ECLI:NL:RBNNE:2014:5106

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
730097-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door steekincident tussen broers

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 20 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zijn broer met een mes in de buik heeft gestoken. De rechtbank oordeelt dat dit een poging tot zware mishandeling oplevert. De verdachte heeft op 5 maart 2014, tijdens een verhitte discussie, zijn broer gestoken, wat resulteerde in een ondiepe steekwond. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de aangever beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet met de intentie handelde om zijn broer te doden, maar wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar acht de poging tot zware mishandeling bewezen. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten, maar de rechtbank houdt rekening met zijn impulsieve gedrag en de noodzaak van reclasseringstoezicht. De rechtbank legt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op gelijk aan de duur van het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 180 dagen, en een taakstraf van 240 uren. De uitspraak bevat ook bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en een contactverbod met de aangever.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730097-14
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Tromp.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
verdachte op of omstreeks 5 maart 2014, te [plaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes,
in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, die [slachtoffer] in de
buik(streek), althans in het onderlichaam heeft gestoken/geprikt, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 5 maart 2014 te [plaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon,
(te weten [slachtoffer]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
met dat opzet met een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp, die
[slachtoffer] in de buik(streek), althans in het onderlichaam, heeft gestoken
en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
verdachte op of omstreeks 5 maart 2014, te [plaats], (althans) in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
met een mes, in elk geval met een scherp en/of puntig voorwerp, in diens
buik(streek), althans diens onderlichaam, heeft gestoken en/of gesneden,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Vordering officier van justitie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- veroordeling voor het primair ten laste gelegde;
- oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren,
- oplegging van de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht met een meldplicht en verplichte ambulante behandeling.

