ECLI:NL:RBNNE:2014:5021

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 oktober 2014
Publicatiedatum
15 oktober 2014
Zaaknummer
850044-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op winkelbedrijf met geweld en bedreiging

Op 13 oktober 2014 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een winkelbedrijf in Pekela op 23 december 2013. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.C. van Linde, werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij hij samen met mededaders een bivakmuts droeg en een mes en pepperspray gebruikte om medewerkers van de winkel te bedreigen. Tijdens de overval werd een bedrag van ongeveer € 300,00 gestolen. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen, waaronder die van medewerkers van de winkel en andere getuigen, als bewijs gebruikt. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kon worden bewezen, terwijl de verdediging aanvoerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van getuige [getuige 1] betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de slachtoffers van de overval. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de overval op de slachtoffers en de ernst van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Locatie Groningen
Parketnummer: 18/850044-14

vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken

d.d. 13 oktober 2014 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
wonende te[woonplaats], thans verblijvende [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 september 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.C. van Linde, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie werd ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. N. Baarsma.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Pekela, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een winkelpand gevestigd aan de [pleegplaats]
, heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan het [winkelbedrijf], in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen een of meer medewerkers van genoemd winkelbedrijf (genaamd
[medewerker 1] en/of [medewerker 2] en/of[medewerker 3] en/of [medewerker 4]), gepleegd
met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
- volgens een van tevoren gemaakt plan, met een bivakmuts over het hoofd
getrokken, genoemd winkelbedrijf is/zijn binnengedrongen, en/of
- een vuurwapen en/of een (groot) mes heeft/hebben gericht op en/of getoond
aan en/of gehouden op een of meer van genoemde medewerkers, en/of
- een of meer van genoemde medewerkers heeft/hebben vastgepakt en/of
(vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of over de grond
heeft/hebben getrokken/gesleurd, en/of
- op dreigende toon tegen een of meer van genoemde medewerkers heeft/hebben
geroepen: "liggen, liggen" en/of "telefoons, telefoons" en/of "kluis, kluis"en/of "snel, snel",
althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- met pepperspray heeft/hebben gespoten.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de bewijsmiddelen in het dossier, in onderling verband beschouwd. De verklaringen van [getuige 1] zoals afgelegd bij de politie in juni en juli 2014 zijn daarbij een belangrijke bouwsteen. [getuige 1] is bij de rechter-commissaris gedeeltelijk teruggekomen op deze verklaringen bij de politie. Nu de verklaringen die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd gedetailleerd en consistent zijn en voorts steun vinden in de overige bewijsmiddelen, gaat de officier van justitie echter uit van de bij de politie afgelegde verklaringen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman is van mening dat er in het dossier geen enkel technisch bewijs aanwezig is in de richting van verdachte. De verklaring van getuige [getuige 1]is van belang voor een eventuele bewezenverklaring. De verklaring van deze getuige is echter inconsistent en warrig en derhalve onbetrouwbaar en kan dan ook niet dienen voor het bewijs. Zonder de verklaring van [getuige 1] is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.

