsing nog heeft geremd. Het kan derhalve niet anders dan dat verdachte op de hoogte van de botsing was en dat hij bewust is doorgereden, aldus de officier van justitie.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat bij het afsnijden van wielrenners met een auto zwaar lichamelijk letsel ontstaat. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat hij een ongeluk had veroorzaakt.
De rechtbank oordeelt met betrekking tot het onder 1. primair ten laste gelegde als volgt.
Blijkens de na te noemen bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte, rijdend in zijn auto, een groep wielrenners heeft afgesneden. Verdachte heeft hierbij de fiets van een van hen, te weten aangever [slachtoffer], geraakt, waardoor aangever ten val is gekomen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij geïrriteerd was door het gedrag van de wielrenners en dat hij hen van de weg wilde drukken.
Voor de vraag of verdachte daarbij (voorwaardelijk) opzet op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel had, dient te worden beoordeeld of verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel bij (een van) de wielrenners heeft doen ontstaan en of hij die kans bewust heeft aanvaard. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat die vraag positief dient te worden beantwoord. Verdachte heeft in zijn irritatie dan wel boosheid de wielrenners bewust afgesneden en daarbij op de koop toegenomen dat (een van) de wielrenners zwaar gewond zou(den) kunnen raken. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat verdachte als automobilist een sterke verkeersdeelnemer was en dat de wielrenners, waaronder aangever, zwakke verkeersdeelnemers waren. Daarbij dient nog te worden opgemerkt dat de wielrenners met een hoge snelheid en dicht op elkaar fietsten.
De rechtbank acht het onder 1. primair ten laste gelegde derhalve bewezen.
De rechtbank oordeelt met betrekking tot het onder 2. ten laste gelegde als volgt.
Verdachte heeft - zoals hiervoor overwogen - opzettelijk een groep met wielrenners afgesneden. Verdachte heeft daarbij met zijn auto de fiets van aangever geraakt, waarna aangever tegen de auto van verdachte aan viel. Het is naar het oordeel van de rechtbank een algemene ervaringsregel dat een automobilist het merkt als er iets of iemand tegen zijn of haar auto aankomt. In het onderhavige geval was verdachte zich bovendien zeer bewust van de nabijheid van de wielrenners, immers was het zijn bedoeling om hen van de weg te rijden.
Een en ander maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het niet anders kan dan dat verdachte heeft gemerkt dat hij iets of iemand had geraakt. Verdachte moest derhalve redelijkerwijs vermoeden dat hij schade en/of letsel bij (een van) de wielrenners had veroorzaakt. Het feit dat verdachte - blijkens de verklaringen van aangever en getuigen [getuige 1] en [getuige 2] - even inhield nadat hij aangever raakte, bevestigt dit naar het oordeel van de rechtbank eens te meer.
De rechtbank acht het onder 2. ten laste gelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank past bij de beoordeling van het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 oktober 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 26 mei 2014 een groepje wielrenners ingehaald en afgesneden. Ik bedoel met afsnijden dat ik ze naar rechts heb gedrukt.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02CD-2014055386, gesloten op 31 mei 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
- een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD-2014055386-20, d.d. 30 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte:
Ik heb de groep fietsers weer ingehaald en ging links naast hen rijden. Ik was boos en stuurde mijn auto naar rechts. Ik had de bedoeling om de groep daarmee van de rijbaan te drukken.
- een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL02CD-2014055386-1, d.d. 26 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Toen wij vandaag over [adres] richting [plaats] reden, hoorde ik dat een auto achter ons toeterde. Direct daarna zag ik dat een blauwe Volkswagen Polo ons inhaalde. Deze auto reed heel dicht langs ons heen. De Polo bleef voor onze groep rijden en ging snelheid minderen. Zoveel zelfs dat wij genoodzaakt waren om hem in te halen om niet stil te hoeven staan op de weg. Toen onze groep de auto had ingehaald, hoorde ik dat de auto weer optrok. Ik zag dat de auto dezelfde snelheid als ons ging rijden. Dat was ongeveer 25 à 30 km/u. Ik zag dat de Polo naast mij kwam rijden en naar rechts stuurde om ons van de weg te duwen. Ik probeerde nog uit te wijken maar er was niet genoeg ruimte voor, ook omdat er een aantal bomen dicht langs deze weg staan. Ik kwam ten val en ging over de kop met mijn fiets. Deze man moet hebben gemerkt dat hij mij heeft aangereden. Ik ben tegen de auto aangevallen en toen raakte ik het asfalt. Toen ik gevallen was, minderde de bestuurder van de auto even snelheid en toen reed hij door.