Beoordeling van het bewijs

De officier van justitie heeft veroordeling voor het primair ten laste gelegde, poging tot doodslag, gevorderd. Hiertoe heeft de officier van justitie onder meer aangevoerd dat bij het steken met een groot mes in (de richting van) de buik de aanmerkelijke kans op het ontstaan van levensgevaarlijk letsel bestaat. Deze handeling is naar uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het veroorzaken van levensgevaarlijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dit gevolg heeft aanvaard.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde bepleit. Hiertoe heeft de raadsman onder meer aangevoerd dat verdachte niet stak met het opzet om zijn broer, aangever [slachtoffer] (hierna: aangever), te raken - althans niet in de buik - en dat het letsel zeer gering is.
De rechtbank overweegt als volgt.
Blijkens de stukken heeft verdachte gestoken met een keukenmes met een lemmet van 11 cm. en heeft aangever een ondiepe en oppervlakkige steekwond aan het voorval overgehouden. De rechtbank constateert dat de lezingen van aangever en verdachte met betrekking tot de exacte toedracht van het steekincident uiteenlopen. Aangever heeft verklaard dat verdachte hem opeens stak, terwijl verdachte heeft verklaard dat aangever hem eerst vastpakte, waarop hij aangever stak. Nu sprake is van een één-op-één situatie en er verder geen verklaringen of stukken zijn die de lezing van aangever dan wel verdachte aannemelijker maken, gaat de rechtbank bij de vaststelling van de feiten uit van de verklaring van verdachte. Deze verklaring houdt - zakelijk weergegeven - het volgende in.
Verdachte ging naar aangever toe om verhaal te halen naar aanleiding van het gerucht dat aangever mensen op hem af zou sturen in verband met een nog niet afbetaalde lening. Op de galerij voor de woning van aangever ontstond een hevige discussie. Op een gegeven moment deed aangever zijn handen omhoog en pakte hij verdachte bij zijn bovenarm vast. Verdachte schrok hiervan. Hij weerde af met zijn ene arm en pakte met zijn vrije hand het mes dat hij in zijn jaszak had zitten. Dit mes zat nog in de jas, omdat hij deze een paar dagen eerder had gebruikt voor het doorsnijden van een kabel van een buitenlamp bij zijn partner. Verdachte maakte met het mes een stekende beweging richting aangever. Hij richtte op het bovenbeen van aangever en wilde dat aangever achteruit zou gaan. Aangever bewoog echter en verdachte raakte hem in de buik. Verdachte is hierop weggelopen en heeft meteen 112 gebeld.
De rechtbank is van oordeel dat bij steken met een groot mes in het bovenlichaam de aanmerkelijke kans op het ontstaan van dodelijk letsel bestaat. Voor het bewijzen van voorwaardelijk opzet op de dood dient echter sprake te zijn van het
willens en wetens aanvaardenvan de aanmerkelijke kans op de dood. Nu naar het oordeel van de rechtbank noch uit de verklaring van verdachte, noch uit de aard van het letsel kan worden afgeleid dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever heeft aanvaard, kan dit onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde, te weten een poging zware mishandeling, bewezen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat verdachte door aangever in zijn buik te steken de aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel in het leven heeft geroepen, welke aanmerkelijke kans hij blijkens zijn verklaring en zijn handelen bewust heeft aanvaard.
De rechtbank past bij de beoordeling van het ten laste gelegde de volgende bewijsmiddelen toe.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 6 oktober 2014 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb op 5 maart 2014 in [plaats] [slachtoffer] met een mes in zijn buik gestoken.
2. De inhoud van een zaaksdossier, OPS-dossiernummer PL02R1-2014023763, gesloten op 6 mei 2014, bestaande uit diverse processen-verbaal waaronder:
- een ambtsedig proces-verbaal van aangifte, nummer PL02R1-2014023763-1, d.d. 6 maart 2014 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [slachtoffer]:
Op 5 maart 2014 stak [verdachte] mij met een mes in de rechterkant van mijn buik.
- een schriftelijk bescheid, te weten een afbeelding van het onder verdachte inbeslaggenomen mes;
- een schriftelijk bescheid, te weten een letselverklaring van de GGD Fryslân d.d. 16 april 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De medische informatie uit het MCL vermeldt het volgende: gestoken met een mes rechts in zijn buik, kleine wondopening, weinig bloedverlies. De volgende ochtend bleek dat er geen ernstig penetrerend letsel in de buikholte was, maar slechts een ondiepe en oppervlakkige steekwond in de buikhuid en het spierweefsel.
Beoordeling van het letsel: rechts op de onderbuik een reeds genezend scherprandig litteken van ongeveer 1,5 cm met wat korstvorming erop. Bij nader onderzoek in het ziekenhuis bleek dit een oppervlakkige en niet diepe steekwond te zijn, niet penetrerend tot in de buikholte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het subsidiair ten laste gelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 5 maart 2014 te [plaats], in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten
[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes die [slachtoffer] in de buikstreek heeft gestoken, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot zware mishandeling.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en het over hem opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 17 juni 2014, het trajectconsult d.d. 21 maart 2014, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie
d.d. 10 september 2014, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn broer met een mes in de buik gestoken, wat een poging tot zware mishandeling oplevert. Verdachte deed dit tijdens een discussie met zijn broer waarbij de emoties hoog oplaaiden. Door hierbij een mes te pakken heeft verdachte impulsief en onnadenkend gehandeld en dit rekent de rechtbank hem zwaar aan.
Blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie is verdachte niet eerder voor een geweldsdelict veroordeeld.
Volgens het reclasseringsrapport is verdachte impulsief en beïnvloedbaar en is hij niet in staat gebleken om in een conflictvolle situatie adequaat te reageren. Ter vermindering van het recidiverisico wordt geadviseerd om als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk op te leggen strafdeel aan verdachte op te leggen een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling inhoudende het opstellen van een delictscenario bij de Poli Forensische Psychiatrie en indien nodig een daaruit volgende behandeling bij de Poli Forensische Psychiatrie. Verdachte heeft verklaard dat hij bereid is aan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden mee te werken.
De officier van justitie heeft veroordeling wegens het primair ten laste gelegde en oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan
12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren gevorderd, onder oplegging van de bijzondere voorwaarde zoals omschreven in het reclasseringsrapport.
De raadsman heeft veroordeling wegens het meer subsidiair ten laste gelegde tot een taakstraf bepleit, met een voorwaardelijk strafdeel teneinde oplegging van de genoemde bijzondere voorwaarde mogelijk te maken.
Alles afwegend zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest van verdachte opleggen, met een forse voorwaardelijke gevangenisstraf onder oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank vult deze voorwaarden aan met een contactverbod met aangever, indien de reclassering dit nodig acht. Daarnaast zal de rechtbank een forse taakstraf aan verdachte opleggen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot:
Een taakstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Een gevangenisstraf voor de duur van 182 dagen.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 180 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n):
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na het onherroepelijk worden van de uitspraak meldt bij Reclassering Nederland op het adres Zoutbranderij 1 in Leeuwarden;
2. dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen bij de Poli Forensische Psychiatrie op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer].
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.A. Wiersma, voorzitter, mr. M. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, bijgestaan door mr. C.L. van der Woude, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 oktober 2014.
Mr. Blom is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g.
Wiersma
VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
Jansen
de griffier van de rechtbank Noord-Nederland,
locatie Leeuwarden,
Woude

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/730097-14
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 6 oktober 2014
Tegenwoordig:
mr. Th.A. Wiersma, voorzitter,
mr. M. Jansen en mr. J.N.M. Blom, rechters, en
mr. C.L. van der Woude, griffier.
Als officier van justitie is ter terechtzitting aanwezig mr. N. Tromp.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
………………..
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaatsvinden ter terechtzitting van 20 oktober 2014 te 13:00 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.