Beoordeling

De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen, telkens zakelijk weergegeven.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 december 2013, opgenomen op pagina 410 e.v. van dossier nummer 2013135622 d.d. 20 augustus 2014, inhoudende de verklaring van [medewerker 1] zakelijk weergegeven (bedrijfsleider van de [winkelbedrijf]Groningen):
Vandaag, maandag 23 december 2013 omstreeks 07:50 uur, kwam ik bij de [winkelbedrijf] te
[pleegplaats] in de gemeente Pekela. Ik ben samen met nog twee collega's, [medewerker 4] en [medewerker 2] via de ingang naar binnen gegaan. Om 08:00 uur hoorde ik dat de bel van de winkel ging. Ik liep naar de deur toe en zag toen dat [medewerker 3] voor de deur stond. Op het moment dat [medewerker 3] naar binnen wilde zag ik opeens dat drie personen de winkel in kwamen. Ik zag dat deze personen bivakmutsen droegen. Ik zag dat [medewerker 3] van achteren werd vastgepakt door een overvaller en naar de kantine werd geduwd. Ik zag dat een van de overvallers met een mes naar mij toe liep en dit mes op mijn keel zette. Vervolgens voelde ik dat ik werd vastgepakt bij mijn rechterarm en ik werd ook naar de kantine meegenomen. Ik werd door de persoon die mij meenam op de grond gegooid. Ik hoorde dat de overvaller hierbij riep: "liggen, liggen". Ik zag dat [medewerker 3] en [medewerker 2] ook in deze ruimte op de grond lagen. Nadat ik door deze overvaller op de grond was gegooid hoorde ik dat er werd geroepen: "telefoons, telefoons, telefoons". Nadat de telefoons waren ingeleverd hoorde ik dat er door de overvallers werd geroepen: "kluis, kluis". Op dat moment dat dit werd geroepen had ik echt de indruk dat wij allemaal zouden worden neergestoken. Dit kwam omdat de overvallers het mes steeds dichter bij ons hielden. Ik voelde dat ik door een van de overvallers werd vastgepakt bij mijn arm en werd meegetrokken naar kantoor. Ik ben naar de kluis gelopen. Ik zag dat de overvallers direct naast mij bleven staan. De overvaller trok mij met geweld achter zich aan. Ik zag dat hij hierbij nog steeds het mes in zijn andere hand vasthield. Opeens hoorde ik dat er iets in de kantineruimte werd gespoten. Ik zag dat de overvallers alleen het kleingeld hebben kunnen meenemen. Ik denk in totaal ongeveer € 300,00.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 december 2013, opgenomen op pagina 416 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker 1], zakelijk weergegeven:Ook riep hij de hele tijd "snel, snel".
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 23 december 2013, opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Op maandag 23 december 2013, omstreeks 08.00 uur, reed ik over de [straat 2] in [pleegplaats] en stak de [pleegplaats] over. Ik zag dat een meisje wegrende vanuit de richting van [winkelbedrijf]en ik hoorde dat zij daarbij gilde. Ik zag dat vrijwel meteen achter dit meisje, een drietal personen achter haar aanrenden. De kleding die deze personen droegen was helemaal zwart en volgens mij hadden ze alle drie gezichtsbedekking. Ik zag dat zij in een kleine donkere personenauto stapten, die geparkeerd stond aan de [straat 2], vrijwel direct op de hoek van deze straat met de [pleegplaats].
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 10 juni 2014, opgenomen op pagina 291 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4] [1] , zakelijk weergegeven:
Vorige week was ik bij mijn cliënt en werd mij door mijn cliënt het volgende verteld: Ik ben bevriend met [getuige 1]. [getuige 1] heeft een relatie met [medeverdachte 1] en hij heeft samen met zijn broer [verdachte] en een mij onbekende derde persoon de overval op de [winkelbedrijf] in [pleegplaats] gepleegd. Bij de overval is een gele [auto] gebruikt. Deze is de dag voor de overval zwart overgespoten en is enkele dagen na de overval naar een sloopbedrijf gebracht. Voorafgaand aan de overval is er met deze [auto]gepost.
