ECLI:NL:RBNNE:2014:5104

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
920018-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot een werkstraf voor het aanwezig hebben van hennepplanten

Op 21 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het aanwezig hebben van ongeveer 626 hennepplanten. De verdachte was niet verschenen tijdens de zitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. M.R.M. Schaap. De tenlastelegging betrof het opzettelijk telen en aanwezig hebben van hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

Tijdens de zitting heeft de officier van justitie een werkstraf van 180 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden geëist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij opzettelijk de hennepplanten had geteeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de primaire tenlastelegging, maar heeft wel vastgesteld dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van de hennepplanten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 30 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en het feit dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijke overtreding was veroordeeld. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. H.H.A. Fransen als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/920018-14
Vonnisvan de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 07 oktober 2014.
De verdachte is niet verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen. Deze is door de verdachte uitdrukkelijk gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 04 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Midden-Drenthe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk
geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [pleegplaats]) (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van ongeveer 626, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld
op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 04 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Midden-Drenthe,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [pleegplaats] (een)
hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 626, althans een groot
aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel
vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel
3a, vijfde lid van die wet.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie mr. E.R. Tjepkema acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
 een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis;
2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het
primairtenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit -evenals de raadsvrouw van verdachte- niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte
opzetheeft gehad op één of meer in de tenlastegelegde omschreven gedragingen.

Bewijsmotivering

De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte ook van het
subsidiairtenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, wegens het ontbreken van het bewijs(minimum). Tevens heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte ten onrechte niet is gewezen op zijn verschoningsrecht ten aanzien van zijn vrouw (tevens medeverdachte). Door dit vormverzuim dient zijn verklaring voor het bewijs te worden uitgesloten.
De rechtbank kan zich niet vinden in de zienswijze van de raadsvrouw ten aanzien van het verschoningsrecht, nu hetgeen zij heeft aangevoerd geen steun vindt in de wet of het recht. Het wijzen op bedoeld verschoningsrecht dient alleen te geschieden als er sprake is van het afleggen van een getuigenverklaring, hetgeen hier niet aan de orde is.
De rechtbank is -anders dan de raadsvrouw- van oordeel dat op basis van na te vermelden bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 626 hennepplanten in zijn schuur bij een door hem bewoonde woning.
De rechtbank heeft voor het bewijs acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Op 4 december 2014 wordt er bij perceel [pleegplaats] in een schuur in de tuin van de woning van verdachte 626 hennepplanten aangetroffen. [1] Aan de achterzijde van de schuur ontbraken een aantal planken waar een mechanische afzuiging hoorbaar was en enkele flexibele slangen hingen waar een warme luchtstroom uitkwam met een specifieke hennepgeur.
[echtgenote] verklaarde [2] dat zij en haar man (verdachte) eigenaren en bewoners zijn van het perceel [pleegplaats] en dat in een los van de woning staande schuur achter de woning een hennepplantage aanwezig is.
Verdachte verklaart [3] dat hij samen met zijn vrouw eigenaar en of bewoner is van het perceel[pleegplaats].

Hetgeen de rechtbank bewezen acht

De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 04 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Midden-Drenthe, aanwezig heeft gehad in een pand aan de [pleegplaats]een hoeveelheid van ongeveer 626 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Kwalificatie

Het subsidiair bewezen geachte levert op:
handelen in strijd met een in artikel 3 onder C van de Opiumwet geven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet.

Strafbaarheid

De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.

Strafmotivering

De rechtbank heeft bij de bepaling van de hierna te vermelden straf rekening gehouden met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft in een schuur bij zijn woning een groot aantal hennepplanten aanwezig gehad.
De rechtbank overweegt dat de uit hennepplanten te verkrijgen stof bij gebruik niet alleen schadelijk is voor de volksgezondheid, maar daarnaast direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met voormelde vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw van verdachte. De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. De rechtbank houdt tevens rekening met de inhoud van het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 03 september 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van een soortgelijke overtreding is veroordeeld.
De rechtbank is gelet op de hiervoor vermelde overwegingen van oordeel dat een werkstraf voor de duur van 60 uren, uit het oogpunt van normhandhaving niet alleen gerechtvaardigd, maar ook passend en geboden is.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
- een
taakstrafbestaande uit 60 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 30 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen , voorzitter,
en mr. C.M.M. Oostdam en mr. J.J. Schoemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 oktober 2014,
zijnde mr. Schoemaker buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.op pagina 82ev van het proces-verbaal politie Drenthe, registratienummer: PL033E-2013083709 (het PV)
2.op pagina 76ev van het PV
3.op pagina 76ev van het PV