ECLI:NL:RBNNE:2014:5100

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
21 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
950346-13
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van openlijke geweldpleging en mishandeling met eisen aan fotoconfrontatie

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die op 1 september 2013 in Assen openlijk geweld zou hebben gepleegd tegen de benadeelde partij, heeft de rechtbank Noord-Nederland op 21 oktober 2014 uitspraak gedaan. De verdachte, bijgestaan door advocaat mr. H.A. Koning, werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de bewijsvoering niet wettig en overtuigend was. De getuige die de verdachte had herkend, had dit gedaan aan de hand van een fotoconfrontatie, maar de eisen voor een betrouwbare herkenning waren niet nageleefd. De rechtbank stelde vast dat de herkenning van de verdachte door de getuige niet voldoende werd ondersteund door andere bewijsmiddelen. Bovendien was er geen bewijs dat de verdachte op het moment van de geweldpleging aanwezig was op de plaats delict.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De benadeelde partij werd geadviseerd om zijn vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De kosten werden door de rechtbank aan beide partijen opgelegd. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. J.J. Schoemaker als voorzitter, en is op 21 oktober 2014 openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Assen
Parketnummer 18/950346-13
Vonnisvan de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 21 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], thans uit andere hoofde verblijvende in [verblijfplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad, na verwijzing door de politierechter, op 07 oktober 2014.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. H.A. Koning, advocaat te Meppel.

Tenlastelegging

De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 1 september 2013, te [pleegplaats], althans in de gemeente Assen,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval
op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
[slachtoffer], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen tegen het
hoofd/gezicht van die [slachtoffer] en/of het schoppen en/of trappen tegen het
lichaam van die [slachtoffer], toen die [slachtoffer] ten val was gekomen;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 september 2013, te [pleegplaats], althans in de gemeente Assen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend [slachtoffer] (tegen het hoofd/gezicht) heeft geslagen en/of
gestompt en/of tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,
waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. B.D. van der Burg acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
4 maanden gevangenisstraf, waarvan 2 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met
een proeftijd van 3 jaren;
 toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] ten bedrage van
€ 880,24, vermeerderd met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de
schadevergoedingsmaatregel.

De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

Vrijspraak

De verdachte dient van het primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt hierbij dat uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat degene die geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer] een lange Marokkaan zou zijn met een gouden tand en een geprononceerde neus. Verdachte voldoet weliswaar aan deze omschrijving maar die is weinig specifiek. [getuige] heeft consistent verklaard dat zij verdachte als dader heeft herkend van door de familie van aangever geselecteerde en aangeleverde foto’s van internet, maar haar herkenning wordt niet wezenlijk ondersteund door andere verklaringen. De rechtbank overweegt hierbij dat er in geval van een fotoconfrontatie eisen worden gesteld aan de wijze waarop fotoherkenning dient plaats te vinden, onder andere met betrekking tot de selectie van foto’s en de wijze waarop aangevers en getuigen met die selectie worden geconfronteerd. Deze eisen worden gesteld om de betrouwbaarheid van een mogelijke herkenning zoveel als mogelijk te waarborgen. Deze procedure is in de onderhavige strafzaak niet nageleefd. Aan de enkele stellige herkenning van verdachte door [getuige] kan daarom geen doorslaggevende betekenis worden toegekend. Daar komt bij dat er geen enkel ander bewijsmiddel voorhanden is dat verdachte ten tijde van de geweldpleging op de plaats van het delict aanwezig was.

Benadeelde partij [slachtoffer]

De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Beslissing van de rechtbank

De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter,
en mr. H.H.A. Fransen en mr. C.M.M. Oostdam, rechters,
in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 21 oktober 2014,
zijnde de voorzitter buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.