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 12 juni 2014, opgenomen op pagina 294 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Ze hebben voor die tijd gepost. Ze hebben in een auto gereden, een gele. Dit was een gele, maar ze hebben hem later zwart geverfd. Dit betreft de overval op de [winkelbedrijf] in [pleegplaats]. Dit was in december 2013. Twee of drie dagen voor de overval hebben ze op de uitkijk gestaan, volgens mij. Ze wilden weten wat de beste tijd was. Ze waren tot de conclusie gekomen dat ze dat het beste 's ochtends konden doen, want dan is het rustig in [pleegplaats]. Ze hebben de overval met 3 personen gepleegd. [medeverdachte 1], zijn broer [verdachte] en [medeverdachte 2] waren hierbij. [medeverdachte 2] was degene met het mes. [verdachte] liep in het midden en [medeverdachte 1] liep voorop. Ze hadden een samoerai zwaard bij zich. Een flink mes. Die had [medeverdachte 2]. Ze zijn er met een [auto] heen gegaan. Deze was van [medeverdachte 1]. Hij was met de observatie geel. Een dag voor de overval is hij zwart geverfd bij mij thuis. [medeverdachte 1]heeft mij achteraf verteld dat hij als eerste naar binnen is gegaan. Ze hebben zitten schreeuwen en doen. De medewerkers waren behoorlijk angstig. [medeverdachte 1] was behoorlijk agressief. Ze hebben toen een kast leeggehaald met cassettes. Daaruit kwam de buit. De buit hebben ze onderling verdeeld. Eerst zou er iemand anders dan [medeverdachte 2] meegaan. De jongen die eerst mee zou gaan is een vriendje van [kennis].
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 25 juni 2014, opgenomen op pagina 306 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Voordien had [medeverdachte 1] mij aangegeven dat hij de "[auto]" in de garage heeft overgeverfd
met zwarte verf en hij heeft mij meegenomen naar de garage en mij laten zien dat
er zwarte verf op de tegels zat.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juli 2014, opgenomen op pagina 166 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van de verklaring van[getuige 1] d.d. 25 juni 2014 hebben wij op donderdag 3 juli 2014, omstreeks 09.00 uur een onderzoek ingesteld in de garage behorende bij perceel [straat 3] te [plaats 1]. Op de foto's zijn 7 plekken te zien waar stenen zijn overgeverfd/gespoten met donkergroene verf. [2]
Een proces-verbaal verhoor getuige d.d. 7 juli 2014, opgenomen op pagina 386 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
[verdachte] en [medeverdachte 1] zeiden dat ze de boel wilden overvallen bij de [winkelbedrijf] en ze vroegen of ik daaraan wilde deelnemen. [medeverdachte 1] had een geel of een rood autootje. Die zouden ze zwart verven. [verdachte] en [medeverdachte 1] zeiden dat ik wel even mee kon helpen verven. Ze hadden het er beiden over. Ze hadden het samen uitgedokterd. Ik heb gezegd dat ik het niet ging doen. Ik wist alleen van[medeverdachte 1] en [verdachte]. Na die tijd zouden ze er wel iemand bij geregeld hebben. Ik hoorde later van [kennis] dat dit [medeverdachte 2] was.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er op 23 december 2013 omstreeks 08:00 uur een overval heeft plaatsgevonden bij de [winkelbedrijf] in[pleegplaats] en dat deze overval is gepleegd door 3 personen. Uit onder meer de verklaring van [getuige 1] - de toenmalige vriendin van medeverdachte [medeverdachte 1] - bij de politie afgelegd, blijkt dat deze 3 personen verdachte en zijn twee mededaders zijn. [getuige 1] heeft ten overstaan van de politie gedetailleerd verklaard dat haar toenmalige vriend ([medeverdachte 1]) haar over de overval heeft verteld en daarbij gedetailleerd verklaarde over zijn rol en de gang van zaken voor, tijdens en na de overval. De rechtbank acht deze verklaring van [getuige 1] afgelegd ten overstaan van de politie betrouwbaar, nu hetgeen door [medeverdachte 1] aan [getuige 1] is verklaard in grote lijnen en op essentiële punten aansluit op de aangifte en de overige bewijsmiddelen.
Zo blijkt onder meer dat de verklaring van [getuige 4] overeenkomt met hetgeen [getuige 1] bij de politie heeft verklaard.
Voorts heeft [getuige 2] de daders van de overval zien wegrijden in een
donkergekleurde auto. Er wordt door verschillende getuigen verklaard over het oververven van de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] van geel naar zwart. De auto van [medeverdachte 1] zou zwart zijn geweest ten tijde van de overval. De politie treft, wanneer ze de garage gaan onderzoekt waar de auto volgens [getuige 1] zou zijn overgeverfd, ook daadwerkelijk plekken aan waar te zien is dat er stenen zijn overgeverfd/gespoten. Dit bevestigt de verklaring die [getuige 1] hierover heeft afgelegd. Voorts blijkt uit de stukken in het dossier dat [getuige 5] [3] (een medewerker van [recyclingbedrijf])verklaard heeft dat hij op 6 januari 2014 vanaf het adres [straat 3] te [plaats 1] (het adres van [getuige 1]) een zwarte [auto] heeft opgehaald. Hij heeft gezien dat deze auto gele plekken onder de wielkast had. De auto werd aan hem verkocht door [medeverdachte 1]. Ook heeft [getuige 6] [4] (eveneens medewerker van het voornoemde recyclingbedrijf) verklaard dat hij een kleine zwarte auto heeft gesloopt die geel doorlatend was. De verklaringen van deze medewerkers van het voornoemde recyclebedrijf bevestigen derhalve ook hetgeen diverse getuigen over de auto hebben verklaard.
