In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 76-jarige man, die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met zijn kleindochter in de periode van 2002 tot 2006. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De voorwaardelijke straf is gekoppeld aan de verplichting om een behandeling te ondergaan.
De zaak kwam aan het licht door een aangifte van de kleindochter, die verklaarde dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen bij haar had gepleegd, terwijl zij nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte als bewijs gebruikt. De officier van justitie had een zwaardere straf geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de door de verdediging voorgestelde geheel voorwaardelijke straf niet recht deed aan de ernst van de feiten.
Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de hoge leeftijd van de verdachte, het feit dat de misdrijven lange tijd geleden zijn gepleegd, en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank benadrukte de impact van de daden op het slachtoffer en de schending van de vertrouwensband tussen grootouder en kleinkind. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en behandeling bij een forensische psychiatrische instelling.