- een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD-2014055386-10, d.d. 27 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 3]:
Ik reed achter een blauwe auto. Ik zag dat voor deze auto een groepje racefietsers op de rijbaan fietste. De blauwe auto deed nogal gek en daarmee bedoel ik dat hij erg dicht op de fietsers reed en de hele tijd van links naar rechts op de rijbaan slingerde, daarbij claxonneerde hij. Op een gegeven moment haalde de auto de fietsers aan de linkerzijde in. Ik zag dat een fietser een middelvinger opstak naar de bestuurder van de blauwe auto. Ik denk dat de bestuurder dit heeft gezien want hij stopte namelijk onmiddellijk. Hierdoor moesten de fietsers afremmen en vervolgens haalden zij de auto weer aan de linkerzijde in. Op het moment dat de fietsers de auto weer voorbij waren, zag ik dat de blauwe auto aan de linkerzijde van de fietsers ging rijden. Vervolgens zag ik dat de auto op de fietsers inreed, waarbij een fietser ten val kwam. Naar mijn idee deed de bestuurder dit opzettelijk want hij had genoeg ruimte. Hij reed aan de linkerzijde van de weg en stuurde ineens naar rechts in, terwijl dit geen enkel nut had.
- een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD-2014055386-11, d.d. 27 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 1]:
Ik zag dat hij ons inhaalde en ik zag dat hij[slachtoffer] en [getuige 4] afsneed waar door ze moesten uitwijken. [slachtoffer]werd hierbij geraakt aan zijn stuur waardoor hij ten val kwam op het asfalt. [getuige 4] kwam in de berm terechte en kon daar nog stoppen. Vervolgens reed de auto door maar wel zag ik dat hij even twijfelde. Dit zag ik door dat hij even langzamer ging rijden. Vervolgens zag ik dat de auto verder reed.
- een ambtsedig proces-verbaal, nummer PL02CD-2014055386-2, d.d. 26 mei 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [getuige 2]:
Ik keek om en zag dat er iemand van ons op de grond lag. Ik zag dat de auto verder reed. Ik zag dat de auto ver voor ons even inhield. Ik zag dat hij weer verder reed.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 mei 2014 te [plaats], in de gemeente Opsterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan fietsers, waaronder
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - als bestuurder een personenauto rijdend op de weg, [adres], links naast een groep racefietsers die op die weg in dezelfde richting reden - zodanig naar rechts is gaan rijden, dat hij met zijn auto in aanraking kwam met de fiets van [slachtoffer] waardoor die [slachtoffer] ten val kwam, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in [plaats], in de gemeente Opsterland aan [adres], op 26 mei 2014 de voornoemde plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, aan een ander, te weten [slachtoffer], letsel en/of schade was toegebracht.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. primair Poging tot zware mishandeling, meermalen gepleegd.
2. Overtreding van artikel 7, eerste lid onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte reclasseringsrapportage d.d. 30 september 2014, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 10 september 2014, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn auto een groepje wielrenners afgesneden, waardoor een van hen ten val is gekomen. Verdachte heeft vervolgens de plaats van het ongeval verlaten. Door toedoen van verdachte hadden meerdere wielrenners gemakkelijk zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen. Dat slechts één wielrenner gewond is geraakt en dat zijn letsel relatief beperkt is gebleven, is niet te danken aan verdachte. Hoewel verdachte zich kan hebben geërgerd aan het gedrag van de wielrenners, brengt de ongelijkwaardige positie tussen automobilist en fietser in het verkeer met zich dat verdachte te allen tijde rekening had moeten houden met de kwetsbare positie van fietsers in het verkeer.
Het feit heeft zich afgespeeld op de openbare weg en brengt voor het slachtoffer, zijn ploeggenoten, maar ook andere weggebruikers gevoelens van onveiligheid mee.
Het slachtoffer heeft aangegeven aan dat hij door het gebeuren niet alleen fysieke en materiële, maar ook emotionele schade heeft ondervonden. Daarbij speelt tevens een rol dat het slachtoffer shorttracker van beroep is en dat wielrennen een belangrijk onderdeel van zijn trainingsprogramma is.
De reclassering heeft een rapport omtrent verdachte opgemaakt. Geconcludeerd wordt dat het recidiverisico laag/gemiddeld is. De reclassering adviseert om een taakstraf aan verdachte op te leggen.
De officier van justitie heeft een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarvan 90 uren, subsidiair 45 dagen vervangende hechtenis voorwaardelijk en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden gevorderd. De raadsman heeft de oplegging van een kortere taakstraf bepleit.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de feiten, een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Omdat verdachte met zijn gedrag bewust de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht, acht de rechtbank voorts een voorwaardelijk ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op haar plaats, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst dergelijk verkeersgedrag te vertonen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 176 en 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 dagen.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van feit 1. primair voorts een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen - bromfietsen daaronder begrepen - voor de duur van
4 maanden.
Bepaalt dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2014.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
Woude
locatie Leeuwarden,

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730226-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 6 oktober 2014
Tegenwoordig:
mr. Th.A. Wiersma, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. J. Houwink.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. T. Bruinsma, advocaat te Lemmer.
Ter terechtzitting is tevens verschenen de benadeelde partij [slachtoffer].
……………………………………
De benadeelde partij [slachtoffer] deelt - zakelijk weergegeven - mee dat hij zijn vordering tot schadevergoeding intrekt, teneinde deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
…………………………………….
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 20 oktober 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.