[getuige 1] verklaart voorts dat er aanvankelijk iemand anders dan [medeverdachte 2] mee zou gaan met de overval, te weten de (toenmalige) vriend van [kennis], de latere[getuige 3]. Dit komt overeen met de verklaring van[getuige 3], Hij verklaart dat[medeverdachte 1] en [verdachte] hem hebben gevraagd mee te doen aan de overval op de [winkelbedrijf].
Al het vorenstaande ondersteunt de verklaring van [getuige 1] en steunt de rechtbank daardoor in haar overtuiging dat de verklaring die [getuige 1] bij de politie heeft afgelegd betrouwbaar is.
Ten aanzien van de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris op 16 september 2014 heeft afgelegd overweegt de rechtbank dat [getuige 1], wanneer er wordt doorgevraagd op essentiële punten, zich deze essentiële dingen niet meer kan herinneren of hier opeens anders over verklaart, hetgeen door tijdsverloop en /of druk van buiten zou kunnen komen. Dit terwijl ze, zoals hiervoor reeds overwogen, bij de politie op essentiële punten, overeenkomstig de overige bewijsmiddelen/ verklaringen in het dossier, verklaart. De rechtbank acht de verklaring die [getuige 1] bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, derhalve niet betrouwbaar. Dat deze verklaring onder ede is afgelegd, doet daaraan niets af.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de zaak ook meegewogen dat uit diverse OVC-gesprekken de betrokkenheid van verdachte naar voren komt. Zo worden in het op 13 maart 2014 opgenomen OVC-gesprek tussen[persoon 1] en [persoon 2] de namen [medeverdachte 1]’(in samenhang met gele auto) en ‘[verdachte]’ genoemd.
In het telefoongesprek tussen[persoon 1] en haar [moeder], zegt[persoon 1] dat ze hoopt dat ‘die Boogie’ [5] alles gaat vertellen.
In het telefoongesprek tussen[persoon 1] en haar[moeder] op 16 juni 2014,
vertelt[persoon 1] haar moeder dat de daders van de [winkelbedrijf] zijn aangehouden. Er is één uit
[plaats 2], één uit [plaats 1] en één uit[plaats 3] aangehouden. Dit sluit exact aan bij de feiten, mede gelet op het feit dat medeverdachte [medeverdachte 2] niet bij zijn vriendin inwoont [6] .
Daarnaast blijkt uit een tap van een gesprek tussen[medeverdachte 2] en zijn[vriendin 1] d.d. 15
juli 2014 (waar[medeverdachte 2] belt met zijn vriendin vanuit het HvB) dat [medeverdachte 2] tegen het einde van het gesprek zegt dat hij blij is dat[verdachte] en[medeverdachte 1] zo verstandig zijn en dat als[verdachte] en [medeverdachte 1] zich gewoon aan de afspraken houden alles goed komt. [7]
Voorts heeft de rechtbank bij de beoordeling betrokken dat blijkens de verklaring van [getuige 7] [8] [vriendin 2] (de vriendin van verdachte) en verdachte hebben getracht om [getuige 7] te bewegen te verklaren dat zij verdachte en zijn vriendin de ochtend van de overval uit bed heeft zien komen, om op deze wijze verdachte een alibi te verschaffen.
De rechtbank is gelet op het vorenstaande, in onderling verband beschouwd, van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een van de overvallers op de[winkelbedrijf] is geweest en dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 23 december 2013 te [pleegplaats], gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkelpand gevestigd aan [pleegplaats], heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan het [winkelbedrijf], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging
met geweld tegen medewerkers van genoemd winkelbedrijf (genaamd [medewerker 1] en [medewerker 2] en[medewerker 3] en [medewerker 4]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
- volgens een van tevoren gemaakt plan, met een bivakmuts over het hoofd
getrokken, genoemd winkelbedrijf zijn binnengedrongen, en
- een (groot) mes heeft/hebben gericht op en getoond aan en gehouden op genoemde medewerkers, en
- genoemde medewerkers heeft/hebben vastgepakt en (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en over de grond heeft/hebben getrokken/gesleurd, en
- op dreigende toon tegen genoemde medewerkers heeft/hebben geroepen: "liggen, liggen" en "telefoons, telefoons" en "kluis, kluis" en "snel, snel", en
- met pepperspray heeft/hebben gespoten.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
- Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde te veroordelen tot 4 jaren gevangenisstraf met aftrek van voorarrest. Daarbij heeft zij met name de ernst van het feit aangevoerd, alsmede de enorme impact die de overal op de slachtoffers heeft gehad.

