ECLI:NL:RBNNE:2014:5105

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
920017-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 626 hennepplanten en het onrechtmatig afnemen van elektriciteit. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. M.R.M. Schaap, verscheen op de zitting van 7 oktober 2014. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het telen van hennepplanten en het stelen van elektriciteit van Enexis BV. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdediging voerde aan dat de binnentreding in de woning van de verdachte onrechtmatig was, omdat de machtiging tot binnentreden een onjuiste datum vermeldde. De rechtbank oordeelde dat deze ongeldige machtiging leidde tot uitsluiting van het bewijs verkregen uit het onderzoek aan de elektriciteitsmeter, wat resulteerde in vrijspraak voor het tweede feit. Voor het eerste feit, het opzettelijk aanwezig hebben van hennepplanten, achtte de rechtbank het bewijs voldoende, onder andere door de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank kwalificeerde het bewezen feit als medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en achtte de verdachte strafbaar. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand op, met een proeftijd van 3 jaren, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder 23 assimilatielampen en cocaïne, onttrokken aan het verkeer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede feit, maar verklaarde het eerste feit bewezen en strafbaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/920017-14
Vonnisvan de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 07 oktober 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
zij op of omstreeks 04 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Midden-Drenthe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [pleegplaats]) (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van ongeveer 626, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet;
2.
zij op een of meer tijdstippen, althans op enig tijdstip in of omstreeks de
periode van 01 januari 2012 tot en met 04 december 2013 te [pleegplaats], gemeente
Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid energie (elektriciteit), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Enexis BV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s)
de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van verbreking.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. E.R. Jepkema acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis;
 2 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren;
 2 onttrekking aan het verkeer van 23 lampen en cocaïne;
 2 teruggave aan de rechthebbende van een sleutel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak feit 2

De raadsvrouw van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat er met een ongeldige machtiging de woning van verdachte is binnengetreden. De machtiging binnentreden is afgegeven voor zaterdag 4 mei 2013, terwijl de daadwerkelijke binnentreding heeft plaatsgevonden op woensdag 4 december 2013. Door dit onherstelbaar vormverzuim dient het verkregen bewijs te worden uitgesloten en dient er vrijspraak te volgen.
De officier van justitie heeft zich op standpunt gesteld dat de onderhavige machtiging een kennelijke misslag bevat. Er is per ongeluk een verkeerde datum in vermeld. Het binnentreden van de woning is rechtmatig gebeurd en het bewijs is rechtmatig verkregen.
De rechtbank is -evenals de raadsvrouw van verdachte- van oordeel dat de schriftelijke machtiging tot binnentreden ongeldig is door de vermelding van een op meerdere punten (dag, maand) onjuiste datum. Het gaat te ver om dan nog van een kennelijke misslag te spreken. Door gebruik te maken van deze ongeldige schriftelijke machtiging tot binnentreden is de binnentreding in de woning van verdachte onrechtmatig geweest. Het als gevolg daarvan verkregen bewijs, namelijk het resultaat van het onderzoek aan de elektriciteitsmeter, dient daardoor voor het bewijs te worden uitgesloten.
De verdachte dient derhalve van het onder 2 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewijsmotivering feit 1

Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en zij noch haar raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van
bewijsmiddelen:
- de verklaring van [verbalisant] [1] ;
- de ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring van verdachte.

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op 04 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Midden-Drenthe, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [pleegplaats] een
hoeveelheid van ongeveer 626 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het onder 1 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat verdachte op of omstreeks 4 december 2013 hennep heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt.

Kwalificatie

Het onder 1 bewezen geachte levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet geven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht in verbinding met artikel 11 van de Opiumwet.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen rekening gehouden met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft tezamen en in vereniging met anderen, waarvan verdachte niet de personalia kent of wil geven, in een schuur bij haar woning een groot aantal hennepplanten aanwezig gehad.
De rechtbank overweegt dat de uit hennepplanten te verkrijgen stof bij gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar daarnaast direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Verdachte heeft louter uit financieel gewin gehandeld. De rechtbank betrekt in de strafmaat dat een zeer korte periode van aanwezigheid van hennep bewezen is verklaard.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met voormelde vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte. De raadsvrouw heeft betoogd dat in de strafmaat rekening gehouden dient te worden met de omstandigheid dat verdachte door de burgemeester drie maanden de toegang tot haar woning is ontzegd. De rechtbank houdt tevens rekening met de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 03 september 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank is gelet op de hiervoor vermelde overwegingen van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand en een werkstraf voor de duur van 120 uren, uit het oogpunt van normhandhaving niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden is.

Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer

De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien:
  • met behulp van de assimilatielampen het bewezen verklaarde feit is begaan;
  • de cocaïne aan de verdachte toebehoort en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door haar begane feit en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten;
en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
gevangenisstrafvoor de duur van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
- een
taakstrafbestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
23 assimilatielampen en cocaïne.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp:
- een sleutel.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter,
en mr. C.M.M. Oostdam en mr. J.J. Schoemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 oktober 2014,
zijnde mr. Schoemaker buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 82ev van het proces-verbaal politie Drenthe, registratienummer: PL033E-2013083709 (het PV)