ECLI:NL:RBNNE:2014:5096

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2014
Publicatiedatum
20 oktober 2014
Zaaknummer
830263-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en mishandeling van vriendin met voorwaardelijke gevangenisstraf en behandeling verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 15 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging en mishandeling van zijn vriendin. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 15 augustus 2014 zijn vriendin heeft bedreigd met de dood en haar meermalen heeft mishandeld. De bedreigingen omvatten expliciete uitspraken zoals 'Ik vermoord je' en 'Ik steek je dood'. De mishandelingen bestonden uit slaan, schoppen en aan de haren trekken, wat leidde tot letsel en pijn bij de aangeefster. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft hierbij benadrukt dat het van groot belang is dat de verdachte behandeld wordt voor zijn ernstige verslavingsproblematiek, die een rol speelde bij de gepleegde feiten. De verdachte was ten tijde van de feiten onder invloed van alcohol en GHB, en had eerder soortgelijke delicten gepleegd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een voorwaardelijke straf had geëist, en heeft de verdachte onderworpen aan bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een klinisch behandelprogramma. De rechtbank heeft ook een gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830263-14
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/830636-13
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 15 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Groningen,
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Zwolle, Huub van Doornestraat 15 te Zwolle.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
1 oktober 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Skála, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. P.H.S. van Rest.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2014 te Groningen
[aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever]
dreigend de woorden toegevoegd :"Ik vermoord je, Ik snij je hoofd eraf, Ik
steek je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 8 tot en met 15 augustus 2014 in de
gemeente Groningen
meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te
weten [aangever]), heeft gestompt en/of geslagen en/of getrapt en/of geschopt
en/of aan de haren getrokken, waardoor deze (telkens) letsel heeft bekomen
en/of (telkens) pijn heeft ondervonden;
In de tenlastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
(ten aanzien van feit 1)
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2014, opgenomen op pagina 3 t/m 6 van dossier nr. PL01KC 2014089491 d.d. 19 augustus 2014, inhoudende de verklaring van aangeefster
[aangever]:
Op 12 augustus 2014 ben ik samen met [verdachte] naar het Hampshire Hotel in Groningen gegaan. Vandaag kreeg ik weer ruzie met [verdachte]. [verdachte] ging weer dreigen. Hij wilde mij afmaken en doden. Ik had de overtuiging dat hij dat ging doen.
Een proces-verbaal d.d. 18 augustus 2014, opgenomen op pagina 9 en 10 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige]:
Op 15 augustus 2014 zat ik in het Hampshire Hotel in Groningen. In kamer 118, de kamer naast mij, zaten een man en een vrouw. Ik hoorde geschreeuw uit kamer 118. Ik hoorde een mannenstem zeggen "ik vermoord je", "ik snij je hoofd eraf" en "ik steek je dood".
(ten aanzien van feit 2)
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2014, opgenomen op pagina 3 t/m 6 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangever]:
Vorige week vrijdag of zaterdag werd [verdachte] in één keer boos. Hij haalde hard met een arm naar mij uit. Ik vernam dat zijn arm mij raakte. Ik had op mijn rechterpols een blauwe plek. Vandaag kreeg ik weer ruzie met [verdachte]. Hij heeft mij een aantal malen geschopt en geslagen. Hij heeft mij overal geraakt. Ik heb her en der blauwe plekken op mijn lijf. Ik kan me herinneren dat hij mij op mijn bovenbeen heeft geschopt. Op mijn bovenbeen zit een blauwe plek. Ik heb nu ook last van mijn bovenbeen. In de tussentijd ben ik meerdere malen door [verdachte] mishandeld. De mishandelingen bestonden uit aan mijn haren trekken, slaan en schoppen.
Een proces-verbaal d.d. 15 augustus 2014, opgenomen op pagina 7 en 8 van voormeld dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2]:
[verdachte] gaf aan dat zij een paar dagen eerder al door haar vriend,[verdachte] is geslagen. Wij zagen blauwe plekken op haar armen.
De door getuige [aangever] op de terechtzitting van 1 oktober 2014 afgelegde verklaring:
[verdachte] heeft mij op 8 of 9 augustus 2014 geslagen, waarna ik een blauwe plek had. In de periode van 12 tot en met 15 augustus 2014 ben ik door [verdachte] geschopt en geslagen en heeft hij aan mijn haren getrokken.