Standpunt verdediging

Nu de raadsman van mening is dat verdachte dient te worden vrijgesproken, heeft hij zich niet uitgelaten over de strafoplegging.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld op de [winkelbedrijf] in [pleegplaats]. Verdachten droegen tijdens de overval bivakmutsen en maakten gebruik van onder meer een kapmes en pepperspray. De medewerkers van de[winkelbedrijf] zijn op brute wijze meegesleurd naar de kantine. Er is een geldbedrag van ongeveer € 300,00 meegenomen en bij het verlaten van het pand is met pepperspray gespoten. Uit het dossier blijkt dat verdachten handelen met een duidelijk vooropgezet plan. De [winkelbedrijf] is doelbewust uitgezocht omdat daar jonge meisjes werken die niet zoveel weerstand zouden bieden. Er is van te voren gepost omdat verdachten wilden weten wat de beste tijd was voor een overval.
Dit feit heeft in het bijzonder op de bij de overval bedreigde personeelsleden een negatieve en grote impact, voornamelijk bestaande uit psychische schade. Uit de schriftelijke slachtofferverklaringen blijkt ook dat de slachtoffers er ook nu nog negatieve gevolgen van ondervinden. Voorts schokt een dergelijk ernstig feit de maatschappij als geheel en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid en angst. De rechtbank acht voor een dergelijk feit dan ook een gevangenisstraf van aanzienlijke duur aangewezen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf ook rekening gehouden met het feit dat verdachte al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Alles afwegend acht de rechtbank de strafeis zoals door de officier van justitie geformuleerd dan ook passend en geboden.

Benadeelde partijen

Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd: [medewerker 1],[medewerker 3] en [winkelbedrijf]. De benadeelde partijen hebben opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partij [medewerker 1] en[medewerker 3] inclusief wettelijke rente, hoofdelijk kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering van de [winkelbedrijf] kan, na correctie van de foutieve optelling in deze vordering (bedrag na correctie is € 4.818,66) eveneens hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel worden toegewezen.

Standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vorderingen van de benadeelde partijen nu hij van mening is dat verdachte dient te worden vrijgesproken.

Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen voldoende zijn onderbouwd. Voorts zijn de vorderingen niet gemotiveerd bestreden. De gestelde schade is naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende aannemelijk geworden en de rechtbank zal de vorderingen derhalve inclusief wettelijke rente en hoofdelijk toewijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De rechtbank merkt ten aanzien van de vordering van[winkelbedrijf] op dat, nu in deze vordering sprake is van een foutieve optelling, de rechtbank het bedrag na correctie van de foutieve optelling zal toewijzen, te weten
€ 4.818,66.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT:

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.

Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [medewerker 1] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.250,00 (zegge: twaalfhondervijftig euro ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[medewerker 1], te betalen een bedrag van € 1.250,00 (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [medewerker 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij[medewerker 3] toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.250,00 (zegge: twaalfhondervijftig euro ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer[medewerker 3]
, te betalen een bedrag van € 1.250,00 (zegge: twaalfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 22 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer[medewerker 3], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van [winkelbedrijf]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.818,66 (zegge: vierduizend achthonderdachttien euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van [winkelbedrijf]te betalen een bedrag van € 4.818,66 (zegge: vierduizend achthonderdachttien euro en zesenzestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 december 2013, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 58 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van [winkelbedrijf], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.L. Stuiver, voorzitter, mr. L.H.A.M. Voncken en
mr. C. Krijger, rechters, bijgestaan door mr. E.A.B.de Jong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2014.

Voetnoten

1.coördinatrice bij een zorginstelling in Drenthe.
2.Zie ook bijbehorende foto's op pagina 168 e.v. van voornoemd dossier.
3.Zie pagina 321 van voornoemd dossier
4.Zie pagina 359 van voornoemd dossier
5.Zie pagina 151 van voornoemd dossier
6.Zie PV Bevindingen op pagina 198 van voornoemd dossier;
7.Zie PV Bevindingen, pagina 181 van voornoemd dossier
8.Zie pagina 335 e.v. van voornoemd dossier