Bewezenverklaring
Gelet op voormelde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 15 augustus 2014 te Groningen [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik vermoord je, ik snij je hoofd eraf, ik steek je dood.";
2.
hij in de periode van 8 tot en met 15 augustus 2014 in de gemeente Groningen, meermalen, telkens opzettelijk mishandelend [aangever], heeft geslagen en/of geschopt en/of aan de haren getrokken, waardoor deze telkens letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
2. mishandeling, meermalen gepleegd.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde te veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden met een proeftijd van 3 jaar en daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals gesteld bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 6 maart 2014, alsmede een klinische behandeling zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een straf, zoals gevorderd door de officier van justitie. Met betrekking tot de bijzondere voorwaarden heeft de raadsman verzocht de deelname aan een CoVa-training te vervangen door het volgen van psychotherapie. Daarnaast heeft de raadsman verzocht de proeftijd te stellen op 2 jaar.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de over hem opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zijn vriendin bedreigd en meermalen mishandeld door haar te slaan, te schoppen en aan het haar te trekken. Verdachte heeft daarmee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn vriendin en bij haar gevoelens van angst veroorzaakt. Verdachte was ten tijde van het plegen van deze feiten zwaar onder invloed van drank en GHB.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van soortgelijke delicten. Daar komt bij dat verdachte ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd liep ter zake een veroordeling wegens onder meer mishandeling van zijn vriendin. Verdachte heeft zich hierdoor niet laten weerhouden opnieuw in de fout te gaan.
Uit de omtrent de persoon van verdachte opgemaakte rapportages komt naar voren dat bij verdachte sprake is van ernstige, meervoudige verslavingsproblematiek. Hij is meerdere keren kortdurend klinisch opgenomen geweest. Verslavingszorg Noord Nederland (hierna: VNN) zet in het rapport d.d. 17 september 2014 uiteen dat de terugval in middelen-gebruik in combinatie met recidive noopt tot een zwaardere inzet van behandelmogelijkheden teneinde een gedragsverandering bij verdachte teweeg te kunnen brengen met als doel een vermindering van de kans op recidive. Verdachte is inmiddels (opnieuw) aangemeld bij het IFZ (Indicatiestelling Forensische Zorg) waarna een indicatie is afgegeven voor het Intramuraal Centrum (hierna: IMC) te Eelde. Deze opname dient als voorbereiding voor een tien maanden durend behandelprogramma in de kliniek Hoog-Hullen. Verdachte kan op
16 oktober 2014 worden opgenomen in het IMC.
De rechtbank acht het van groot belang dat verdachte wordt behandeld voor zijn ernstige verslavingsproblematiek, welke behandeling kan starten op 16 oktober 2014. De rechtbank zal daarom volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door VNN.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een CoVa-training of psychotherapie als bijzondere voorwaarde op te leggen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 6 maart 2014, gewezen door de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen (met aftrek van voorarrest), waarvan 159 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De proeftijd is ingegaan op 21 maart 2014. De hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd en verdachte heeft daarmee de in voormeld vonnis gestelde algemene voorwaarde niet nageleefd.
De officier van justitie heeft bij schriftelijke vordering d.d. 21 augustus 2014 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
Ter terechtzitting van 1 oktober 2014 heeft de officier van justitie zijn vordering aangepast, in die zin dat hij een gedeeltelijke tenuitvoerlegging heeft gevorderd, zodat verdachte vanuit zijn detentie op 16 oktober 2014 met zijn behandeling kan starten. De raadsman heeft zich met dit standpunt verenigd.
De rechtbank zal, onder verwijzing naar hetgeen is overwogen omtrent het belang van behandeling van de verslavingsproblematiek van verdachte, de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gelasten van de hem bij voornoemd vonnis van 6 maart 2014 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, zodanig dat de vrijheidsbeneming zal eindigen op
16 oktober 2014.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf
nietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op
3 jaar, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich meldt bij de reclassering van VNN, Canadalaan 1 te Groningen, zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht;
2. dat veroordeelde zich gedurende maximaal 12 maanden, op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling, klinisch zal laten behandelen in het IMC en vervolgens in Hoog-Hullen te Eelde, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
3. dat veroordeelde zich zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
4. dat veroordeelde meewerkt aan de geïndiceerde ambulante nazorg, zolang de reclassering dit tijdens de proeftijd noodzakelijk acht.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
18/830636-13:
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de
gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in het arrondissement Noord-Nederland d.d. 6 maart 2014, en wel voor een deel groot
59 dagen.
Wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, voorzitter, mr. P.H.M. Smeets en
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg, rechters, bijgestaan door A.W. ten Have-Imminga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2014.